BUITENLAND. Aan de Noordelijke punt van Sumatra, een der grootste eilanden van Neêrlandsch Oost- Indië, ligt liet onafhankelijke rijk Atchin een rijk met een grootsch verleden maar deerlijk in verval, zoowel door inwendige verdeeldheid als door volksondeugden. De tegenwoordige vorst van het rijk, nau welijks vijftien jaren oud, wordt beheerscht door de grooten des lands. En welke grooten?! Mannen, die in roof en afpersing een ruim middel van bestaan vindenmannen, die als dweepzieke volgelingen van Moliamed elke on rechtvaardigheid een christenhond" aange daan, als eene groote deugd beschouwen. Er is wellicht in de gansche Oost-Indische eilandengroep geen volk, dat meer roof pleegt, dan de Atchineezen schepen, koopwaren, men- schen, alles is hun welkome buit. Zulk een staat, zulk een volk in de onmiddelijke nabijheid van Neêrland's gebied, geeft al weinig bewijs van Neêrland's zedelijken invloedzal men zeggen. En zeker zou die aanmerking ge grond zijn, zoo ons grondgebied zich reeds lang tot in de nabijheid van Atchin had uitgestrekt; maar' eerst gedurende de laatste 50 jaren is onze macht op Sumatra van eenig gewicht ge worden. Juist omdat onze werkelijke macht op Sumatra nog betrekkelijk jong is, kwamen in onze dagen op Sumatra herhaaldelijk expe- ditiën voor. Ieder volk toch is gaarne meester in zijn eigen land, al laat bestuur en volks geest er veel te wenschen over, en het duurt vaak heel langeer men de overtuiging ge vestigd heeftdat het doel niet isoverwin ningen te maken of zich met het binnenlandsch bestuur te bemoeien. Een gewapende aanval op dergelijke rijken van onze zijde zou ook zeer slecht passen in de vrijzinnige beginselen der negentiende eeuw, als 't ons te doen was om uitbreiding van grondgebied. Maar dat is het doel niet. De Staat is verplicht de vrijheid van anderen te eerbiedigen, mits die anderen ook hare vrij heid onbesnoeid laten. De Atchineezen doen dit niet. Herhaaldelijk ondernamen ze roof tochten op Neêrland's grondgebied of in staten, die Nederland tot haar beschermer hadden gekozen. Door zee- en strandroof belemmeren ze den handel en alle vertoogen werden be antwoord met vleiende beloften, die nooit ver vuld zijn. Reeds jaren was eene zending van troepen noodzakelijk geworden ter bescherming van handel en scheepvaart, maar de invloed dien Engeland over Atchin had, de gewaande mach tigheid van dit rijk en onze geringe macht op Sumatra maakten dat men de zaak niet aandurfde. Nu evenwel Engeland ons sedert verleden jaar op Sumatra de handen heeft vrij gegeven en wij de zedelijke verplichting op ons hebben genomen zoowel den vreemden als onzen handel te beschermen, nu allengs gebleken is, dat de macht van Atchin meer in naam dan inderdaad bestaatnu Neêrland's macht op Sumatra meer te beduiden heeftnu is eene expeditie mogelijk en plichtmatig. 't Is zeker niet opwekkend voor een Neder lander, die alle oorlogen verfoeit, wanneer hij bedenkt, dat wellicht binnen weinige maanden talrijke menschenlevens zullen vernietigd zijn door lood en staal, want de onlusten hebben een bedenkelijk aanzienmaar de ijzeren nood zakelijkheid gebiedt het. Wat zal de afloop zijn? Wij weten het niet. Er is wel eens beweerddat de eerste ex- peditiën altijd mislukken om de Nederlandsch- Indische Regeering te leeren de zaken ernstiger aan te vatten. Door schade en schande wordt men wijsmaar men kan ook zonder schade en schande wijs worden. Wij verwachten van de Regeering, dat zij, door de ondervinding geleerd, van het begin aan met ernst handelen zal. En zoo ergensdan is dit hier noodig. Atchin is moeielijk genaakbaar, het binnenland weinig bekend en de Atchinees roekeloos dapper. De Staats-Courant bevat betrekkelijk Atchin het volgende bericht. „Blijkens de heden per mail van de Indische Regeering ontvangen berichten, zou de naar Atchin te zenden militaire macht bestaan uit vier bataljons infanterie (waarvan één waar schijnlijk uit barissans van Madura bestaande de overige zijn niet genoemd), een halve battery getrokken vierponders en een halve batterij berghouwitsers met acht mortieren, een com pagnie sappeurs en misschien een detachement cavalerie. Voorts zouden een duizendtal dwang arbeiders of vrije koelies medegaan. 