1872. N°. 126. Donderdag 24 October. 59 jaargang. Schoolwet-agitatie. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. GOESSCHE üe uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avond uitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels h/1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. OPENBARE VERGADERING VAN DEN K.t jt Mi der GEMEE1VTE GOES, op VRIJDAG den 25 OCTOBER 1872, des avonds ten 6 ure. PUNTEN VAN BEHANDELING: 1. Mededeelingen, ingekomen stukken. 2. Aanvragen van A. en P. Willeboer, om gronden in erfpacht. 3. Idem van P. M. Verboom, om idem. 4. Beslissing op het verzoek van A. de Bruijne Jz. om gebruik van zijkant en sloot bij zijn erf. 5. Rekening van het Burgerlijk armbestuur over 1871. 6. Begrooting van idem voor 1873. 7. Adres van A. Schraver om verhooging zijner jaarwedde. 8. Begrooting der gemeente voor 1873. ii. De geschiedenis leert, dat de school nooit aan hare roeping beantwoord heeft, zoolang zij door de kerk werd beheerscht. Ziet eens hoe onbeduidend de eischen waren, die aan onderwijzers werden gesteld; wij zouden ons thans schamen als van de minsten onder de scholieren niet meer gevorderd werd. Ziet wat er op de scholen werd geleerd. Het voor naamste was, de 10 geboden, de catechismus, het geslachtregister van Adam enz. Als of "het werktuiglijk opzeggen van dezen de kin deren vroom maakte en het gemis van alle andere kundigheden vergoedde. Ziet al verder wat er voor ontwikkeling en opvoeding werd gedaan in de school of door de onderwijzers. Gij denkt onwillekeurig aan de plak, aan de Straf op het te laat in school komen, aan de strenge bepaling op het separeeren van de twee geslachtenmaar gij vindt niet één voor schrift, dat naar zedelijke vorming henen wijst, of gij zoudt het moeten vinden in dat, waarbij den onderwijzer opgelegd werd de kinderen naar de kerk te geleiden. Inderdaad de kerk heeft zich nooit verdien stelijk gemaakt door hare bemoeiing met het onderwijs. Tot op den oogenblik, waarin men haar die zorg ontnomen heeft, deed zij nooit anders dan leeken vormen, die al vroeg aan haar verbonden werden en bij haar leerden zweren; maar de school tot hare bestemming brengen, haar dienstbaar maken aan opscher ping van het verstandaan de uitbreiding van nuttige kundigheden, het opleiden tot maat schappelijke en christelijke deugden, dat deed zij nooit. Zou zij het thans willen doen Maar dan moest zij niet tegen de bestaande openbare school strijden op de gronden, die zij nu aanvoert. Dan moest zij niet ander maal op den voorgrond stellen, dat de gods dienst op de school onderwezen moet wor den. Zij schijnt nog immer te gelooven, dat de mensch door godsdienstige begrippen van alles verstand krijgt in plaats van door ont wikkeling van het verstand voor het recht begrip van godsdienst te rijpen. En toch bedoelt de schoolwet-agitatie niet anders dan ons terug te voeren naar dien toestand, die wel zeker oorzaak isdat ons volk zoo achterlijk bleef, zoo traag zich aan sloot aan den algemeenen vooruitgang. Nu hier en daar de geest ontwaakt en de banden zoekt af te schudden, waarin hij gekneld werd; nu, misschien wat al te ondankbaardoor velen de moeder verworpen wordt tegelijk met de eischen waaraan men ontwassen meent te wezen, nu siddert de kerk voor eene toe komst, die zij onvermijdelijk ziet naderen en zij gaart alle hare krachten bijeen om het gevaar te bezweren. De jeugd moet bewerkt worden, om later haar steun te zijn, en de ouders worden gedrongen tot deelneming aan een anti-schoolwetverbond, opdat niet langer de staatswet in den weg sta aan wat de kerk wil. Misschien zal iemand zeggen, laat het zijn, dat dit alles van onzen tijd kan worden ge zegd, dan vergeten wij toch niet, dat de vraag oin bizondere scholen niet nieuw is, dat men die verlangd heeft van het oogenblik af, waarin de staat de zorg voor het onderwijs op zich nam. Slaan wij een blik in het verleden. Na de omwenteling van 1795, aanstonds na de scheiding van Kerk en Staat, werd het denkbeeld aangenomen, dat het openbaar onderwijs een onderwerp is van de zorg der regeering. Daarbij werd echter tevens op den voorgrond gezet, „dat in de kinderharten kennis en gevoel zouden worden ingeprent van dat, wat de mensch aan het Opperwezen, aan de maatschappij, zich zeiven en zijne mede- menschen verplicht is, zonder dat in gewone schooltijden leerstellig godsdienstig onderwijs mocht gegeven worden en terwijl voor de op richting van bizondere scholen eene groote ruimte gelaten werd." Tengevolge der wijzi ging van den staatsvorm volgde spoedig eene andere wet, waarin geen onderscheid tus- schen openbare- en bizondere scholen werd gemaakt. Bij de wet van 1806 veranderde dit weder en werden de scholen in openbare en bizondere gerangschikt, maar de bepaling bleef, dat het onderwijs algemeen christelijk zijn moest en het oprichten van bizondere scholen werd