1872. N°. 124. Zaterdag 19 October. 593te jaargang. Over liet onderwijs, mr. Saaynians Vader en de IV. Goessche Courant. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. GOESSCH sS* WURMT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten met de daarop be. trekking hebbende dankbetuigingen van 1—8 regels it 1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. Hoewel wij ons voorgenomen hebben in onze volgende nrs. de geschiedenis der school wet-agitatie meer in het algemeen te behan delen, meenen wij niet langer een woord naar aanleiding van 't artikel van mr. S. Vader voorkomende in ons no. van jl. Zaterdag, te moe ten terughouden, te minder wijl nu ook dc Nieu we G. Ct. gemeend heeft een woord te moeten meêspreken, en den schijn aanneemt of mr. S. Vader in deze zaak hulp ndodig heeft. De heer S. Vader heeft ons de eer aange daan, bizondere kennis te nemen van het door ons geschrevene, naar aanleiding van zijne redevoering in de 2e Kamer. Hij be klaagt zich, dat Swij de strekking van zijne rede hebben miskend. Dat is ons genoeg om nog eens onze aandacht aan zijne beschou wingen te wijden. Wij zijn even als de Nieuws G. Ct. van gevoelen, dat de gewichtige questie van het onderwijs niet in den dootpot gestoken moet worden. Iets anders is het, of wij ge baat zijn, als eene zekere partij telkens we der met hare grieven tegen het onderwijs voor den dag komt. Eene onpartijdige be handeling van de zaqk a fond kan nuttig zijn, de aanblazingen van het partijbelang baten niets. Zij bederven veeleer. Wil men de beschuldiging terug werpen en zeggen, dat wij ook partijdig zijn, wij getroosten het ons, maar niet zonder de op merking, dat onze partijdigheid daarin bestaat, dat wij het recht ran alle partijen erkennen en slechts opkomen tegen eenzijdigheid, zooals die bij de bestrijders onzer schoolwet opge merkt wordt. Er is iets ontmoedigends in de taak, die wij opnemen en voortdurend ons voorstellen. Hoe kan men toch tot een goed resultaat komen als zij, met wie wij strijden, duide lijk genoeg doen zienwij willen ons niet laten overtuigen. Zoo bijv. de N. G. Ct. die, om eene laffe aardigheid te kunnen schrijven, onze woorden moedwillig verdraait en ons laat spreken van deelnemers aan de schoolwet-agitatie, waar wij duidelijk spraken van hen die de agitatie opwekken; die nog altijd beweert, dat wij liet Christendom naar onze opvatting willen voortplanten, terwijl wij steeds herhalen, dat de school geen middel tot voortplanting van een leerstellig Christendom, naar welke op vatting ook, behoort te zijn. Wij laten haar gaarne de illusie, dat zij de waarheid gevonden heeft, dat het Chris tendom van den heer Saai/mans het eenig mogelijke isop het terrein harer godsdien stige opvattingen volgen wij haar niet. Zooals wij vroeger reeds opmerkten, zijn de beschouwingen van den heer Saaymans niet nieuw. Ook in zijn schrijven aan de directie onzer courant, komt geen nieuw ge zichtspunt voor. Veeleer stuiten wij aanstonds op eene niet onbelangrijke tegenstrijdigheid. «De schoolwet van 1857 behoeft niet veranderd, zoo zij slechts eerlijk wordt toegepast." Dus spreekt mr. Saaymansmaar hij schrijft niette min, dat eene geringe wijziging der schoolwet veel lezwaar zou hunnen wegnemen. En die ge ringe wijziging zou in niets anders bestaan, dan in de bepaling, dat ook aan bizondere scholen subsidie van gemeentewege kan wor den verleend. Wij achten die wijziging niet zoo gering. In ieder geval is zij onbestaan baar met de geheele oecdnomie van de wet. Hoe kan mr. Saaymans dan zeggen, dat hij de wet onveranderd wil behouden! De heer Saaymans maakt er zich wat a.1 te gemaklijk af, als hij schrijft«ik behoef niet met bewijzen te staven, dat de school niet aan het Christelijk karakter beantwoordt." Hij blijft ons toch al aanstonds de defini tie van dat karakter schuldig en nu zal het wel geene ongerijmde gissing zijn, als wij meenen, dat volgens hem het Christelijk ka rakter bestaat in het gebruik van den bij bel op de school, in het bespreken van leerstukkenbijv. der onsterflijkheidin het voortplanten van kerkelijke begrippen over godsdienst en Christendom. Maar de wet spreekt van opleiding tot Christelijke deugden. Daarlatende nog of deze alleen door de leerstellingen der Ned. Her vormde kerk kunnen worden aangeleerd want het is toch bepaald voor deze dat mr. Saaymans en zijne geestverwanten strijden veroorloven wij ons de vraag: of niet het kenmerk van Christeljh kan gegeven worden aan de school, waar het verstand wordt ont wikkeld, goede zeden worden ingeprent, werk zaamheid en onderlinge genegenheid worden aangekweekt, het streven naar volmaking op elk gebied op den voorgrond staat. Of zou dat alles niet Christelijk zijn Wij achten het dan ook geene eigendunke lijke handelwijze en willekeurige uitlegging der wet, als men de school neutraal laten wil. Neutraal, onzijdig, geen