1872. N°. 136. Zaterdag 16 November. 59ste jaargang.
VERVLOGEN HOOP.
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag
en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de rege-l geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be
trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels A/1,
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
Wat meenden zij het goed met ons die
brave kiezers, die nu sedert eenige jaren ons
van nieuwe raadsleden voorzagen, en alle per
soonlijke overwegingen ter zijde stelden, om
zulke mannen in het bestuur te brengen, die
eerst reebt de belangen der burgerij kenden
en al hunne talenten en krachten zouden
dienstbaar maken, om die te bevorderen. Met
welke schoone, en immers welgegronde, ver
wachting gingen wij de toekomst te gemoet.
Wel moesten wij geduld oefenen tot de volks
mannen de overhand zouden hebben, om die
Verfoeilijke liberalen voor goed van hunnen
troon te stooten endoor vooral de kosten
van het onderwijs te verminderen, den hoof-
delijken omslag tot een onbeduidend cijfer
te doen dalen, maar al wachtende zagen wij
toch een Pompe en Gallenfelseen Quist en
Meijlink in den raad optreden en met elke
nieuwe keus kregen wij meer grond om te
hopen, dat nu welhaast onze lasten aanmer
kelijk verminderd, onze voordeelen belangrijk
vermeerderd zouden worden. Het waren toch
juist de mannen, die ons die toekomst hadden
voorgespiegeld.
Hoe Werd dat uitzicht verruimd en ver
zekerd, toen de financiëele commissie uit den
raad samengesteld werd uit de specialiteiten
Pompe en Meijlink, vermeerderd met de spe
cialiteit Nor tier, die onder dezelfde vlag den
raad was binnen geklaard en wiens antece
denten in zijne betrekking als raadslid de
meeste hoop gaven, dat hij de pogingen zij
ner medeleden zou steunen.
Op geduld alleen kwam het aan. De za
ken waren immers in treurigen staat. Het
liberaal wanbestuur had een toestand in het
leven geroepen, die niet op eens kon worden
veranderd en verbeterd. Men had tijd noodig
om te overleggen, van welke zijde men de
zaken zou aanvatten, wat men het eerst her-
Vormen zou. Onderwijs, financien, en wat
fiiet al meer eischte de reddende hand onzer
behouders, 't Was voorwaar geen lichte taak.
Wat zou men uit velen het eerst kiezen en
onder handen nemen?
Onze kiezers, even als het volk achter hen,
begrepen het volkomen en met onuitputtelijke
lankmoedigheid zagen zij 2, 3 jaren uit naar
de dingen, die komen zouden. Wie zou er zich
over beklaagd hebben, dat de eene begrooting
na de andere aangenomen werd, zooals die
door burg. en weth. was opgemaaktdat onze
specialiteiten het bij eenige redevoeringen lieten,
nu en dan eens protesteerden, maar verder
alles op den ouden voet continueerden. 'tWas
nog altijd de tijd der voorbereiding; de heil
zon schuilde slechts achter eenige nevelen,
die de wijze en machtige hand der meerder
heid in den raad te rechtentijd zou wegva
gen; als maar eens de zaken goed over en
ingezien waren dan zou het licht doorbre
ken
Maar het was dan toch ook geen overijling
of ongegronde verwachting, als de Goessche
burgerij de hoop koesterde, dat bij de be
grooting voor 1873 een enkele tip van den
sluier zou opgelicht, het plan van dén veld
tocht ontdekt en de eerste schrede op den
weg der hervorming zoude gedaan worden.
Boe schoon liet zich alles aanzien toen het
lijvig rapport der financiëele commissie het
Ücht zag en door bezuiniging op verschillende
posten ons eene vermindering van de directe
belasting tot een bedrag van 3000 werd
voorgespiegeld. Zoo hadden wij dan niet ver
geefs gewacht. Nu zouden de liberale verder-
vers beschaamd, de zegepraal der kerkelijke
raadsleden gevierd, het welvaren der gemeente
op hechten grond gebouwd worden
Helaas! vrome kiezers en hopende burgers
van Goeshoe zijn uwe schoone droomen
vervlogen in rook. Uw hoofdelijke omslag is
niet verminderd; niets, letterlijk niets is in den
gang van zaken veranderd; de begrooting
voor 1873 is nagenoeg zooals zij was »«et
algemeene stemmen goedgekeurd. Gij hebt
thans recht aan de financieele commissie, aan
de u opgedrongen raadsleden te vragenwaar
zijn nu de bewijzen, dat gij en gij alleen de
ware volksbestuurders zijt, dat gij recht hadt
anderen te verdringen Wat hebt gij verbe
terd, hervormd na zoo vele beloften en na
zoo lang beraad? Zijn dat uwe bezuinigingen,
is dat de vervulling van uw programma, dat
ge zonder kennis van zaken, zonder gron
dige argumenten, zonder bewijs van 't moge
lijke uwer voorstellen, hier en daar maar wat
van de posten afhakt, zóó dolzinnig, dat bij
de eerste toelichting de beste van den voor
zitter, vriend en vijand u verlaat
Laat ons de geschiedenis der begrootings-
discussien opslaan.
Wel mocht het een treurig rapport ge
noemd worden, dat door de fin. comm. was
ingediend, de uitkomst heeft dit ten volle
bewezen en bijna onbegrijpelijk is het hoe
iemand als jhr. Pompe onder die 12 fol. pa-
ginas onzin zijn naam durfde zetten. Nog
treuriger werd het figuur, dat hij bij de de
batten daarover maakte. Het medelid Norlier
schitterde als altijd door zijn welsprekend
zwijgen, de heer Mejlink door enkele onbe
kookte soms onbegrijpelijke opmerkingen. Zij
dragen echter met hunnen voorzitter al den
last der geleden nederlaag.
