1872. N°. 144. Donderdag 5 December. 593te jaargang.
Hoofdelijke Omslag
en Belasting op de Honden.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
- - Tim
MESSCME
CdlltAM.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels k/1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen hiermede ter openbare kennis, dat de Supple-
toire kohieren van den IIOOFDELIJKEN OMSLAG en
der BELASTING OP DE HONDEN, door den raad, in
zijne vergadering van 3 dezer zijn vastgesteld en an
dermaal ter secretarie der gemeente, voor een ieder
ter lezing zullen liggen van heden af tot en met 12
December aanstaande, gedurende welken tijd de aan-
geslagenen in hooger beroep kunnen komen bij heeren
Gedeputeerde Staten.
Goes, 4 December 1872.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
'sHAGE 1 December, 72.
Het zal er in het vervolg tocli toe moeten
komen, dat het Departement van Binnenland-
sche Zaken gesplitst, althans ontlast worde van
een deel van den arbeid en de belangen, onmo
gelijk door één man te overzien of te beheeren.
Zelfs Thorbecke heeft wellicht vele belangrijke
wetten of voorzieningen later geleverd dan
men van hem verwachtte, of hare indiening
geheel achterwege moeten houden, omdat ook
op hem, hoe werkzaam, hoe vlug van be
grip en uitvoering, hoe kort van stof en zeld
zaam geëvenaarden omvangrijken blik, toe
passelijk was het ware woord één man gaat
één weg. De tred van den een moge wat
sneller en zekerder zijn dan die van den an
der, maar er is een grens aan alles, en zoo
ook aan den arbeid en zijne verdeeling. Van
Maandag 25 tot Zaterdag 30 November zit
de Minister van Binnenlandsche Zaken ge
duldig te luisteren naar alle beschouwingen, op
merkingen, bedenkingen, vragen betreffende
zijn uitgebreid departement en geeft telkens
en op alles antwoord. Hij tracht, waar het
kan, voorziening aan te brengen. Misschien
zijn een honderdtal onderwerpen ter sprake
gekomen, waarover reeds in de gewisselde
stukken de meeningen ontwikkeld zijn, maar
die met de manie van velen onzer vertegen
woordigers, nog eens van meet af aan en met
in het oog loopende breedsprakigheid worden
behandeld. Waar b. v. is het ooit waarge
nomen, dat men, zoo als de heer van Lijnden,
meer dan een half uur het woord kan voeren
over een buurtspoorweg van Geldermalsem
naar Tiel en over den toestand van den weg
naar het station van den staatsspoorweg in
even gemeld plaatsje? Waar is ooit beleefd,
dat op een oogenblik, dat de regeering op
het punt staat om eene definitieve beslissing
der Kamer te vragen omtrent al hetgeen de
Amsterdamsche kanaalmaatschappij betreft,
een groot deel van twee geheele zittingen is
besteed aan een technisch debat tusschen
twee deskundige antagonisten, die de gansche
Kamer tot verdrinkens toe in het water lieten
plassen, of deden zakken in den modder van
't moerassige IJ
Niet minder dan anderhalve dag werd
besteed aan een juridiek tournooi, geëindigd
met een onwaardig parlementair vuistgevecht
tusschen de heeren Gratama en Jonckbloeten
waarover? Over de vraag, waarmede men
Thorbecke's laatste levensdagen nog heeft ver
bitterd, door hem te verdenken van gunst
betoon of willekeur, wanneer hij, letwel! op
het voetspoor van vier of vijf zijner voorgan
gers, eenige dispensatiën heeft verleend van
sommige bepalingen der besluiten omtrent het
hooger onderwijs.
Noch van Reenenx noch Fogk, noch Heemskerk
Az.(die de inconsequentie beging voor de
conclusie tot afkeuring der dispensatien te
stemmen na hare wettigheid te hebben ver
dedigd) werden over die zaak lastig gevallen
maar wél Thorbecke, tegen wien van Groningen
uit het vuur werd aangeblazen, dat door den
afgevaardigde uit Winschoten dapper werd
onderhouden. Ik kon dus de veront
waardiging van Thorbecke's ouden, beproefden
vriend Gratama over dergelijke onedele agi
tatie zeer goed begrijpen, al werd de heer
Jonckbloet er bijster boos over.
