1873. N°. 4. Donderdag 9 Januari. 60ste jaargang. VRIJWILLIGE DMST.WMING. een Veêren Bed, twee linnen lakens, een wollen dekeneen chitsen deken een hoofdpeluw, een hoofdkussen, zeven graanzakken, een katoenen deken, twee zakdoeken. Het voorstel van de Vereeniging „Gemeentebelang" in zake den floofde- lijken omslag. goessche De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. courant. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaalsl. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels k/1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald20. c. Advertentiën voor dit blad worden voor ROTTERDAM aangenomen door het algemeen advertentie-bureau van HUGH V. DITMAR, Wijnstraat Rotterdam, Voor DUITSCHLAND door de heeren HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot twee ure, des namiddags. Stukken, welke men als ingezondenwenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. De BURGEMEESTER der GEMEENTE GOES brengt ter openbare kennis, dat Z. M. de Koning, bij besluit van 16 December 1872 no. 29met wijziging in zoo verre van art. 12 der instructie op de werving voor de korpsen van het leger hier te lande, heeft bepaald, dat recruten, heneden den ouderdom van 18 jaren {tamboers enz. daaronder begrepen) zich voor vijf jaren moeten verbinden. Goes, den 6 Januari 1873. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van KAPELLE, Overwegendedat uit de schriftelijke verkla ring van den plaatselijken geneesheer Th. Per sant Snoep, blijkt, dat aan typhus is overleden Oorneli» Poelman, alhier gewoond hebbende, en dat het dringend noodzakelijk is, het beddegoed te onteigenen en te verbranden, door hem gebruikt zijnde waarmede die lijder is in aanraking geweest; Gelet op art. 69 der wet van den 28 Augus tus 1851, (Staatsblad no. 125). Besluiten: lo. Ten laste van den Staat te onteigenen: 2°. De schadeloosstelling bij minnelijke over eenkomst te bepalen op twee en zeventig gulden vijftig cent. 3». Van dit besluit afschrift te zenden aan Gedeputeerde Staten der provincie en het te plaatsen in de Goessche Courant. Kapelle, den 6 Januari 187 3. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. de JAGER, l. B. Be Secretaris, J. J. C. R. van der BILT, l. S Dat in de wijze, waarop de belasting, onder den naam van hoofdei, omslag bekend, hier ter stede wordt geheven, vele gebreken zijn, zal wel door weinigen worden ontkend. Welke beweeg redenen er ook mogen zijn, die onzen Raad er toe leiden om ieder beneden zijn bekend of niet bekend vermoedelijk inkomen aan te slaan, zul len wij niet beoordeelen; maar zooveel is zeker, dat daaraan bepaaldelijk dit gebrek is verbon den, dat niemand op zijn eigen aanslag klagen kan. Immers, al meende men in verhouding tot anderen te hoog te zijn aangeslagen, de ver moedelijke inkomst, waarop men zelf aangeslagen is, is altijd beneden de werkelijkheid. Alle reclame houdt dus op. Het deed ons daarom genoegen, dat er uit de burgerij eene stem opging om te trachten verandering in de grondslagen der heffing te verkrijgen. En de eerste der door de Vereeniging „Ge meentebelang" aangegeven grondslagen vindt dan ook onze onverdeelde sympathie. Aanslag naar het juiste inkomen is, naar ons oordeel, een betere maatstaf bij belastingheffing, ook in verband met de meerdere mogelijkheid tot réclame, dan een aanslag beneden het inkomen. Maar noch met het tweede, noch met het derde punt kunnen wij ons onvoorwaardelijk vereenigen. Eigen aangifte, 't Klinkt zoo mooi als 't maar kan. Ook deelen wij de bezwaren niet van sommigen, dat eigen aangifte leidt tot meineedige opgaven, tot benadeeling van het crediet en dergelijke bezwaren meer. Men moet aannemen, dat men te doen heeft, niet met .smokkelaars, maar met eerlijke menschen, die 't zich eene misdaad rekenen om, door zich zeiven minder aan te geven dan hun werkelijk inkomen is, van anderen te stelen. Ook de vrees van som migen, voor 't verliezen van hun crediet, wan neer zij naar waarheid hun inkomen opgeven, deelen wij niet. 't Crediet wordt niet bepaald door schijn of door vertooning, maar door prompte betaling, door soliditeit. Maar wij hebben een ander bezwaar tegen eigen aangifte en dat is, dat wij daardoor als zetters onzer eigene belasting optreden, dat wij daardoor alle contribuabelen als rechters over elkander stellen, dat men op iedere gegronde, maar ook op iedere ongegronde aanmerking- van zijn mede-contribuabele verplicht isze delijk verplichtopening van zaken te geven wil men niet voor een oneerlijk man aan gezien worden. Hoe velen zijn er niet, die 't publiek voor rijker acht dan zij zijn, hoe ve len wier inkomsten uit verschillende industriëele zaken schijnbaar veel hooger zijn dan in de werk- lijkheid het geval, is, hoe velen, die bij hunne