Wat toch zagen wij gebeuren. Schier op
eiken begrootingspost had de commissie aan
merking en, in verband daarmede, meerdere
of mindere bezuiniging gemaakt. Het stond
nu eenmaal vast, dat er f 3000 moest ge
vonden worden, om die van den hoofdelijken
omslag aftetrekken en daartoe werd het on
mogelijke zelfs aanbevolen en aangedrongen.
Wij mogen waarlijk wel vragen of de
financieele belangen der gemeente of de ver
schillende zaken, die 't hier gold, door de
commissie worden gekend; of zij eenig be
grip heeft van eene goede gemeentehuishou
ding, waar zij zich telkens gevangen moet
geven of hare voorstellen intrekken, op de
bemerkingen van den voorzitter, wier gegrond
heid voor alles duidelijk is. Zij wil 50
bezuinigen op brandstoffen en stemt voor het
toestaan daarvan. Zij wil ƒ100 minder geven
voor onderhoud van riolen en wegen, maar moet
toestemmen dat die noodig zijn. Zij acht ƒ100
te veel uitgetrokken voor onderhoud van wegen
en staat ze toe, omdat bewezen wordt dat
zij de behoeften niet kent. Niet minder dan
ƒ300 tracht zij voor fonteinen en wandelplaatsen
te beknibbelen, maar stemt er alweder in toe,
omdat zij de argumenten van den voorzitter
niet weerleggen kan. Zij heeft den post voor
vernieuwing van 1600 tot ƒ280 willen terug
brengen en toch stemt zij voor de begrooting
waarin die post onveranderd is aangenomen.
Zoo gaat het slag op slag. De commissie
bevindt niet een van hare voorstellen houd
baar; zij moet, al poogt zij nu en dan hare
uitgedrukte bewering vol te houden, telkens
toegeven en stilzwijgend erkennen, dat zij
mistastte, zoodat ten slotte van haar geheelè
rapport niets meer overblijft dan het bewijs,
dat daarin de goede burgerij een rad voor de
oogen werd gedraaid, als ware de commissie
werkelijk op bezuiniging uit ofschoon zij nu
heeft toegegevendat er niet te bezuinigen viel.
Doch laat ons de waarheid niet te kort
doen. Van de geraamde ƒ3000. is toch eene
som van ƒ70, zegge zeventig, op de lijst der
bezuinigingen gebleven. De kleine uitgave aan
de woning van den heer Liebert werd geschrapt,
nadat de commissie die bestreden had met
eene hevigheid alsof het zoovele duizenden
gold en de heer Gallenfels het onnoodige met
het voorbeeld van zijn keukenmeid en van zijn
waschketel had gestaafd. Voorwaar eene schit
terende zegepraal: zeventig gulden op dei
ƒ92000,—
Ziedaar dan de muis door den berg ge
baard. Gij betaalt te veel, zoo maakte men
de gemeente wijs, en men ziet geen. kans oin
meer dan t 70,van de uitgaven aftetrek
ken. Het onderwijs met zoo groote kosten is
het verderf voor de burgerij, heeft men ge
zegd, en er gaat zelfs geen stem op, om daarin
eenige verandering te brengen. Wat meer is
sints de oppositie optrad, om vooral op 't punt
van onderwijs bezuiniging aan te brengen, is
't cijfer van dien post aanzienlijk toegenomen,
en wellicht zal het blijken, dat de burgerij
nog meer boven het hoofd hangt. Alles, alles
blijft overigens op den. ouden voet. Kan men
het bestuur, dat de begrooting ontworpen
heeft, beter lauwer toereiken? Kan. men da
overbodigheid, de onmogelijkheid der oppositie
beter karakteriseeren
Zoo staat daar die voormalige oppositie, thans
regeerende macht, in hare onmacht voor ons.
Een van beiden toch is waar. Zij heeft de
juistheid der begrooting erkend of zij heeft
hare beginselen verloochend, 't Was misschien
in dat gevoel van jammerlijke onbekwaam
heid, dat zij, om toch eenige wraak te nemen,
een verdienstelijk lid in de commissie van
classificatie door een ander verving, die, hoe
verdienstelijk ook, in dit oogenblik en op
zulke wijze zelf niet wenschen kan daarin
optetreden. Want dat de heer Koornan als
gemeente-geneesheer juist de gezinnen kent,
waarvoor de commissie dient en dus ook uit
dien hoofde de rechte man op de rechte plaats
mag geacht worden, zal niemand tegenspreken.
Zouden onze vrome raadsleden werkelijk mee-
nen daarmede een heldendaad te hebben be
dreven? Of moet hier nog aan andere, persoon
lijke redenen worden gedacht?
Dat wij ons over de uitkomst van een en
ander noch verwonderen noch beklagen, is
licht te begrijpen. Wij hadden die gewacht,
overtuigd als wij zijn, dat ons dagelijksch be
stuur met verstand en nauwgezetheid de ad
ministratie voert. Men had wel den schijn
gewekt, dat de gemeentebelangen door een
partijdig bestuur verwaarloosd werden, maai
de beschuldiging, die men gaarne had inge
bracht, is de veroordeeling geworden van hare
uitvinders. Het staat nu vast, dat zij, die op
traden als zooveel wijzer en beter dan hunne
voorgangers, het zegel hebben moeten drukken op
het veroordeelde werk. Voorwaar eene schitte
rende rechtvaardiging voor ons bestuur en
niet minder voor onze vroegere raadsleden aan
wie zooveel door diezelfde oppositie werd ten
laste gelegd, omtrent wie zij zich zulke insi-
nuatien veroorloofde.
En nu beklage zich de burgerij niet, dat
zij evenveel betaalt, want het nuttig besteede