Maar men zou rekenschap varken verkwis
ten nationalen tijd kunnen vragen en zeggen
tot die parleurs, die gisteren nog maar tot het
wezenlijk belangrijk punt van het onderwijs in
al zijn vertakkingen waren genaderdhoe
kunt gij tegelijkertijd dat de Minister daar
dag-aan dag aan de groene tafel moet zitten,
tal van nieuwe wetten vragen of op een aantal
maatregelenbeschikkingen onderzoekingen
en beslissingen aandringen, loopende over een
tiental afdeelingen, die behalve het dagelijksch
beleid van zaken, onder zijn beheer staan.
Daaromde minister moge zich onlangs
beroepen hebben op het recht der kroon tot
instelling of wijziging van Departementen van
algemeen bestuur, mij dunkt 's Konings toe
stemming zou niet uitblijven op een goed
gemotiveerde voordracht. Maar bovendien toe
voeging van een of acder onderdeel aan een an
der Departement kan plaats hebben en is reeds
meermalen op de eenvoudigste wijze tot stand
gekomen zonder dat b. v. van een geheel af
zonderlijk Departement voor het onderwijs
gelijk de heer Moens wilde, of van een voor
de openbare werken, waarop men vroeger meer
malen bij Thorbecke vruchteloos heeft aange
drongen, sprake behoeft te zijn.
Wat overigens het karakter van dat lang
durig debat betreft tusschen de leden en den
Minister, mag men zeggen, dat het van weers
zijden welwillend en heusch isen dat de
Minister, ofschoon vooral in waterstaats-aan
gelegenheden en openbare werken, hooger en
middelbaar onderwijsniet zóó zeer op de
hoogte als men dat van Thorbecke gewoon
was toch doorslaande blijken geeft van ken
nis en gevatheid. En bovendien niemand kon
of kan de vergelijking met dien staatsman,
ook op het gebied van practische volksbe
langen, doorslaan.
Op twee zaken aan het spoorweg-debat ont
leend, wenschte ik meer bepaald de aandacht
te vestigen, de eene van bepaald groot algemeen,
de andere oogenschijnlijk meer van provinci
aal, toch ook eigenlijk van algemeen belang.
Ik bedoel in de eerste plaats de verklaring
van den Minister omtrent de toekomstige uit
breiding van het spoorwegnet. Het is niet van
belang ontbloot 's Ministers verklaring textueel
op te nemen wat de hoofdzaak betreft.
„Als men let," zeide hij, „op hetgeen met op
zicht tot de spoorwegen rotndom ons geschiedt,
dan komt men al ras tot de overtuiging, dat
•Nederland, als het de taak bij de wet, voor
geschreven afgewerkt hebbende, stil bleef zitten,
snel, zeer snel achteruit, zou gaan. Men moet
nu reeds zonder dralen, de middelen beramen
die aangewend zullen kunnen worden om ons
spoorwegnet uittebreiden. En langs welken
weg? Aan verscheidene wegen bestaat be
hoefte, die zeer goed door particulieren tot
stand gebracht zouden kunnen worden. Maar,
wil men dat op solide wijze doen, dan moe
ten vele van die ondernemingen door de Re
geering worden gesteund. Maar de wijze
waarop het beginsel zou moeten worden toe
gepast leverde groote moeielijkheid op.
Daarom was het een ernstig punt van over
weging bij de Regeering of het wellicht niet
raadzaam zou zijn althans sommige lijnen
gelijk tot dus ver geschied isvan wege den
staat aan te leggen en in het algemeen spoor
wegnet op te nemen. Het overleg bij de
Regeering is nóg niet afgeloopen; men hebbe
eenig geduld. Het resultaat van dat overleg
zal waarschijnlijk spoedig aan de Kamer me
degedeeld worden."
{Vervolg en slot in ons volgend nr.)
Ingezonden.
In hare vergadering van jl. Woensdag heeft de
vereeniging „Gemeentebelang", de volgende moties
aangenomen .-
lo. De Vereeniging Gemeentebelang,
overwegende, dat het Burg. Armbestuur is eene
instelling van staatszorg voor de armen, en dat die
zorg tot alle armen behoort te worden uitgestrekt
dat de comm. tot de Oeconomische Spijsuitdeeling
voor al de armen der gemeente bestaat;
dat beide instellingen niet zijn inrichtingen vau
godsdienstigen aard of gezondheidsmaatregelen,
is van oordeel
dat de bepaling om niemand te bedeelen, dan die
gevaccineerd is, of tot een der kerkgenootschappen
behoort, uit de reglementen der beide instellingen
moet worden geschrapt.
