1872. N°. 150. Donderdag 19 December. 59 jaargang. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. UOESSCHE (MIMNT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vkijdag avond uitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nomnaers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels k/1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20, c. DEN HAAG, 15 December. De strijd is uit. Zoowel ter zee als te land is, na hardnekkigen tegenweer, de overwinning aan de zijde van het ministerie. Niettegen staande de geweldige aanvallen van het ram- schip Nierstrasz versloeg het admiraalschip met uitstekend gevolg het kleine eskader, terwijl de generaal van Stirum zich in de nog niet geheel gereed zijnde Utrechtsche linie verschanste, waar hij, heviger nog dan zijn marine-ambtgenoot, de geduchte uitvallen en de werking van het ge trokken geschut te verduren had, die, onder aan voering van den ondérnemenden de Boo van Alderwerelt, onafgebroken op zijne stelling waren gericht. Het einde was ook hier de zegepraal van den kloeken veldheer, die reeds tijdens de belegering van Antwerpen's Citadel zijne sporen had verdiend, en in moed, beleid en trouw zeker voor niemand onderdoet. Maar toch is er in de krijgskunde een ge zegde bekend, dat vooral met het oog op den strijd over het budget van oorlog, hier maar al te zeer van toepassing is//nog ééne zoodanige overwinning en we zijn totaal geslagen." Niet alleön toch was het getal stemmen, dat de meerderheid gaf, niet bizonder groot, en na genoeg overeenkomende met die voor het zeer ingrijpende amendement Kappeyne, ofschoon uit andere bestanddeelen samengesteld, maar bovendien was het gehalte der oppositie zeer sterk en beslist, terwijl daarentegen de houding van den minister, hoe cordaat en loyaal ook, toch geen in 't oog loopend blijk gaf van zelf bewuste kracht, van een geheel onbevooroor deeld inzicht in de zoolang aanhangige quaestie van 't defensiewezen. Ik geloof stellig, dat, wan neer de samensteller van het kabinet niet tus- schenbeide ware getreden, en niet de kabinets- quaestie in vrij verstaanbare taal had gesteld, het amendement Kappeyne, om de buitengewone kosten tot verbetering der Utrechtsche linie uit de begrooting te doen vervallen tot de indie ning der vestingwet en van een vast plan van defensie, zeer veel kans had gehad aange nomen te worden. De minister van oorlog had danna zijne pertinente bestrijding en verklaring van den vorigen dagzijn budget moeten in trekken en zijne portefeuille nederleggen, waardoor eene nieuwe ministeriëele crisis zou zijn ontstaan, terwijl wij pas aan eene crisis zijn ontworsteld. Het is nu eenmaal zoo we lazen het nog dezer dagen we zijn niet gelukkig met de ministers van oorlog reeds vier in een spanne tijds! en de mindere vertrouwdheid met het parlementair debat heeft bij allen, zelfs veel vroegere en, latere niet weinig medegewerkt om hunne positie tegenover de Kamer, met hare specialiteiten, gevatte debaters en geroutineerde pleitbezorgers, zeer moeielijk te maken. Hoe dit zij, het is een niet te loochenen feit, dat een groot deel der liberale partij zoowel voor het destructief amendement Kappeyne als tegen het budget van 17 millioen heelt gestemd Ligt haar daarom de verdediging des lands, de versterking onzer weerbaarheid minder na aan 't harte? Het tegendeel is herhaaldelijk en uitdrukkelijk vooropgesteld. Men was van die zijde alleszins geneigd om zelfs veel meer dan de nu reeds gewone aan vrage van 14 millioen toetestaan, mits de regee ring met een vast en duidelijk omschreven plan te voorschijn trad, en daarop dan ook inmid dels niet anticipeerde door gelden te besteden voor afzonderlijke werken, die ja, (want dat is niet te ontkennen ten aanzien der Utrechtsche linie) in elk stelsel van defensie behooren, maar waaromtrent het nog lang niet is uitgemaakt of zij behooren te worden .aangelegd op die wijze in die mate en in dat r rband met de overige defensie-middelen, als de*"regeering dit voorstelde. Uit dat oogpunt is dan ook de redevoering van den heer de Boo in de zitting van Vrijdag een waar meesterstuk van militair-technische uiteen zetting in populairen vorm gekleed, terwijl aan den anderen kant de repliek van onzen gevier- den oud-soldaat Stieltjes en van Storm van 's Gra- vesande inet niet minder gemoedelijke overtui ging werd gevoerd. Voor zulke mannen, en evenzeer voor den minister, die, waar het op de eigenlijke zaken aankwam, toch flink weg zijne meening uitte, heeft men eerbied. Hel moet uit de stemming blijken in hoe ver zij er in geslaagd zijn hunne hoorders tot eene bepaalde overtuiging te bren gen, misschien wel in technische of speciale onderwerpen afwijkende van hetgeen men aan vankelijk, minder goed ingelicht als men was, voor juist hield. Dat is het ware doel en de ware vrucht van het parlementair debat, vrij van partijzucht of politieke intrigue. Eu dit Orengt mij er toe om nu ook even te wijzen op de houding van den man, die zoo gaarne de conservatieven voorgaat en leidt, zoo wel in de Kamer door zijn woord, als daar buiten door zijn blad. Ik bedoel den heer Heemskerk. Zijne houding zal te beter begrepen worden, wanneer men haar