1873. N°. 5. Zaterdag 11 Januari. 60ste jaargang. BEKENDMAKINGEN van liet Gremeente-bestnur. GRONDBELASTING. PUBLIC SPIRIT. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag en Vhijdag avonduitgezonderd op. feestdagen Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURAIVT. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels 1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20, c. OPENBABE VERGADERING van den H A ,1 der G EM ffi EISTE GOES, op ZATERDAG den 11 JAN. 1873, des namiddags ten 3 ure. PUNT VAN BEHANDELING: Overlegging der voordracht voor de benoeming van den hoofdonderwijzer aan de school le klasse. De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter kennis van een ieder, die het aangaat, dat het kohier der GRONDBELASTING op de Gebouwde en Onge bouwde Eigendommen voor deze gemeente, over het loopende jaar, op heden ter invordering is gesteld in handen van den ontvanger dier belastingen binnen deze gemeente. Goes, den 9 Januari 1873. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De menschen klagen nooit harder dan over datgene, waarover zij niet behoefden te klagen. Dat geldt niet alleen van hen, die bezwaren scheppen en zich allerlei akeligheden inbeelden, maar meer nog van hen, die geen reden van klagen zouden hebben, als ze niet zelve die had den veroorzaakt. Dat is geen zedepreek, die wij toepasselijk willen maken op het individu, dat moedwillig zijn geluk verstoort en dan met het zelfverwijt worstelt; maar eenvoudig eene her innering, dat, in de maatschappij, zij doorgaans de meeste noten op hun zang hebben, die dood kalm waren gebleven, als ze slechts een ande ren weg hadden ingeslagen. Ten allen tijde wemelt het in onze samenle ving, van vitters, bedillers, ontevredenen, die de wetten verkeerd, de regeerders onverstandig, den gang der zaken verderflijk achten. Als ge hen hoort, dan moet ge medelijden hebben met het ongelukkige land, dat zijn be stuur aan zulke onwaardige handen toevertrouwd ziet, en nog veel meer met de arme burgers, die daarvan de slachtoffers zijn. Als zij eens aan het hoofd hadden gestaan, als zij eens raad hadden mogen gevendan had alles eene andere gedaante gehad, dan was zeker alles even rooskleurig geweest.en niemand zou reden hebben gevonden om te klagen. Als ge het maar gelooven wilt of kunt: Wij behoeven waarlijk geene zoo rijpe en rijke on dervinding om te weten, dat de klagers en be dillers het niet beter zouden gemaakt hebben. Het verschil zou slechts dit geweest zijn, dat andere monden zich geopend hadden, dat de klacht van eene andere zijde gekomen was. Maar of de zaken er beter om zouden gegaan zijn, dat laat zich betwijfelen. Wij zouden niet wensehen, dat het anders ware, dat de klagers zwegen. Laat het zijn, dat ze soms zeer onbillijk zijn, althans in onze oogen; ook de dissonanten zijn onmisbaar. Al geloof den wij ook, dat onze landswetten en landsbe stuurders veel nader aan de volmaaktheid waren, dau zij werkelijk zijn, wij zouden aan den altijd noodigen vooruitgang wanhopen, als er niet ge wezen werd op zooveel, wat nog blijft ontbreken. Er zijn soms heel wat aan- en opmerkingen noodig eer men bemerkt, dat men vooruit gaat. Ook de klachten zijn goed om ernstig te doen denken aan een en ander, waaruit zij voort komen. Men mag ook aannemen, dat die klaagt eene opinie heeft, en het kan zijn, dat de zijne beter is dan die van zijne tegenstanders. Hoe ernstiger hij daarvoor strijdt en hoe vaster hij zich daaraan houdt, destemeer reden om te onderstellen, dat dfe opinie de vrucht van na denken en onderzoek is; en het kan nooit anders dan goed zijndat men wikt en weegt aan welke zijde het recht en de waarheid is. In ieder geval is er dit goede in al die be oordeelingen van de algemeene zaken, dat ze bewijzen voor de aandacht, die men daaraan schenkt. Onverschilligen zijn in zeker opzicht wel gemaklijker, maar ze brengen ook niets goeds aan Wij kunnen ons daarvan dagelijks over tuigen, als wij de groote menigte zien, die zich laat leiden en regeeren zönder zich eenige an dere moeite te geven, dan goed of aftekeuren in liet oogenblik zelf, waarin zij de gevolgen van een en ander ondervinden; zoo ze ten minste niet geleerd hebben, om ook die zonder opmer king als onvermijdelijk en noodzakelijk te dragen. Het Nederlandsehe volk heeft zich door zoo danige volslagen onverschilligheid langen tijd ge kenmerkt. De leuke Hollander, placht men te zeggen, laat zich alles welgevallen. Daarom staat hij ook zeker bij anderen achter en zijne staatsinstellingen hebben eerst laat zich gevoegd naar het onmiskenbaar karakter en de behoef ten van den tijd. 