daarbij, niet gemakkelijk ge maakt. Had men zich daarover gedurende de vereeniging met Belgie geërgerd, aan stonds na de scheiding der beide landen werd de strijd aangevangen voor eene meerdere vrijlating om bizondere scholen opterichten, en dat wel allermeest door hen, die de drij vers waren der kerkelijk orthodoxe leerbegrip pen en die de gezindheidsscholen in de plaats der gemengde school verlangden, een verlan gen dat evenzeer door de katholieken en steeds met toenemenden drang op den voorgrond werd gezet. De regeering bleef echter, ook bij de grondwet van 1848, vasthouden aan het begrip, dat het publiek onderwijs, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen moet worden geregeld en van toen af vooral werd de strijd heviger, aan den eenen kant van hen, die de school wenschten te gebrui ken als middel om de kerk, door het vroeg tijdig inplanten van bizondere godsdienstige meeningen meerder gezag te verzekeren aan den anderen kant van hen, die de school uitsluitend wilden dienstbaar maken aan al- gemeene ontwikkeling van het verstand, som migen met uitdrukkelijk voorschrift om tot christelijke deugden opteleiden. Wij zullen niet alle phasen van den strijd, die sedert over de onderwijs-wet, ter toepassing van het grondwettig beginsel is gevoerd ge worden, doorloopen. Het zij genoeg hier twee zaken te constateerendat hoe mén ook over de toevoeging van het woord christelijke den ken moge, daarmede toch was aangewezen dat de staat aan de school geen godsdienst loos karakter wilde toekennen, waar hij al leen waakte, dat niet het christelijk element door een eenzijdig kerkelijk element vervan gen werd. Ten anderen mag niet onopgemerkt blijven, dat de wet op het lager onderwijs, die na lange discussiën in 1857 tot stand kwam, wel degelijk te gemoet kwam aan veler zoo ge noemde gemoedsbezwaren, daar (ie oprich ting van bizondere scholen nu veel gemak lij ker geschieden kon dan onder de wet van 1806. De regeering kon moeielijk meer doen dan zij bij het wetsontwerp van 1857 deed, na melijk de bizondere school opnemen als waar borg voor dé vrijheid van hen, die in het openbaar onderwijs geene bevrediging vinden en daarbij de bepaling opnemen (art. 3) „aan bizondere scholen kan van wege de gemeente of de provincie subsidie verleend worden, onder zoodanige voorwaarden als het gemeen te- of provinciaal bestuur noodig acht." Vergelijkt men dus den toestand van vroe ger met dien van het heden, dan hebben de vrienden der bizondere school bepaald ge wonnen. Zelfs tegenstanders der wet erken den dit. Maai- hoe komt het dan, vraagt men terecht, dat in onzen tijd een anti-school wet verbond wordt georganiseerd? Waarom is men met het verkregene niet tevreden? De zaak is duidelijk, indien men ten minste niet voor de tastbare waarheid de oogen wil sluiten. Subsidie voor bizondere scholen kan slechts onder bepaalde voorwaarden verkregen worden. De in hun gemoed bezwaarden wen- schen van de vervulling dier voorwaarden vrij te zijn. Zij willen de schatkist, de ge meentekassen openen, om sectescholen te onderhouden, zoogenaamd met behoud vpn de openbare school. Wel rekenen zij er op, dat de openbare school dan voor een groot, deed onnoodig zou wordenmaar voor den schijn willen zij die behouden. Zij vergeten echter., dat men dan toch zou moeten blijven betalen voor eene school waarvan men geen genot heeft. Doch ook daarvoor weten zij raad. De bizondere school moet regel, de openbare uitzondering worden. Dan zullen de opep-- bare kassen kunnen gebruikt worden, om de meest tegenstrijdige godsdienstige sectescho len te doen onderhouden en slechts in eene enkele plaats zal misschien iets voor eene openbare school worden gevorderd. Men ziet, dat bij het voldoen aan den eisch der anti-schoolwet-mannen het gemoedsbe zwaar van hen die betalen voor eene school waarop hun godsdienst niet geleerd wordt niet zal worden weggenomen. En welk een toestand zou dan geboren worden Dat zullen we ten slotte nog onderzoeken. GOES, 23-October 1872. In de zitting der Tweede Kamer van Maan dag, waarvan wij dienzelfden dag reeds ge deeltelijk verslag gaven, is aangenomen hét amendement Godefroi met 40 tegen 22 stemmen. In de zitting van Dinsdag is de discussie over de wet op de besmettelijke ziekten ge vorderd tot de strafbepalingen. Op art. 23 is verworpen een amendement van den heer Begram, om jaarmarkten toe te laten bij epi demische ziekten, met 43 tegen 16 stemmen; verworpen is artikel 25, dat in verband tot en met art. 31 handelt over de cholera-commis- siën, aan welke een officieel karakter -wordt gegeven. De Minister heeft daarop al die arti kelen ingetrokken, zoodat die commissiën, waar zij bestaan of opgericht worden, een bloot par ticulier karakter hebben. Nadat voorts de strafbepalingen door den Minister in verband waren gebracht met de

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1