1873. N°. 33.
Dinsdag 18 Blaart. 60ste jaargang.
BEKENDMAKINGEN
van liet Gemeente-bestuur.
Bedijking van Schorren in de Schenge.
BRUG OVER DE HAVEN.
PATENTRECHT.
Vertrek der landmail naar Oost-Iudië,
Het Regeeringsantwoord
op het Censusrapport.
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag
en Vbijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels h/1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald20, c.
OPENBARE VERGADERING van den
BAA li der GEMEEXTE GOES,
op WOENSDAG den 19 MAART 1873,
des avonds ten 7i ure.
1. Mededeelingen, ingekomen stukken.
2. Aanwijzing der commissie voor het Kohier van
den Hoofdelijken Omslag.
3. Benoeming van een lid in de commissie van
toezicht op het Middelbaar Onderwijs,
4. Verzoek van E. L. van Mervennee om afstand
van grond in eigendom.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
in erfpacht geven van grond aan A. Willeboer.
6. Verzoek van den heer A. Nortier Pz. om ont
slag als lid van het armbestuur.
7. Gebruik van gronden aan de slooten langs den
Stationsweg.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren
gen ter kennis van de belanghebbenden, dat volgens
circulaire van heeren Gedeputeerde Staten dezer Pro
vincie van den 7 Maart jl. no. 6 (Prov. blad no. 30)
een afschrift van hun verslag omtrent eene aanvrage
om vergunning tot bedijking van een gedeelte der schor
ren in de Schenge ter oppervlakte van ongeveer 600
hectaren, gedurende veertien dagen, ten gemeentehuize
van 's HeerArendskerke ter inzage is nedergelegd.
Goes, den 15 Maart 1873.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, bren
gen ter kennis van de ingezetenen, dat, wegens het
schoonmaken der brug over de haven, deze niet zal
kunnen gepasseerd worden met rijtuigen
op "Woensdag 19 Maart as.
en ook niet voor voetgangers van des morgens 911
uur, zullende gedurende dien dag de passage met rij
tuigen moeten geschieden langs de begraafplaats.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter
kennis van een ieder, die het aangaat
dat de Patenten van hen, die op het kohier van het
derde kwartaal voorkomen, ter secretarie der gemeente
kunnen worden afgehaald van den 18 dezer tot den 2
April aanstaande, dagelijks, uitgenomen op Zon- en
Feestdagen, van des voormiddags 9 tot des namiddags
2 ure, terwijl de dan niet afgehaalde Patenten door
een deurwaarder der directe belastingenaan be
langhebbenden, tegen betaling van 10 cents, zullen
worden uitgereikt.
Goes, den 17 Maart 1873.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
POSTERIJEN.
Yia TRIEST den 18 Maart per laatsten
trein naar Roosendaal.
Via BRINDISI 21 Maart per tweeden trein
naar Roosendaal.
Het vijandige Verslag van het onderzoek in
de sectiën der Tweede Kamer van het wets
ontwerp tot verlaging van den census heeft een
antwoord van den Minister van Binnenlandsehe
Zaken uitgelokt, dat èn om zijne verzoenende
strekking èn omzijn belangrijken inhoud onze aan
dacht in hooge mate verdient. Er worden nog
niet bekende bijzonderheden in dit staatsstuk
vermeld, die de houding van de Regeering en van
hen die een' zelfde inzicht hadden omtrent de
census-quaestie, volkomen rechtvaardigen.
Allereerst herinnert de minister Geertsema hoe
het vraagstuk der censusverlaging reeds bijna
vier jaren aanhangig was, toen dit Kabinet op
trad en hoe er geen grond dus bestond voor
het uitspreken van het „weinig vleiend" ver
moeden, dat de Regeering, om van een of ander
vraagstuk voorloopig af te komen, de census
verlaging op den voorgrond schoof.
