UOFSSCIIE COURANT. 1872. N°. 139. Zaterdag 23 November. 59ste jaargang. AANBESTEDING. KLEEDING DER POLÏTIE-AGENTEN. Het leveren der Kleeding van de Politie- Agenten voor 1873, bestaande in: GEZONDHEIDSWETTEN. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vnijdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels h/1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES zullen op Zaturdag den 23 November 1872, des na middags ten één ure in hunne vergaderkamer ten raad- huize, bij inschrijving, trachten aan te besteden-. ACHT JASSEN, TWAALF PANTALONS, ACHT PETTEN en VIER MANTELS. De modellen der kleedingstukken en de monsters van het laken liggen, met het bestek, ter visie van belanghebbenden ter secretarie der gemeente, van heden tot den dag der aanbesteding op eiken werkdag, van des voormiddags negen tot des namiddags twee ure. Goes, den 12 November 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN: Het Nederlandsche volk gaat door voor het meest onbeweeglijke van Europa, wij mee- nen dat de geschiedenis der laatste tijden die stelling ietwat heeft verzwakt. "Wij zijn verval len van de eene agitatie in de andere. Nauw- lijks zijn de gemoederen van een deel der natie bekoeld van de agitatie tegen het wegnemen van den Nederlandschen gezant bij den Paus, of er stroomen adressen naar den Haag om den afstand van een onzer koloniën tegen te houden. En terwijl de anti-sehoolwetmannen de bewe ging tegen ons onderwijs ten toppunt trachten te voeren en het anti» schoolwetverbond naar het fatale getal van 10000 leden zoekt om Troon en Kamers met adressen te bestormen, ontstaat eene beweging in den lande, zooals men die, gelijk de heer Hein in de Eerste Kamer terecht opmerkte, zich sedert lang niet herinnerde, 't Was eene beweging, die deed denken aan den April- storm van 1853. Was toenmaals Utrecht de stad waar de storm opstak, thans was het de hoofdstad. Het Christelijk-historische dagblad der hoofdstad, de Standaard, was de groote aan- blazer. Wij kunnen thans, nu de gevreesde wet door de beide Kamers is aangenomen, kalmer den storm, zijne oorzaken en gevolgen nagaan. Het is reeds meer opgemerkt en het kan niet genoeg worden herhaalddat ons volk dat onze huismoeders, dat onze bestuurders, met al hun roep van reinheid, met al hunne oud- Nederlandsche traditiën van zindelijkheid, onge hoord slordig zijn ten aanzien van alles, wat de gezondheid, vooral de openbare, betreft. Of het water, dat men drinkt, bezwangerd is met de „zouten van den buurman" en of de lucht bedorven is, dat trekt men zich bitter weinig aan, als het huis maar netjes stofvrij is. De meest oorspronkelijke gezondheidsregelen worden in steden en dorpen met voeten getreden. Men zal bij een doode, aan eene besmettelijke ziekte gestorven, in onze Zeeuwsche dorpen de bossen stroo aan de straat niet vergeten, maar maat regelen om de besmetting te beperken? Als men er niet toe wordt gedwongen, zal niemand er aan denken. Nu komt ongelukkigerwijze bij deze laakbare onverschilligheid de godsdienstige gemoedelijkheid. Zij, die ziekten beschouwen als eene straf des Heeren, als bezoekingen, zitten bij die theorie wel een weinig in den weg met dokters en geneesmiddelen, maar de natuur is toch sterker dan de leer en men wil zich dus dan nog wel laten genezen. Maar ziekten voor' komen is een gruweldaad, die volkomen in- druischt tegen de bezoekings-theorie. En toch, ervaring en wetenschap leeren, dat ziekten voor komen wordenniet alleen in honderden dage- lijksche gevallen, maar dr-t algemeene epidemiën kunnen voorkomen of verzacht worden. Nu is het de plicht van den Staat om tusschen beide te komen. Onvermijdelijk zal hierdoor de per soonlijke vrijheid verkort worden, maar dat ge schiedt reeds in zoovele gevallen in onzen maat- schappelijken toestand dat ieder denkend lid onzer maatschappij die opoffering zich gaarne getroosten zal. Wij voor ons dwepen volstrekt niet men een almachligen Staat, die met vaderlijke zorg zich met alles bemoeit. Maar de ondervinding in ons vaderland leertdat als de gezondheidsbelan gen moeten overgelaten worden aan de bevol king, deze groote kans heeft ontijdig uittester ven. Onze overtuiging is het dan ook, dat de rijks- en overige besturen in dit opzicht nog veel te weinig hebben gedaan. Wij hebben sints 1 November 1865 de wetten op de genees kunst en het geneeskundig staatstoezicht. Maar luttel was de invloed dier instelling op den open baren gezondheidstoestand. Wilde men invloed dan moest men ook meer speciale wetten. En zoo is dan door Thorbecke ten vorigen jare het wetsontwerp tot voorziening tegen besmettelijke ziekten bij de Tweede Kamer ingediend en door zijn opvolger gewijzigd in behandeling gegeven. Intusschen had de heer -Geertsema de belang rijke bepaling op de vaccine uit de wet gelicht, die, gelijk bekend is, door het amendement der heeren Godefroi c. s. weder In de wet is op genomen. En ziedaar nu de aanleiding tot den storm, door den Standaard aangeblazen. Welke gru welijke bepaling was dat dan toch van die heeren Godefroi c. s.? Eenvoudig deze dat op de scho len geen ongevaccineerde kinderen of onderwij zers worden toegelaten. Die dwang is nog zij- delingsch, want de Staat zou ook eene algemeene, verplichte vaccine kunnen eischen. Nu had men de groote