't Wordt wel wat beter. Nu en dan zouden we zeggende Nederlandsehe staatsburger loont meer belangstelling, getuigen de agitatiën van H verloopcft jaar, die, ofschoon niet altijd prijzenswaard, toch doen zien, dat ook de staatsburger hart begint te krijgen voor de landszaak. Maar toch de oude sleur is nog niet geheel ter zijde gezet, en er is nog een gansehe voorraad van die ouderwetsehe vader landers, die zich liefst voegen in den gang, die eenmaal aangenomen werd. Slechts nu en dan versnellen zij hun tred en dan meest als het te laat is. Is er eene wet aanhangig'die diep ingrijpt in het sociale levenworden er maatregelen beraamd, die met het algemeen belang in verband slaan, dan wordt er, ja, eens over gepraat en soms een oordeel gebeld, maar verder laat men de zaak rusten tot zij haar beslag heeft en dan komen de wee's en ach's, en de berispers rijzen uit den grond op. Onze staatsburgers hebben een eigenaardigen tact van laissez faireom daarna het genot te hebben van eene scherpe eritiek te geven. Ze hebben zooiets van den man, die zich laf hartig in het gezicht laat slaan, om dan wraak te roepen, in plaats van de hand afteweeren, die tot den slag wordt opgeheven. Er zijn er, die zich verontschuldigen met te zeggen: wij durven onze stem niet verheffen; maar ze durven nog veel meer als het pleit beslist is. Er zijn er, die heel nederig zeggen ik mag mij daarmede niet bemoeien, want ik weet daar zoo niet vanmaar ze weten er alles van, als de zaak buiten hunne bemoeiing be slist is. Die eene overtuiging heeft moet ook den moed hebben daarvoor uittekomen en immers, wie zijne roeping als burger van den staat begrijpt, moet die overtuiging zoeken te verkrijgen. Daarom behoeven niet allen hunne stem te verheffen en zich in alles te mengen, maar er is een mid den tusschen dit en de onverschilligheid. Die aan het hoofd der zaken staan worden het best voorgelicht, als de meeningen zich on verholen uitspreken. Het zijn de beste maat regelen, die genomen worden overeenkomstig de behoeften, die zich luide deden verstaan. En er zal meer vrede en beter samenwerking in onze samenleving wezenindien onze goede burgers niet achteraankomen met hunne beden kingen, maar ter rechter tijd zich doen hooren. Het is daarom gewenseht, dat men wat meer kennis neme van alles, wat op het publiek ter rein voorvalt en door onderlinge voorlichting en overweging zich op de hoogte stelle, om een verstandig oordeel te vellen. Voorts wensehen wij allen de vrijmoedigheid toe, om zijne mee ning uit te spreken en de noodige zeltstandig- heid om niet lijdelijk in het oordeel van anderen te berusten. Maar bovenal zal het goed zijn, als men ter rechter tijd spreekt en den geest van het algemeen niet tot bestrijding wekt, als de besluiten genomen zijn, maar dien uitlokt en tot juiste beschouwing leidt, als het tijdperk van ontwikkeling nog niet is gesloten. De volksstem, die alleen het bestaande veroordeelt, is wanklank, maar die zich verheft om het goede te helpen bevorderen, spreekt in het algemeen belang. a.*yj?imw;ttwyr f* 'wmwao—m— GOES, 10 Januari 1873. De Minister van Financiën heeft ter ken nis van belanghebbenden gebracht, dat in het jaar 1873 zullen worden aangesteld tien sur numerairs der directe belastingen, in en uit gaande rechten en accijnsen; dat in de maand Aug. 1873, op nader vast te stellen plaats en dagen, zal worden afge nomen het vergelijkend examen; dat de verzoekschriften om toelating tot dat examen, vóór of uiterlijk op den 1 Juli 1873 bij het Depart, van Financien moeten zijn .ingekomen, voorzien van de stukken, vermeld in de Staats-Courant no. 8, die tevens nadere bizonderheden bevat. Naar men verneemt, bestaat er bij de Regeering het voornemen, om gevolg te geven aan het adres van het muntcollege van 9 Nov. 1860, aan den toenmaligen Minister van Fi nancien ingediend, ten einde tot eene hoe lan ger hoe meer noodzakelijk blijkende verbetering van de koperen munt over te gaan. 2oöMs men weet, gaf het college de voorkeur aan het brons boven het koper, en zouden o. a. ook stukken van 2§ cent geslagen worden. De Provinciale Staten van Gelderland heb ben tot lid van de Eerste Kamer der Staten- Generaal, ter vervanging van wijlen baron Schimrnelpenninck van der Chje van de Polge - kozen den heer mr. J. Thooft, rechter in de Arrondissements-rechtbank te Zutfen, met 31 stemmen tegen 14, die op den heer mr. C. J. Sichesz werden uitgebracht. De rechtbank alhier heeft de volgende aanbeveling opgemaakt voor de vacante be trekking van kantonrechter te Heinkenszand: lo. mr. Slingelandt kantonrechter te Kortgene, 20. mr. van Voorst Vader griffier bij het kan tongerecht te Heinkenszand, 3". mr. de Jonge van Ellemeet griffier bij het kantongerecht te Kortgene. Men schrijft ons uit Hansweert van eer gisteren: De alhier gestichte openbare school werd gisteren geopendde burgemeester, de heer Dominicus, hield de inwijdingsrede, in tegenwoordigheid van den gemeenteraad, eenige genoodigden en vele belangstellendende in specteur van het lager onderwijs in Zeeland en de districts-schoolopziener waren wegens on gesteldheid verhinderd de plechtigheid bijtewo- nen. Dat door de schoolbouw alhier eene iang- gevoelde behoefte is bevredigd en dat zij zeer noodig was, bleek bij de opening daar reeds dadelijk ruim honderd leerlingen zijn aangege ven. De leerlingen werden na afloop der in wijding door het gemeentebestuur in de, door

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1