Daarna wordt het ongerijmde der meening
aangetoond, ook al in het Verslag geopenbaard,
dat het denkbeeld der censusherziening in de
Troonrede slechts een bescheiden plaats had ge
vonden maar langzamerhand grooter verhou-
diugen had aangenomen. Het censusontwerp lag
N. B. reeds eenige weken voor het uitspreken
der Troonrede gereed en werd onveranderd in
gediend.
Vervolgens wordt nader uit de geschiedenis
van ons kiesstelsel aangetoond, hoe de regeling
van 1850 rijk was aan onverklaarbare verhoo
gingen en verlagingen van den census, bij het
voorloopig kiesreglement vastgesteld, zoodat het
niet aan te nemen is, dat de juiste maatstaf
in 1850 is aangelegd Zooals ook wij in onze
artikelen over het censusontwerp reeds opmerk
ten, doet de Regeering uitkomen, hce thans het
getal kiezers sints 1850 niettegenstaande de
bevolkingde welvaart en de opbrengst der
Rijksbelastingen aanzienlijk zijn toegenomen, niet
is vermeerderd een gevolg van de gebrek
kige regeling.
De Regeering pleit zich volkomen vrij van
de beschuldiging van lichtvaardigheid en be
strijdt tevens ten krachtigste het vermoeden, dat
de publieke belangenen met name het on
derwijs, door de nieuw te scheppen kiezers ge
vaar zouden loopen. De Regeering zou zegt
zij, „krachtig protest moeten aanteekenen" tegen
de meeningdat „de ingenomenheid met ons
volksonderwijs zoo gering isdat een betrek
kelijk kleine vermeerdering van kiezers een ge
heel ander en wel een aan de volksschool vij
andig personeel in de gemeenteraden zal brengen.
Duidelijk is het dus, dat de Regeering haar
wetsontwerp en haar standpunt blijft handhaven.
Zij verklaart dan ook bereid te zijn, het wets
ontwerp in openbare discussie te verdedigen
zooals het daar ligt. Doch zij toont ook zeer
goed in te zienhoe gevaarlijk het zou zijn
aldus de conservatieve partij, die altijd op den
loer ligt om tusschen de voegen van het mi-
nistriëele pantser een doodelijke wonde toe te
brengen, gelegenheid te geven hun voordeel te
doen met de verdeeldheid der liberalen.
De Regeeringhoewel blijkbaar niet veel
verwachtende van een nader onderzoekheeft
er echter niets tegen nu de meerderheid der
Kamer eene andere meening huldigt. Zij doet
dus eene concessie; zij zegt, dat een onderzoek
„afdalende in bijzonderheden, die thans nog niet
voorhanden zijn en waaruit de vermoedelijke
werking van de voorgestelde wijziging zooveel
doenlijk kan gekend worden, wellicht aanbe
veling zou verdienen en nog is in te stellen."
Deze gewichtige concessie voldoet ons niet
geheel; welk onderzoek toch ingesteld „schijnt"
te kunnen worden, zegt de Regeering niet en
„schijnt" vrij raadselachtig. Doch wij vertrou
wen, dat de Regeering, die deze concessie na
zorgvuldige overweging deed, ook wel in staat
zal zijn de bange vreeze voor censusverlaging
uil den lande te verdrijven. Wij voor ons, die
vóór algemeene censusverlaging zijn schromen
niet, dat een onderzoek op de uitgebreidste schaal
zelfs, haar zal tegenwerken. Wel zal eenig uit
stel er het gevolg van zijn, maar die gelooven
haasten niet.
DEN HAAG, 15 Maart 1873.