woorden van den Standaard. Zulk eene bepaling was dwang, was inquisitie, was een slag in het aangezicht der christelijk-nationa- len. Adressen dus naar de Eerste Kamer en den koning. In naam der vrijheid Merkt op hoe men niet opkomt tegen de vac cine zelve, maar tegen den gewetensdwang, hoe men allen oproept in naam der vrijheid. Dit was de onware voorstelling, die het volk moest opwinden even als bij de agitatie van het anti schoolwetverbond. De oprichters van dien bond beweerden, dat men allen, voorstanders of tegen standers der schoolwet, opriep om de vrijheid van onderwijs te verdedigen. Doch ziet, eeni- gen tijd later verspreekt ds. Kuyper te Amster dam zich en beweert in een oiliciëel stuk van den Amsterdamschen kerkeraad, dat een voor stander der schoolwet geen lid kan zijn van het anti-schoolwetverbond. Zoo straft de onwaarheid zich zelve. Zoo ook hier. Men spreekt van gewetens dwang maar 't was alleen een beweging om het dwaze begrip van sommige „eenvoudigen" dat inenten tegen de pokken „den Heer vooruit- loopen" is, in bescherming te nemen. Zelf heeft men die bezwaren niet, de inenting is goed, maar toch moet dat vooroordeel ontzien wor den, waardoor de gelegenheid tot pokkenbesmet- ting verduizendvoudigd blijft. Vandaar de schro melijke inconsequentie van hen, die in en buiten de Kamer de bepaling op de vaccine bestreden hebben. Op de groote Christelijk-nationale scholen te Amsterdam worden kinderen, die geen bewijs van inenting kunnen vertoonen, streng geweerd. De heer van Wassenaer van Catwijck die in de Kamer natuurlijk de bepaling bestreed, kon niet tegenspreken dat op de door hem zelf opge richte Christelijk-nationale school dezelfde maat regel is ingevoerd. Maar nog erger maakte het de heer Saaijmans Vaderdie de vaccine even warm verdedigde als bestreed. Om dit te bewijzen hebben wij slechts eenige niet uit haar verband gerukte zinsneden van ééne redevoering (Bijblad pag. 248 en 249) naast elkander af te drukken. Ik ben een voorstander van de vaccine; ik heb in mijn huiselijken kring- heilzame gevolgen daarvan steeds mo gen ondervinden Ik geloof dat het Gods besturende hand was, die ons het middel heeft toegezonden, om de natuurlij ke pokken te bestrijden. Men weet toch hoe geheel zonder eenige menschelijke tus- schenkomst dat middel is bekend geworden, en ik heb daaruit meermalen aan leiding getrokken om die genen welke gemoedsbezwa ren hadden, waardoor zij hun ne kinderen aan die kunst bewerking meenden te moeten onttrekken, des aangaande in te lichten. Ik ben geen deskundige en moetdus afgaan op hetgeen betrekkelijk dat punt geschre ven is door mannen aan wie men geloof moet schenken en dan blijkt, dat zich krach tige stemmen tegen deze kunstbewerking verheffen. In Engeland is zelfs een Anti-vaccinatie-verbond op- gerigtwaaraan honderd duizenden hebben deelge nomen en daaronder mannen van erkende wetenschappe lijke verdiensten, die zich verklaren tegen de vaccine èn als gevaarlijk èn als niet beantwoordende aan het doel. Ik kom nog op een ander argument, dat ook zeer zwaar bij mij weegt. Het is bekend, dat de vaccine aanleiding ;eeft ziekte-stoffen over te irengen, op het gevaccineerd wordende kind. Niettegen staande voorbehoedmidde len zijn er bewijzen te over van het hoogst gevaarlijke van de kunstbewerking der vaccine. Wij vragen aan ieder eerlijk mandie de door ons onderschrapte zinsnede vergelijktof de heer Saaijmans Vader niet voor de eene helft voorstander en voor de andere heltt tegenstander der vaccine moet genoemd worden en of aan zijne argumenten dus eenige waarde mag gehecht worden? Wanneer wij uit deze rede eene „aan leiding" wilden „trekken het zou zijn om te zeggen, dat de heer Saaijmans tegen beter weten in een nuttige maatregel heeft willen tegenhou den en het dwaze figuur zich daarvoor wel wilde getroosten zich een voorstander te noemen van een hoogst gevaarlijke kunstbewerking. Er is nog ietsdat ons in deze redevoering treft. De heer S. Vader erkent op bladz. 248 van het Bijblad dat liet God isdie ons het middel der vaccine heeft toegezonden, en op bladz. 249 voert hij, op gezag van eenige Engelsche geneesheeren, aan, dat datzelfde middel eene ge vaarlijke kunstbewerking is, die niet aan het doel beantwoordt. Hoe nu God zendt ons dus een middel, dat gevaarlijk is, dat niet aan het doel beantwoordt Ons dunkt, dat de heer S. Vaderzoodra hij erkent, dat de vaccine een door God gezonden middel is, van zijn standpunt niets anders doen kon dantegen 't gevoelen van alle genees heeren der wereld inde toepassing van dat middel met alle kracht bevorderen, en toch de heer S. Vader stemt tegen het amendement, dat die toepassing in zich sluit 1 Terecht noemde men die taal van den heer Saaijmans in de Eerste Kamer merkwaardig. Deze rede zal immer merkwaardig blijven als een bewijs van halsstarrigheid, waar het geldt nuttige maatregelen te nemen trots gemoedelijke vooroordeelen. 't Blijkt ook uit het adres van den burge meester van Andel, ingekomen bij de Eerste Kamer, hoe deze beweging eene opgeschroefde was. Hij deelde daarin mede, hoe op een adres tegen de vaccine, uit zijne gemeente door ds. van Goor opgezondenvele handteekeningen van mindeijarigen, zelfs van tienjarigen, voorkomen

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1