2 De generaal-majoor J. II. R. Kohier zou de expeditie, de kapitein ter zee J. F. Koopman de zeemacht commandeeren. Andere officieren zijn niet genoemd. Vijf groote particuliere stoomschepen: de Mackinnon, Gouverneur- Generaal Mijer, Willem 111, Sophia en Baron Sloet van de Beele, en verschillende bekwame koopvaardijschepen wa ren beschikbaar voor het vervoer der troepen." Yan Padang dd. 5 Februari schrijft men nog, dat men te Anah Laboe van den Sultan van Atchin de mededeeling heeft ont vangen, volgens welke hij in antwoord op den be kenden brief van hetNed.-Indisch gouvernement aan den Gouv.-Gener. zou hebben te kennen gegeven, »dat hySultan van Atchin enz., in vrede wenscht te leven met het gouverne ment, doch niet kan en ook niet wil toestaan, dat men zich met de aangelegenheden van zijn rijk bemoeitoverigens verzocht Z. M. dringend van het aangekondigd bezoek eener Nederlandsche commissie verschoond te mo gen blijven." Het vertrek van het stoomschip Djamhi met de heeren Kradyenhoffen Kockeritz naar de hoofdplaats van Atchin, zou dus met dit ont vangen antwoord in verband kunnen staan. Uit den Haag wordt gemeldt, dat de Regeering een onderzoek voorbereidt ter be antwoording der in den laatsten tijd vaak be sproken vraag, of en in hoeverre 't wenschelijk mag worden geacht, de postkantoren tevens tot spaarbanken in te richten. Dat het der Regeering ernst is en blijft met de census-herziening, bewijst de mede deeling, volgens welke de Minister van Bin- nenlandsche Zaken zich reeds vóór 14 dagen in betrekking gesteld heeft met de Commis sarissen des Konings in de provinciën, en een aantal vraagpunten betrekkelijk den census aan hun oordeel onderworpen heeft, waarover het toegezegde nader onderzoek zou behooren te loopen. Men schrijft uit den Haag aan de Arnh. Ct. »Het voornemen bestaat nu om den 22 April de Tweede Kamer weder bijeen te roepen, maar of men dan dadelijk de organisatietaak op nieuw bij de hand zal nemen is zeer twijfel achtig, daar voor verschillende andere onder werpen de voorkeur zal verlangd worden. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat eene nieuwe rechterlijke inrichting, zoo ze tot stand komt, te midden van het kermisgewoel in de resi dentie haar beslag zal moeten krijgen." De Haagsche Nieuwsbode deelt met groote ingenomenheid mede, dat aan Nederland, in den vreemde, eene buitengewone onderscheiding is te beurt gevallen, waarop Vorst en Volk met fierheid mogen roemen. Tusschen twee machtige staten van Europa Frankrijk en Engeland is, bij de nadere regeling der handelsbetrekkingen tusschen die Rijken, een verschil van interpretatie ontstaan, dat de Ministers van Buitenlandsche Zaken noch de diplomatie tot eene oplossing konden brengen. Thans hebben de beide Regeeringen, in ge meen overleg en met toestemming van Z. M. den Koning der Nederlanden, de hoogst ver- eerende taak van arbiter in dit geschil opge dragen aan onzen oud-Minister van Financiën en Koloniën, den heer mr. P. P. van Bosse, die deze onderscheiding met welgevallen heeft aangenomen. Voorwaar een bewijs, zegt het blad, dat Neêrland's liberale staatslieden, en Nederland in 't algemeen, in den vreemde nog hoog staan aangeschreven. Vrijdag jl. geraakte het vijfjarig zoontje van eene arme weduwe te Kattendijke in 't water. Eenige oogenblikken later bemerkte men het ongeval en haalde den drenkeling er uit, dan te laat! Alle pogingen om de levensgeesten op te wekken bleven vruchteloos. De moeder, die uit werken was, vernam eerst later den dood van haar lieveling. Wanneer zal toch ieder dorp eene bewaar school hebben? Men schrijft ons uit Kapelle: Door den heer A. Nijssen Az. werd dezer dagen eene oproeping gedaan aan alle land bouwers in deze gemeente, tot het bijwonen eener