Mijne verwachting is niet teleurgesteld. De Tweede
Kamer heeft een blijk van groot politiek beleid en
van waarachtige zucht tot bevordering van het gemeen
overleg tusschen Regeering en Vertegenwoordiging ge
geven, door met beduidende meerderheid aautenemen
het verstandig voorstel der commissie van rapporteurs
om de behandeling van het wetsontwerp omtrent de
herziening van den census voorloopig te verdagen
met het oos^ op het door de Regeering aangeboden
nader onderzoek De toelichting door den heer van
Ttetnen voor dat voorstel was even eenvoudig als later
zijne repliek, speciaal tegenover de Dagbladpartij, tot
driewerf toe in 't debat door den heer Heemskerk
vertegenwoordigd, waardig en krachtig was. Alleen
zij, die partijzucht in het vraagstuk wilden mengen,
konden aan het voorstel verkeerde bedoelingen toe
dichten of er insinuatiën bij te pas breugep, zeide
hij. En zóó was het inderdaad. Meest al de sprekers,
die tegen het liebt van een nader onderzoek warep,
begaven zich op het terrein der verdachtmaking en
lokten zoo doende anderen ook op dien gevaarlijken
weg. fan Lijnden sprak van escamoteerenHeemskerk
was eerst zoetsappig gereserveerd, naderhand wild en
vol ergernisIleydenrijck deed een beroep op de
politieke moraliteit, schoon ieder het immoreele van
den gecombineerde» toeleg sedert weken had inge
zien van Zuijlen, van HoutenHierstrasz, in één
woord de meest verklaarde of de meest vermoedelijke
fe^s»standers der wet, waren als één man in 't ge
weer om dat belangrijk onderwerp toch vooral Maan
dag aan de orde te stellen. Wel had de Regeering,
op aandrang der Kamer, een nader onderzoek toegezegd,
maar wat zou dat geven, vroegen nu zij, die in de
sectiën wellicht het meest op onderzoek hadden aan
gedrongen, en het gemis aan behoorlijk licht den
kelijk voor hun afkeurend votum zouden hebben voor
gewend, zonder dat zij zich over de zaak zelve be
hoefden uittelaten. Het kon dan ook niet uitblijven,
dat de heeren van Akerlaken en Cremers, die goed op
de hoogte konden zijn van het in de sectiën verhandelde,
niet alleen protesteerden tegen de verlegenheids-insi-
nuatiën, maar dat zij op hunne beurt het vermoeden
van een politiek spel om met de wet het Ministerie
aftemaken, niet onduidelijk lieten doorschemeren. Kort
om, het was een geanimeerd, met persoonlijke feiten
en recri mi natiën doorweven debat, waarin telkens tus
schen de regels de verkropte teleurstelling te onderken
nen was over het aanbod der Regeering van een nader
onderzoek, en over die zoetsappige commissie van
rapporteurs, die der Kamer adviseerde om dat nader
onderzoek aftewachten en er haar voordeel mee te
doen bij de definitieve behandeling dezer hoogst ge
wichtige wet., die toch bij geen mogelijkheid hoege
naamd met de Juni-verkiezingen kon werken.
Maar, gedane zaken nemen geen keer. De tegen
standers van het inwachten zelfs van de resultaten
van nader onderzoek moeten zich wel aan de be
slissing der Kamer onderwerpen Zij hebben hun po
litiek proces verloren, gelijk ieder dit zien kan en
zij zeiven het duidelijkst. Maar zoowel de motieven,
die nu aan 't votum toegeschreven worden, als de
beteekenis, die er aan gegeven wordt, terwijl zij zich
overigens beiden tegenspreken, zijn ellendig.
Volgens de echt-conservatieven ligt de schuld
der niet dadelijke behandeling, lees liever der
escamotagevan de wet aan de ondeugende,
partijzieke, voor kiesrecht-uitbreiding doodbange libe
ralen, die nu weder een nieuw blijk van hun per-
sonendienst wilden geven aan hun door de census-
wet ernstig bedreigd lievelings-ministerie.
Geen scheldwoorden, geene politieke afstraffing kan
erger en vlijmender zijn dan wat men zoo al te le
zen kreeg in het hoofd- en de filiaalorganen, na
het votum van 12 Maart, den dag der groote on
zedelijke comedie, die ooit (en zij zijn kenners op dat
stuk) vertoond is. Tot zoover de motieven.
Maar gelooven nu die woordvoerders der politieke
moraliteit zeiven aan hetgeen ze het volk diets willen
maken Let eens goed op, dat onder de medewerkers
en handlangers tot het ongehoorde liberaal wanbedrijf,
dat Woensdag jl. plaats had, behooren