2o. De vereeniging betuigt hare ijdhaesie aan het be-f,
ginsel tot oprichting eener landbouwschool. Zij meent
daarin de erkenning te vinden, dat de oppositie, die
hare stem aan dat plan schonk, de uitgaven voor
het onderwijs vruchtbaar acht voor de gemeente.
■iW.IMWMMBH—WMBgH—W|W—
GOES, 4 December 1872.
De geheele zitting der Tweede Kamer van
gisteren, was aan het lager onderwijs gewijd.
De heer Moens drong aan op herziening der
wet, met betrekking vooral tot de tractementen
der hoofd- en hulponderwijzers, terwijl de hee
ren Saaijmans Vader en van Wassenaer van Cat-
wijck klaagden over de achterstelling van het
bizonder onderwijs en de godsdienstloosheid
der openbare, neutrale school. Onderscheidene
sprekers namen deel aan het debat. Het le
verde geen nieuwe gezichtspunten. De Mi
nister was nog niet overtuigd van de nood
zakelijkheid eener wijziging dezer belangrijke
organieke wet. In de bezoldiging der onder
wijzers komt gaandeweg verbetering enz.
{Per telegraafIn de zitting van heden is
Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken aangenomen
met algemeene stemmen op een na, die van
den heer Hoffmann.
De Minister van Binnenl. Zaken brengt ter
algemeene kennis, dat de Commissie, belast
met het examineeren van hen. die eene acte
van bevoegdheid als apotheker wenschen te
verkrijgen, zitting zal houden op Woensdag 11
December e. k. en volgende dagen te Amsterdam.
De Minister van Binnenl. Zaken brengt ter
kennis van gezagvoerders van vaartuigen die
de oude Maas bevaren, dat in de richting van
pijler II ,van de brug over dé Oude Maas te
Dordrecht, ten gevolge van door den hoogen
waterstand ontstane belemmering in werkzaam
heden aan de remmingwerken, palen onder water
staan, waardoor de opening tusschen de pij
lers I en II niet bevaarbaar is.
{Vervolg binnenl. berichten aan de binnenzijde) j
OPENBARE VERGADERING
van den
RAAD der «EMEIUÏTE GOGS,
op DINSDAG den 3 DECEMBER 1872,
des avonds ten 7i ure.
Voorzitter de heer mr. M. P. Blaaubeen.
Tegenwoordig; twaalf leden en de secretaris.
Afwezig met kennisgeving wegens verblijf buiten de gemeente
de heer jhr. mr J. J. Pompe van Meerdervoort.
I. De notulen der vergadering van den 15 November wor
den gelezen en goedgekeurd.
II. De Voorzitter doet de navolgende mededeelingen, die al
len, zooveel noodig met goedkeuring, voor notificatie worden
aangenomen;
dat de heer J. M. Pilaar de benoeming tot lid van het gast
huis-bestuur heeft aangenomen, waarvan mededeeling is gedaan
aan den heer mr. Del Baere als benoemd president, en dat het
nieuwe bestuur morgen (Woensdag den 4 December) het beheer
van het tegenwoordig bestuur zal overnemen;
dat de kas en boeken van den gemeente-ontvanger op den 28
November zijn opgenomen en dat toen aan geld en geldswaarde
in kas is bevonden, gelijk behoorde, de som van 13177,34s,
zijnde het procesverbaal voor de leden ter visie gelegd;
dat aan Aagje Adriana Marina Visser, op haar verzoek tegen
1 Januari 1873 eervol ontslag is verleend als kweekelinge aan
de bewaarschool voor minvermogenden, en dat bereids eene op
roeping is gedaan ter harer vervanging;
dat de instellingen van weldadigheid weder zijn uitgenoodigd
een lid te committeerep voor de nieuwjaarscommissie, waarvan
de beer J. A. A. Fransen van de Putte het voorzitterschap op
nieuw heeft op zich genomen, terwijl voor de administratie aan
die commissie is toegevoegd de heer C. Risseeuw griffier ter
secretarie.