partijkiezende, dat zegt toch niet, dat men tusschen deugd en ondeugd doorzeilen wil, maar dat men in christelijken zin de jeugd ontwikkelt; naar de goede beginselen, die wij christelijke noe men, opleidt, maar zonder de kinder-gemoe- deren en kinderhoofden lastig te vallen met de vraag: of men al dan niet aan erfzonde, duivelen-invloed en dergelijke moet gelooven. Het begrip van neutraliteit op de volks school, schijnt mr. Saaymans, bij al zijne groote talenten, die wij eerbiedigen, niet hel der te wezen. Of wij moeten aannemen, dat ook hij in ander opzicht, geheel bevooroor deeld is. De toepassing der wet, zooals hij die verlangt, indien zij mogelijk ware, zou den Staat, zou eene gemeente in de verplich ting brengen, om over het Christendom der verschillende godsdienstige richtingen een uit spraak te doen, en voortdurend toezicht te houden, dat de onderwijzers liefst aan de leer der Ned. Herv. kerk getrouw bleven. Doch laat ons de zaak maar noemen bij haren waren naam. Mr. Saaymans laat ten slotte ook de aap nog eens uit den mouw komen. Men moest de bizondere scholen sub- sidiëeren. Alles komt weder op de geldquestie neêr. 't Is zoo hard dat de menschen betalen moeten voor eene school, waartegen zij ge moedsbezwaren hebben. Iedere godsdienstige gezindheid moet, liefst op algemeene kosten, op de school de kinderen kunnen doen on derwijzen in de leer, die zij voor de ware houdt. Roorttschen en oud-Roomschen, oud en nieuw-Gereformeerden en onder dezen we der elke kerk of afdeeling moeten bizondere scholen hebben. Ook voor den Israëliet moet dan eene bizondere school zijn. Of zou mr. Saaymans dezen willen opdringen om hunne kinderen in eene of andere Christelijke secten-leer te laten onderwijzen? Op de nefl- trale Christelijke school kunnen ze misschien nog komen, maar de school mag niet langer neutraal zijn. Waar moeten zij dan henen? Zeker wordt dan ook voor hen eene bizon dere inrichting gesubsidieerd. Doch genoegwilden wij schermen met woorden, zooals godsdienstig gebied, Christen dom in dien zingemoedsbezwaar en wat niet al meer, wij zouden nog veel breedvoeriger kunnen worden. Wij danken den heer Saaymans, dat hij zijn eenvoudig standpunt kenbaar maakte. Hij wil geene verandering in de wet maken, wel eene geringe wijziginghij hecht aan de bezwaren tegen het lager onderwijs van velen in den lande behalve aan die van hen, die geene verande ring wenschen van het bestaande; hij acht de opleiding der jeugd beslissend voor de toekomst van ons vaderlandmits die in positief Ned. Herv. kerkdijken kin geschiede; hij gelooft, dat niet van het kanon maar van het onderivijs de toekomst der wereld, ajhangt, mits dat onder wijs zij uit de kanonieke boeken des O. en N. verbonds, zooals ze door hem en de zijnen verstaan worden. Ons standpunt is misschien niet zoo recht zinnig, maar toch veel eenvoudiger. Deel de jeugd kennis mede, die haar wijsheid des le vens kan worden, en indien dan het woord waarheid bevat, dat de godheid zonder aan zien des persoons met welgevallen nederziet op hen, die het goede doen, dan zullen er mis schien onder die vele, zoogenaamd onchris- telijken, nog wel enkelen gevonden worden, die voor sommige, zelfs positieve Christenen, niet behoeven te wijken. GOES, 18 October 1872. H. M. de Koningin is Dinsdag door den hevigen storm in hare reisplannen gestoord. Het stoomschip De Valk is genoodzaakt ge worden in de haven van Bruinisse te blijven liggen, zoodat H. M. eergisteren-nackt aldaar heeft doorgebracht. Eergisteren-morgen is het schip verder gestoomd. Gisteren-nacht 1 ure is H. M. te Woolwich aangekomen. De algemeene discussie over het ontwerp tot voorziening tegen besmettelijke ziekten is reeds Woensdag in de Tweede Kamer afgeloopen. De heeren Dumbar en Wintgens verklaarden zich tegen, de heeren Rombach, Van Kuyk, Gode/roi, Van Wassenaer, Idserda en Smidt voor, ofschoon eenigen hunner verklaarden met leedwezen te hebben gezien, dat de verplichte vaccinatie voor schoolgaande kinderen terug genomen is. De Minister Geertsema heeft het hoofdbeginsel der wet verdedigd en zal over de vaccinatie zich verklaren bij het voorgenomen amendement. Het eerste gedeelte der zitting van de Tweede Kamer was Donderdag geheel gewijd aan de behandeling van artikel 1 der wet op de be smettelijke ziekten. Een amendement van den heer Wintgens om typhus en diphteritis niet in de lijst van besmettelijke ziekten op te nemen, werd met 47 tegen 18, en het amen dement- Viruly c. s., om de mazelen uit te zonderen met 37 tegen 28 stemmen verworpen. Aangenomenwerd een amendement- Wintgens, met 34 tegen 30 stemmen, om bij toepassing dezer wet op andere ziekten voor een bepaal den tijd, dit te doen in aan te wijzen ge meenten, in deelen van het Rijk of in het geheele Rijk; dus eene territoriale aanduiding.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1