waarschijnlijk den 2 Januari 1873 zal plaatshebben k. dat op morgen (Zaterdag) de aanbesteding zal plaats hebben van het vergrooten der koopmansbeurs. III. Vervolgens wordt mededeeling en, zooveel noo- dig, voorlezing gedaan van de navolgende ingekomen stukken, waaromtrent wordt goedgevonden, als bij ieder hunner is bepaald. 1. Van Ged. Staten, bericht hunner goedkeuring van het raadsbesluit, tot uitgifte van groDd en water in erfpacht aan het burgerlijk armbestuur. Voor noti ficatie aangenomen. 2. Van het bestuur van het Gasthuis bericht, dat het den 4 December zich heeft geconstitueerd en dat bij loting de rooster van aftreding is samengesteld als volgt: Mr. J. I. Del Baere 31 Dec. 1874. J. M. Pilaar 1876 en Z. D. van der Bilt Ia Motthe 1878. Voor notificatie aangenomen. 3. Van de leden der vereeniging „Gemeentebelang" en andere ingezetenen, adres om wijziging der grond slagen van den hoofdelijken omslag. Gesteld in han den der financiëele commissie, om rapport en advies. 4. Van de commissie tot de (economische spijs- uitdeeling, opgave van de namen harer leden, ten einde een lid in de commissie van classificatie te be noemen. Ter visie, om in de volgende vergadering eene benoeming te doen, hebbende de Voorzitter op gemerkt, dat die opgave als eene aanbeveling zal zijn aantemerken, doch dat twee leden dienden aftevallen, te weten de heer J. A. A. Fransen van de Putte, die reeds voorzitter is, en de heer mr. P. J. A. van Dam, die onlangs bedankt heeft. 5. Van de klokluiders, verzoek om hun uittebetalen het loon voor het luiden bij begrafenissen, dat zij vroeger genoten. Gerenvoyeerd aan burg. en weth. om bericht en voorstel. 6. Eenige Staatsbladen. Ter visie, om bij de ver zameling gevoegd te worden. IV. Voorts is ingekomen een verzoek van den heer F. L. Faisely, om hem tegen 1 Maart 1873 een eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van leeraar an de hoogere burgerschool, wegens zijne benoeming te Nijmegen. De inspecteur, die daarop, ingevolge art. 29 der wet van 2 Mei 1863 (St. bl. no. 50) is gehoord, heeft verklaard, daartegen geene bedenkingen te hebben. Burg. en weth. stellen voor, het gevraagde eervol ontslag te verleenen. Dit voor stel wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. V. Nog is ontvangen eene missive van het be stuur van het Gasthuis, waarin bericht wordt, dat de begrooting dier instelling voor 1873 in de vol gende week zal ingezonden worden, en verzocht, een crediet te verleenen, ten einde de dienst te kunnen beginnen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt een crediet voor zes maanden verleend tot de helft van het bedrag, der op de ontworpen begrooting van uitgaven voorkomende posten, echter met uit zondering van het subsidie der gemeente, omdat de beslissing daarover aan Ged. Staten behoort. VI. Thans is aan de orde de beslissing op het voorstel van burg. en weth., waarover in de vorige vergadering de stemmen gestaakt hebben, om de aanbesteding der schrijfbehoeften niet te laten door gaan, maar de levering te doea geschieden, zooals die tot nu toe plaats had. Geen der leden het woord verlangende, wordt het voorstel op nieuw in omvraag gebracht en verwor pen met zes stemmen, te weten die van de heeren Quist, den Boer, Meijlink, Pompe, Nortier en dr. Callenfels. Vóór de heeren mr. Del Baere, Fransen van de Putte, dr. van Renterghem, Busing en de Voorzitter. VII. Op een verzoek van den heer D. Hilder- nisse, wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming besloten, hem in eigendom aftestaan 2 Aren 35 centiaren grond aan den voormaligen Koepoortcingel, tegen 60 ets. per centiare of 141 den hoop. VIII. In behandeling wordt gebracht eene sup- pletoire begrooting voor 1872, bestaande de ont vangsten in de koopsommen van afgestane gemeente eigendommen en rechten, de uitgaven in de koop som van het huis van