III. Voorts deelt de Voorzitter mede, dat de sollicitatie naar
de betrekkingen van hoofd- en hulponderwijzer aan de school der
le klasse is opengesteld tot morgen (4 Dec.) en dat zich ver
scheidene sollicitanten hebben aangemeld; dat het vergelijkend
examen voor de eerste betrekking weldra gehouden en daarvan
aan de leden kennis gegeven zal worden.
Naar aanleiding van die mededeeling stellen burg. en weth. voor,
hun een crediet te openen, ten einde de aspiranten, die van elders
komen, hier verblijf te verschaffen, evenals dit verleend is in de
vergadering van 13 September 1871 voor de kosten van het ver
gelijkend examen voor de betrekking van hoofdonderwijzer aan
de school der 3e klasse Het is niet mogelijk een cijfer voor dit
crediet uittetrekken. De heer M. de Jonge Melly is bereid, om
de onderwijzers te logeeren op dezelfde voorwaarden als vroeger,
doch het getal der aspiranten is niet volledig bekend.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt het voor
stel aangenomen.
IV. Nog vragen burg. en weth. een crediet tot het geven
van het gewone St. Nicolaas-feest aan de leerlingen van de be
waarschool voor onvermogenden. Tal van jaren heeft dit plaats
gehad, doch de financiëele commissie heeft daarop aanmerking
gemaakt, zonder dat eenige argumenten werden aangegeven. De
Voorzitter kan die dus niet refuteeren, maar burg. en weth. doen
met vrijmoedigheid de aanvrage, ten einde de kleine onvermogen
den eene vreugde te bereiden, waarnaar ieder kind zoo haakt.
Zij vermeenen voor dat feest p. m. ƒ50,te behoeven. In 1870
werd uitgegeven ƒ34,75, maar het getal leerlingen is sedert aan
zienlijk vermeerderd. Met aandrang noodigen burg. en weth. den
raad uit, hen te autoriseeren tot het doen dier uitgaaf.
De heer Meijlink zegt, dat de fin. comm. alleen hare opmer
king gemaakt heeft, dewijl er geen post voor die uitgave op
de begrooting voorkwam en niet omdat zij tegen het feest was.
Al moest er 7 5,voor uitgegeven worden, dan zou zij die
gelden gaarne toestaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het crediet verleend.
De Voorzitter deelt nog mede dat zijn ingekomen de navol
gende stukken
lo. Van Gedeputeerde Staten: goedkeuring der raadsbesluiten
van 15 November jl.;
tot uitgifte van grond in erfpacht aan de wed. Adriaanse
tot verkoop van grond aan W. Duvekot;
tot aankoop var. het huis van W. Swart;
tot af- en overschrijving op de begrooting voor 1872, ter vol
doening van het aandeel der gemeente in de kwade posten der
grond- en pers. belasting
tot verhooging der jaarwedde van de hulponderwijzers, waarbij
gelezen wordt eene dankbetuiging der hulponderwijzers voor die
verhooging
tot verkoop van grond aan de Goesscke garancinefabriek;
tot verkoop van het huis in de Korte Vosstraat.
Al deze stukken worden voor notificatie aangenomen.
2o. de aanbevelingen van verschillende collegiën voor het doen
van benoemingen tengevolge van periodieke aftredingenals
Van het armbestuur, voor A. Nortier Pz., de aftredende en
B. van Asperen Vervenne; voor mr. P. J. F. van Voorst Vader,
de aftredende en J. Meijler; voor mevrouw de wed. Piepers
Marinussen, als regentes van bet weeshuis: mevr. de Fouw
Mulder en de wed. Rochefortde Leeuw;
Van de gezondheidscommissie, voor D. de Koning, de aftre
dende en J. H. Hanninkvoor E. L. van Mervennee, de af
tredende, dïe als veearts in de commissie zitting heeft;
Voor de plaatselijke schoolcommissie, voor J. M. Kakebeeke,
de aftredende en G. van der Hoek
Van de commissie van toezicht op het midd. onderwijs, voor
J. J. Ochtman, de aftredende en W. F. Busing.
Al deze aanbevelingen worden ter visie gelegd, om in de
Volgende vergadering de benoeming te doen.
3». Eenige staatsbladen, die bij de verzameling zullen ge
voegd worden.
VI. Aan de orde is, het suppletoir kohier van den hoofde-
lijken omslag, dat, omdat daartegen geene reclames zijn inge
komen, wordt gearresteerd, zooals het door burg. en weth. is
vastgesteld.