eenigszins nader toelicht uit het gesprokene door den heer van Zuylenbeiden met generaal van den Bosch deel uitgemaakt hebbende van het kabinet van 1866, dat, onder den indruk vau Sadowa, van de Kamers veel meer geld dan vroeger aanvroeg, en daarvoor op advies, vooral van Thorbecke, een bereidwillig gehoor vond. De minister had reeds bij de algemeene be raadslaging verklaard, dat het amendement Kap peyne voor hem onaannemelijk was, omdat hij de verantwoordelijkheid er van niet wilde op zich laden. Hij deed dit in zulk eene verstaanbare taal, dat ieder en niet 't minst de scherp zinnige Heemskerk wist, dat de minister, bij aanneming van het amendement, zijne portefeuille zou nederleggen, waarvan, gelijk ik straks reeds opmerkte naav aanleiding der rede van den Minister van Justitie, licht mogelijk eene ont binding van het geheele kabinet het gevolg had kunnen zijn. De minister toonde aan, dat, wat hij voor de verbetering der Utrechtsehe linie aanvroeg, een gevolg was van de door de Ka mers goedgekeurde plannen van den generaal van den Bosch. En nu treedt van Zuylen, lid van dat kabinet, op, om de meening van den minister in allen deele te bevestigen met aan haling van de discussiën uit dat tijdperk. Hij van de landsdefensie geen partijzaak makende bestrijdt het amendement Kappeyne, dat juist ten doel had die werken aan de Utrechtsche linie te schorsen. Nu voerde Heems kerk het woord, natuurlijk zou men zeggen om het betoog van zijn voormaligen ambtgenoot te bevestigen, en om nader het amendement Kap peyne, dat bovendien gansch niet lag op den weg der conservatieven ten aanzien van defen sie-uitgaven, met den meesten nadruk te be strijden, en aan de Kamer, ook op grond van 't antecedent van 1866/67 ten ernstigste te ontraden Niet alzoo. De heer Heemskerk berekent blijk baar, dat er uit dat amendement Kappeyne, in verband tot de verklaring van den minister des wege, politieke munt is te slaanhet amende ment was reeds ondersteund door een aantal liberale leden; het was te voorzien, dat er van die zijde veel stemmen op zouden uitgebracht worden. "Welnu, de heer Heemskerk, 'met het oog op den politieken uitslag, laat van Zuylen en van den Bosch, en de Utrechtsche linie los, maar verdedigt het amendement, omdat daardoór de indiening der vestingwet (let weldoör de conservatieven steeds als eene inbreuk op de prerogatieven der kroon beschouwd, eyenals de legërorganisatie bij de wet) zóu kunnen worden bespoedigd, en opdat niets worde geprejhdicieerd Hij vindt daarbij steun in den heer Nierstrasz, en bij de stemming vallen hem nog erenige, an dere der echte conservatieven als van Kuyk en Taets bij. Maar verder kon hij het niet brengen. Het was dan ook al te erg. Geen conservatief afgevaardigde met de antecedenten en traditiën voor oogen kon voor het amen dement Kappeyne stemmen. Dat lag niet alleen niet op hun weg, maar het verbrak ook den schakel der middelen door van den Bosch voor gedragen, waarop zijn opvolger wilde voort- werken. Of de feiten, sedert voorgevallen, niet wellicht eene andere wijze van uitvoering nood zakelijk of meer gewenscht deed voorkomen, kan ik niet beoordeeiende deskundigen zeiven zijn het daaromtrent niet eens. Maar de houding van de Dagblad-conserva- tieven, voor wie eeue ministeriëele crisis wel kom schijnt te zijn, komt hier weder, ook naar liet oordeel van vele hunner geestverwanten, óp schitterend ellendige wijze uit. GOES, 18 December 1872. In de zitting der Tweede Kamer van giste ren is de discussie over het hoofdstuk finan ciën der staatsbegrooting voortgezet en zijn de al gemeene beraadslagingen afgeloopen. De Mi nister heeft breedvoerig zijn budget verdedigd. De quaestie betreffende de eerediensten en nieuwe tractementeu zal hij liever bij de betrokken afdeeling behandelen. Hij heeft nog geen vast plan nopens de hervorming van het belasting stelsel, na de verwerping van den incometax. Ook deze zou hij niet op nieuw voorstellen; althans hij wenscht nog geheel vrij te blijven. De herziening van de huurwaarde en gebouwde eigendommen aal spoedig worden aangeboden. De heer Saaijmans Vader heeft, wel wat onver staanbaar en duister, de quaestie der inkomsten belasting besproken. Bij de Kamer is ingekomen een ontwerp van wet tot vaststelling van nadere wettelijke bepalingen betrekkelijk den ijk van weegwerk- tuigen. Uit den Haag wordt aan de Amhemsche Courant onder anderen het volgende gescheven »De Provinciale Staten van Zeeland hebben een polderreglement vastgesteld, waarin bepaald wordt, dat de eigenaars van landen op de poldervergaderingen zich slechts door Neder landers mogen laten vertegenwoordigen. Een commissie van Belgen, die grondeigenaars zijn in Zeeland, zijn hiertegen bij den Minister in verzet gekomen." De Minister van Binnenlandsche zaken heeft eene commissie van zeven leden benoemd om den algemeenen maatregel van inwendig be stuur, bedoeld bij art. 25 der wet, houdende voorziening tegen besmettelijke ziekten, voor te bereiden. Bij dien maatregel van inwendig bestuur moet alles worden geregeld wat be trekking beeft op het ontsmetten, het vernieti gen van sommige voorwerpen enz. De com.-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1