W. Swart, met de kosten van overdracht, ad 5532,50. De Voorzitter deelt mede, dat burg. en weth., ge lijk zij vroeger hadden toegezegd, zich gewend hebben tot den minister van financiën, om een koninklijk besluit uittelokken, waarbij vrijdom van registratie- en overschrijvingsrechten werd toegestaan, en dat de vele lasten der gemeente, ten opzichte van het on derwijs werden herinnerd, doch dat daarop eene af wijzende beschikking is ontvangen. Dit stuk, gedagteekend 13 December 1872 no. 56, luidt als volgt: „De minister, beschikkende op een rekest van burg. en weth. der gemeente Goes, waarbij vrijstelling ver zocht wordt van de evenredige rechten van registratie en overschrijving, die volgens de wet zullen moeten worden geheven op de akte, constateerende den aan koop van een huis c. a., bestemd tot onderwij zerswoning, tot welken aankoop de gemeenteraad heeft besloten in zijne vergadering van 15 November 11. Geeft den adressanten bij afschrift dezer te kennen, dat het verleenen van kwijtschelding van rechten bij art. 29 der wet van 31 Mei 1824 (Staatsblad no. 36) en art. 9 der wet van 3 Januari 1824 (Staatsblad no. 1) den koning alleen in het algemeen belang en in bizondere gevallen is voorbehoudendat de ge vraagde kwijtschelding zou strekkeu niet in het al gemeen belang, maar in het belang der gemeente dat hier ook geen sprake is van een der bedoelde bizoudere gevallen, aangezien het geval, dat gemeenten goederen aankoopen, bestemd voor schoolgebouwen of onderwijzerswoningen zich menigvuldig voordoet; dat om die redenen de minister geene vrijheid vindt om den koning eene gunstige beschikking op het ver zoek in overweging te geven." De suppletoire begrooting wordt zonder beraad slaging of zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. IX. Evenzoo wordt vastgesteld eene toevoeging aan de begrooting voor 1S72, tot ontvangst der afkoop som van vijf personen, die meer dan 30, waarop gerekend was, hunne dienst bij de brandweer af- koehten en voldoening dier som aan hunne plaats vervangers. X. Zoo ook worden vastgesteld eenige wijzigingen in de begrooting voor 1873, noodzakelijk tengevolge van mutatie in gemeente-eigendommen enz. XI. Een voorstel van burg. en weth. omtrent mach tiging tot voldoening van de kosten voor het hulp- ziekenlocaal over 1872 ad ƒ115,40 en van het St. Nicolaasfeest op de bewaarschoool voor min- en on- vermogenden ad 37,73 wordt zonder beraadslaging of zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Thans is aan de orde het verzoek van tien ingezetenen, om een bruggetje te leggen over de greb bij de Korte Nieuwstraat. De Voorzitter zegt, dat burg. en weth. hieromtrent het advies van den bouwmeester hebben ingewonnen, welk advies luidt als volgt; Jan Heeren Burgemeester en Wethouders van Goes. Op het in mijne handen gesteld verzoek van eenige belanghebbenden, om een brugje te leggen bij het eind der Korte Nieuwstraat, heb ik de eer u te be richten, dat na het dempen van een gedeelte vest bij de gevangeuis, met het doel om op het aangewon nen terrein bagger uit de vest te droogen, van dat terrein door voetgangers gebruik wordt gemaakt om van den cingel in de stad te komen, hetgeen hoog stens 200 meters (nog geen minuten gaans) kor ter is dan de gewone weg langs de gevangenis. Het brugje in het verzoek bedoeld zou p. m. 9.25 meters lang moeten zijn en dienen om bet gaan over de baggerplaats gemakkelijker te maken. Indien de brug werd geledH, zou, naar mijne mee ning, ook een behoorlijk pa® moeten worden aange legd en onderhouden over d§ baggerplaats, op welk pad in het vervolg geen maftder kan gebracht wor den, terwijl door het tegenwoordige contract voor de reiniging der gemeente, de hoeveelheid te baggeren stoffen p. m. de helft is vermeerderd. Door brugje en pad zal hqjt lossen van bagger be- moeijelijkt worden. Wil men het beoogde