vergadering op Vrijdag 4 April, ten einde te beraadslagen over een door hem voor gesteld plan, tot het in het leven roepen eener Onderlinge vereeniging, die ten doel heeft om bij verlies van paarden, dat verlies gemeen schappelijk te dragen. Uit de gemeente Kapelle waren meest alle landbouwers opgekomen, doch uit het naburig Biezelinge slechts één enkele. Jammer dat ook niet van deze laatste plaats meer belang stelling in deze zoo nuttige zaak werd betoond. De heer N. had voorloopig eenige statuten samengesteld, en deed de vraag, wie lust had tot de Vereeniging op grond van genoemde statuten, toe te treden. Onmiddelijk verklaar de zich een twaalftal landbouwers bereid me- detewerken om eene dergelijke vereeniging op te richten echter alleen om bij besmettelijke ziekten het verlies van paarden gemeenschap pelijk te dragen. Terstond werd nu eene commissie benoemd om de statuten definitief samentestellen, en de zaak nader te regelen, om dan zoo spoedig mogelijk de deelnemers op te roepen, ten einde, na goedkeuring der statuten, deze aan de goedkeuring van den koning te onderwerpen. Het is wensclielyk, dat nog meerdefe land bouwers toetreden, waartoe nog eenigen tijd gelegenheid bestaat, bij de heeren Nijssen en J. Oele Hz. welke bereid zijn de noodige in lichtingen te verschaffen. Landbouwers te Kapelle en Biezelingetoont, dat bij u de spreuk Eendracht maakt macht," nog in waarde wordt gehouden. Slaat de handen in een een goed doel te bereiken, en elkander te helpen in tijd van nood. Moge ook het voorbeeld te Kapelle gegeven in andere gemeenten navolging vinden. De Gemeenteraad van Amsterdam heeft definitief vastgesteld de verordening op het kosteloos onderwijs voor eenige behoeftige jon gelieden van bijzonderen aanleg, waartoe reeds vroeger was besloten èn in beginsel èn wat betreft het aantal voor iedere inrichting van onderwijs op gemeentekosten aan te wijzen plaatsen. De Nederlandsche bedevaartgangers naar Lourdes zullen den 28 April vertrekken om op den 10 Mei terug te keeren. De reis- en verblijfkosten worden op 200 geraamd. Zij, die verlangen de reis mede te maken, worden in de Tijd uitgenoodigd. om zich zoo spoedig mogelijk onder de initialen J. C. bij het bureau van dat blad aan te melden. KERKELIJKE ZAKEN ONDERWIJS. Tot predikant bij de Hervormde Gemeente te Yerseke is beroepen ds. M. M. de Lint, te Kattendijke. Moerdijk, 4 April. Aan ds. Koeken is kennis gegeven, dat aangezien het Classicaal Bestuur van Breda als Kerkeraad van Moerdijk heeft moeten optreden, de uit zijn midden naar Moerdijk gezonden commissie zich genoodzaakt ziet om, in vereeniging met den Consulent, van den heer Koeken het kerkelijk archief op te vor deren. Genoemde commissie verlangt, dat de heer Koeken onmiddelijk aan deze opvordering voldoen zou. De geschorste predikant was echter niet te huis. (N. R. Ct.) Bestedingen. Vrijdag hebben aan het lokaal van het Provinciaal Gouvernement te Middelburg, bij enkele inschrijving, de volgende aanbestedingen plaats gehad1°. het bou wen van een kaaimuur van een los- en ladingplaats aan het kanaal door Zuid-Beveland; 2°. het maken van eenige buitengewone werken aan de haven te Breskens; 3°. het aanleggen van een in den Zwin en de Diome- depolder gelegen gedeelte van het uitwateringskanaal in het voormalig 4de district van Zeeland, en 4° het eenjarig onderhoud der rijkszeeweringen aan de Oude Hoeve, langs de Noordkust van het eiland Schouwen. Hiervan zijn aannemers geworden, van het 1ste perceel, de heer D. Volkers te Dordrecht, voor ƒ9900; van het 2°. perceel de heer J. Van Male Dz. te Breskens, voor ƒ3928; van het 3 perceel de heer G.J. Herjkens te Millingen voor 93960, en van het 4°. perceel de heer G. Dekkers te Sliedrecht voor ƒ2465. Uit Frankrijk hebben wij zeer belangrij ke berichten. In de Nationale Vergadering van den 1 April was aan de orde de discussie over het wets ontwerp betreffende de gemeentelijke inrichting

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 2