aangifte rekening zouden moeten houden met omstandigheden, die hun inkomen minder doen zijn dan het zou zijn, indien die omstandig heden, welke men liefst niet aan iedereen vertelt, niet bestonden Hoe velen zullen er op die wijze niet onverdiend voor oneerlijk worden gehouden, terwijl er weder zooveel anderen zijn, wier in komst op geen duizenden na te bepalen is en die bij een hoog cijfer, noglans beneden de werkelijkheid kunnen blijven omdat 't cijfer hoog is! De eene contribuabele zal met arendsoogen loeren op den anderen; en zelfs de eerlijkste zal 't niet kunnen voorkomen, dat men hem soms voor oneerlijk houdt. Daarentegen als 't de Raad blijft, die het juiste inkomen taxeert, dan heelt men mannen, die nauwgezet de zaken kunnen en moeten on derzoeken, de omstandigheden beoordeelen en daartoe zoo noodig den contribuabele raad plegen. In 't ergste geval is T dan de schuld van dat college als sommigen in veler schat ting te laag zijn aangeslagen. Men heeft dan een lichaam waarop men leunen kan, een lichaam, dat men grieven over zich zei ven of over an deren kan mededeelen, en daardoor wordt voor komen dat de contribuabelen onderling tegen over elkander staan. Wellicht zegt men: hoe is 't mogelijk een juist inkomen aan te slaan, zonder eigen aan gifte! Wij stellen daar de vraag tegenover hoe is 't dan mogelijk, stelselmatig beneden het inkomen aan te slaan, als men daarbij niet reeds aan een juist inkomen denkt? Er moet dus reeds bij den tegenwoórdigen aanslag een maatstaf zijn, die op het juiste in komen is gebazeerd anders ware 't niet moge lijk de belasting te heffen. Wordt nu het in ons oog werkelijk bestaand bezwaar weggenomen, dat nren niet reclameeren kan op zijn eigen aanslag, omdat de bazis, waarop aangeslagen wordt, te laag is, dan zou reeds veel verbeterd zijn. Natuurlijk zou een aanslag naar het juiste inkomen de ingezetenen In hoo- gere klassen brengen, maar even natuurlijk zou den daardoor de percenten, die men thans heft, minder worden. Openbaarmaking der lijst. Daar deze thans reeds ter secretarie voor ieder ter inzage ligt moet hier gedacht worden aan drukken en verspreiden der lijst. Wij zijn zeer voor openbaarheid in het al gemeen belang. Maar is die in deze zaak zoo wenschelijk? Is het noodig, dat de aanslag verder openbaar worde dan onder de contribu abelen zeiven? Is 't geschikte, opwekkende, beschavende lectuur voor iedereen, zoo'n lijst van aaugeslagenen in den hoofdelijken omslag? Wij begrijpen, dat 't voor de aangeslagenen onderling van belang is te weten, hoeveel ieder hunner in die belasting moet bijdragen; maar wij kunnen 't maar niet begrijpen wat iemand er meê te maken heeft, die niet in den hoof- delrjken omslag bijdraagt. In 't naburig Mid delburg strekken die lijsten, naar ons verze kerd wordt, tot lectuur van keukenmeisjes, die daaruit eenigszins afleidenwaar zij de beste diensten kunnen vinden. En nu moge men zeggen, dat openbaarheid zich tot alle standen der maatschappij moet ('uitstrekken, wij betwijfelen 't of de lectuur van deze lijsten leerzaam ia en of ze noodig is. Het doel van 't openbaar maken der lijst kan niet anders zijn, dan ondeïlinge controle voor de contribuanten. En deze, zoo ze zich de moeite willen geven, kunnen op de secretarie inzage nemen. We zouden bovendien kunnen vragen, of het zoo wenschelijk is, dat in offieiëele lijsten voor ieder openbaar werd gemaakt waar en bij wien de grootste inkomsten worden genoten, maar we zullen geen schrikbeelden scheppen, waar reeds zooveel tegen de Openbaarmaking der lijsten pleit. Op 't gevaar af, dat men ons beschuldigt van conservatisme, ontraden wij de aanneming der beide laatste voorstellen van de vereeniging //Gemeentebelang," terwijl wij de aanneming van 't eerste voorstel zeer aanbevelen. Werden bij die gelegenheid eenige onregel matigheden weggenomen, inzonderheid deze, dat een maximum van aanslag bestaat, waardoor een inkomen van 20000 en daarboven slechts even hoog belast blijft als een inkomen van 12000, en werd de aanslag ook uitgestrekt tot zoovelen, die thans, om verschillende redenen, buiten de belasting vallen men zou een grooten stap vooruit zijn. En aan hen, die beweren, dat, als de aanslag naar het juiste inkomen door een college moet geschieden, die aanslag toch nimmer juist kan zijn, zeggen wij die zich dan te hoog aange slagen acht kan met recht reclameeren en zoo noodig dan aan dat college zijne omstandigheden blootleggen; en hij, die zich dan te laag aan geslagen acht, wordt door niets verhinderd om aan dat zelfde college mededeeling te doen, dat hij te laag aangeslagen is, en daardoor minder bijdraagt in de noodzakelijke lasten, dan hij naar evenredigheid verplicht is.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 1