doel bereiken, dan zal het brugje en pad ook des avonds verlicht moeten wor den, waarvoor, zoo al niet eene vermoerdering van liebten, dan toch eene verplaatsing van lantaarns en uitbreiding van het buizennet noodzakelijk wordt. Het brugje komt mij voor noch noodzakelijk te zijn, noch dienstig te wezen voor de verfraaijing. Goes, 29 November 1872. De Gemeente-Bouwmeester, D. DU KONING. Nadat dit advies door den secretaris is gelezen, vervolgt de Voorzitter, dat burg. en weth. zich ge heel daarmede vereenigen en bovendien meenen. dat zij niet mogen voorstellen en de raad niet mag besluiten tot eene gunstige beschikking, en wel om dat ten gemakke van een tiental adressanten geene uitgaaf van p. m. 100 kan worden toegestaan, maar vooral omdat, als daar ter plaatse een bruggetje wordt gelegd een weg moet gemaakt en onderhouden wor den over de modderplaats. Die plaats is aangelegd tot terrein om den bagger uit de vest te bergen, eq bij de verpachting van de inzameling der faecale sloffen aan den pachter in gebruik gegeven. De raad heeft geene bevoegdheid, dit terrein aan den pachter te ontnemen. Bovendien zou door het brug getje het bewerken van den bagger onmogelijk wor den gemaakt, want de booten moeten in de greb varen, om den modder te lossen. Hoe gaarne burg. en weth. de ingezetenen genoegen willen doen, moe ten zij voorstellen het verzoek te wijzen van de hand. De heer dr. Callenfels zegt zich niet te kunnen vereenigen met de door den bouwmeester geopperde bezwaren De brug wordt niet verlangd op de mod derplaats, maar van den grond, die opgeworpen is, om het wegvloeien van den modder te voorkomen. Er is ook geen sprake van het maken van een pad door den modder, maar alleen om over het walletje te gaan, dat langs de modderplaats ligt. Tegen het gaan over den modder is geen oppositie gekomen, en dat gaan belemmert ook het modderen niet. Hoe zou het anders gegaan zijn aan de Schote put en aan de Struikelblok? De vraag is niet om een pad, maar om een bruggetje, en om gebruik te maken van het walletje, dat opgeworpen is, om het afvloeien van den modder te beletten. Wat de verlichting aangaat, deze is thans voldoende. Wat het pad betreft, men vraagt geen pad, maar een bruggetje. Spr. zou dus zeer vóór de inwilliging van het verzoek zijn. Het faciliteert sterk voor de bewoners van den singel. Men spreekt van 2j minuut, die slechts zouden uit gewonnen worden, maar tijd is geld. En als men zoo weinig op den tijd let, dan moet spreker vragen, waarom men dan een weg door de vest heeft aange legd naar den Stationsweg? En waarom een dam metje is gemaakt van den oliemolen naar den 's Heer- Hendrikskinderendijk? De heer Fransen van de Putte wil een paar vragen beantwoorden, te wetenwat is de oorsprong en het doel der greb? Er liepen en loopen nog verschei dene rioolen uit in de vest. Toen men een gedeelte der vest dempte, mochten die uïtloopen niet vernietigd worden. Ziedaar den oorsprong. En het doel is geen ander, dan om bij die nitloopen gelegenheid te geven, om met de modderaken het terrein te naderen. Dit zou door een bruggetje onmogelijk gemaakt worden, Spr, voorziet, dat men hem zou beschuldigen, eenigs- zins in strijd te zijn met zijne vroegere toezegging van door de demping een verkort pad te willen geven van den Waaihoek naar den Bergweg. Doch hij moet opmerken, dat men niet genoegzaam grond heeft ver kregen, om de demping tot den Waaihoek te verlen- 1 gen. Had men dit kunnen doen, dan zou er zeker een bruggetje gelegd zijn, maar zooals de zaken thans staan, acht spr. een bruggetje niet in het algemeen belang, zooals met den weg naar het station het geval is. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoorl zegt, dat hij gaarne zou medewerken, om een verzoek van in gezetenen in hun belang in te willigen, doch één groot bezwaar heeft, om vóór te stemmen. Zeer juist is er op gewezen, dat de modderplaats aan den pachter voor de inzameling der faecale stoffen in gebruik is gegeven. Wordt er nu een bruggetje gelegd, dan wordt die plaats in eene minder gunstige positie gebracht, en daartoe mag de raad geene beschikking nemen, zoolang de pachter niet zijne toestemming geeft. De heer dr. Callenfels wil een paar punten uit het debat releveeren. Dat het bruggetje niet in het algemeen belang zou zijn, evenals de Stationsweg, kan hij niet toegeven. Niet alleen de bewoners van den weg naar den Berg (spr. verzoekt de heeren dr. van Renterghem en transen van de Putte, die iets tot elkander zeggen, naar hem te luisteren, daar, als men tusschen beide praat, het hem onmogelijk is, voort- tegaan) maar ook de bezitters van tuintjes aan den singel en de menschen, die van Kapelle en Kloe- tinge komen, zouden genot van het bruggetje hebben. Dat er moeilijkheden voor het baggeren door zouden ontstaan, kan spr. ook niet toegeven. Hij is met den bouwmeester op het terrein geweest, en die maakte toen geene zwarigheden. Het behoefde geen hoog brug getje te zijn, maar een bruggetje, dat hoog ligt en met een talud en plankier. En wat de heer Pompe heeft aangevoerd is ook geen bezwaar. Er is geen oppositie gekomen tegen het loopen over het walletje, de aannemer zal ook geen bezwaar hebben tegen het bruggetje, en bovendien, men kon vooraf met hem in contact komen. De heer mr. Bel Baere is van oordeel dat de requestranten uitgaan van een verkeerd standpunt. Men mag wel eene brug over water leggen als de gemeente in het bezit is van de beide oevers, maar dit is hier niet het geval. De modderplaats is pri vaat eigendom, in gebruik gegeven aan den aannemer van de inzameling der faecale stoffen. En nu gelooft spr. dat niemand, noch de bewoners van de singels, noch de bezitters van de tuintjes, noch de menschen die van Kapelle of Kloetinge komen, gedacht heeft, dat daar immer een weg zou worden gemaakt. Spr. stelt zich den aanvang der zaak aldus voorEen of ander jonge heer, die heel slecht bekend staat bij de commissie tot wering van schoolverzuim, zal het eerst beproefd hebben, om over den modder te loopen deze zal door een ander soortgelijk jongmench gevolgd zijn, en langzamerhand zullen meerderen hetzelfde be proefd hebben. Spr. geeft iedereen vergunning om over en door den modder te loopen maar oDtzegt het recht, om tengevolge daarvan een brug te vor deren. Arrière pensée, als eerst de brug er is, dan zal er een weg moeten komenen zoo zou de ge meente groote kosten moeten maken. Menschen, die zóóveel haast hebben, dat zij om een of twee mi nuten uit te winnen, een paar vuile schoenen willen halen behoorden dan zelf de brug te leggen. Als men in groote stedenvoor het uithalen van een paar minuten eene brug wilde leggen, dan zou weldra de geheele stad vol bruggen zijn. De heer den Boer is van een geheel tegenovergesteld gevoelen. De adressanten wenschen alleen over het dammetje te gaan langs de modderplaats, dat nimmer gebruikt wordt. En dat dit wel meer wordt vergund bewijst het dammetje aan den 's Heer Hendrikskin- derendijkwaarbij men een behoorlijken toegang in den dijk gemaakt heeft. De heer Fransen van de Putte merkt op, dat weer van een verkeerd standpunt wordt uitgegaan. De greb is gelaten voor uitloop der riolenhet kaadje is een gedeelte van de plaats die is afgestaan aan den aan nemer der inzameling van faecale stoffen. De dam aan de 's Heer Hendrikskinderendijk is gelegdom het water daar achter op te houden voor de brand spuit. En nu moet spr. er nogmaals op wijzen, geljjk de heeren Del Baere en Pompe gedaan hebben, dat de raad niet bevoegd is om een gunstige beschik king te nemen. Er zou anders een brug gelegd worden, van een weg naar een eigendom dat 'niet aan de gemeente behoort.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1873 | | pagina 3