1872. N°. 100. Zaturdag 24 Augustus. 59ste jaargang.
MIDDELBAAR ONDERWIJS.
BEKENDMAKINGEN
MOND- EN KLAAUWZEER.
Een woord naar aanleiding van
't Anti-ScIiooIwet-verbond.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
GOESSCHE «1- COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag
en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1.75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1—8 regels h 1,
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
van liet Gremeente-bestnnr.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
maken bekend, dat de Commissie van toezigt op de scholen
voor middelbaar onderwijs in deze gemeente op Zaturdag
den 24 Augustus 1872, des middags ten 12 ure, in haar
lokaal bij de school eene ZITTING zal houden tot het
inschrijven van jongelieden, die voor
het leerjaar 18331833 als leerlingen
op de Hoogere Burgerschool of Burger
avondschool wenschen te worden toege
laten waarbij van de leerlingen, die buiten de ge.
meente geboren en gevaccineerd zijn, de overlegging
eener geboorte-akte en bewijs van inenting of natuur
lijke kinderziekte zal worden gevorderd;
dat voor al de ingeschrevenen een examen van toe
lating zal worden gehouden, op Maandag en Dingsdag
den 26 en 27 Augustus 1872 en dat de LESSEN zullen
aanvangen aan de Hoogere Burgerschool op Maandag
den 26 Augustus en aan de Burger-avondschool op
Maandag den 9 September 1872.
Goes, den 22 Junij 1872.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
DE BURGEMEESTER van GOES brengt ter open
bare kennis, dat volgens aangifte van den Provincialen
Veearts, het Mond- en Klaauwzeer is uit
gebroken onder het Melkvee in de%e
gemeente, en herinnert hiermede aan de publicatie
van 20 Julij jl„ dat het gebruik van de zuivel en het
vleesch der' door die ziekte aangetaste dieren, volgen^
het gevoelen van den Inspecteur van het Geneeskundig
Staatstoezigt, schadelijk is voor de gezondheid.
De Burgemeester vertrouwt, dat deze kennisgeving
voldoende zal zijn, om tot voorzigtigheid aantesporen,
terwijl met den meesten drang wordt aanbevolen,
geené melk te gebruiken, dan nadat die is gekookt.
Goes, den 23 Augustus 1872.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
Wij ontvingen voor eenige dagen de sta
tuten van het Anti-schoolwet-verbond en
meenen, na inzage daarvan, een enkel woord
te moeten zeggen.
De naam van het verbond omschrijft vrij
wel het doel't Is een verbond tegen de
schoolwet van 1857, een wet, die door vele,
ja, door de meeste Nederlanders wordt ge
roemd, maar in 't oog eener kleine, hoewel
niet onbeduidende partij, hedep geen genade
meer viuden kan. Het Anti-schoolwet-verbond
stelt zich voor door het bewerken der opinie,
het petitionnement bij de overheid en den
invloed op de verkiezingen het zoo ver te
brengen, dat art. 194 der grondwet gewij
zigd wordt, in dier voege, dat het vrije of
liever christelijk onderwijs regel en het staats
onderwijs aanvulling wordt. Een nieuwe wet
op dat beginsel gebouwd zou de schoolwet
van 1857 moeten vervangen.
Hoe komt 't, dat een wet, die in 't jaar
zijner geboorte zoo algemeen werd toegejuicht,
in de laatste jaren voor sommigen een steen
des aanstoots is geworden?
Eer wij die vraag beantwoorden, een woord
over art. 194 der grondwet, waarop de school
wet gebouwd is.
Ziehier artikel 194:
„De inrigting van het openbaar onderwijs
wordt, met eerbiediging van ieders godsdien
stige begrippen, door de wet geregeld.
Er wordt overal in het rijk van overheids
wege voldoend lager onderwijs gegeven."
Zonder al dadelijk over de mogelijkheid
van 't eerste gedeelte van 't artikel te spre
ken, vragen we: wat is voldoend onderwijs?
Meenen sommigen daf voldoend onderwijs
bestaat in 't aanleeren van nuttige kundig
heden, velen en daaronder de meest ontwik
kelden eischen in 't voldoend onderwijs ook
een opvoedend element, met andere woorden
zij willen bij 't onderwijs ook opleiding tot
deugdsbetrachting. Een onderwijzer, die alles
doet voor 't verstand, niets voor 't gemoed,
is bij hen geen goed onderwijzer. Nu zegt
wel artikel. 23 dér wet op 't lager onderwijs,
dat het onderwijs onder 't aanleeren van ge
paste en nuttige kundigheden wordt dienst
baar gemaakt aan de opleiding tot alle maat
schappelijke en christelijke deugden, maar
volgens de meening van velen, is deugd
zonder godsdienst niet mogelijk.
De godsdienstige overtuigingen nu zijn on
telbaar. Elke gemeente heeft bijna zooveel
godsdienstige gezindheden als ze inwoners
telt. Eene deugdsbetrachting op al die verschil
lende secten gebouwd is dus een onmogelijk
heid, en bouwt men op eene dier gezindheden
dan eerbiedigt men niet die der anderen.
De staat geeft dus voor de anti-schoolwet-
mannen geen voldoend onderwijs. Het opvoe
dend beginsel in de lagere school is gebaseerd
op een zoogenaamd algemeen christendom,
een christendom boven geloofsverdeeldheid,
dat zij verfoeijen.
„Welnu," zal men zeggen, „ze hebben de
vrijheid scholen op te rigten, waar 't onder
wijs in overeenstemming is met hunne gods
dienstige overtuiging, en die wordt hun juist
door de wet van 1857 toegekend."
Zeer juist, maar zij verstaan door 't woord
vrijheid meer. Zulk een vrijheid was in 1848,
toen men vóór dien tijd geene bijzondere scholen
had mogen oprigten, zeer veel, zelfs alles.
Men was algemeen tevreden, want men kon
nu scholen van zijn kleur stichten, zooveel
men wilde als men maar geld had. Maar
ziet, dat geldja, dat geld, dat was een
groote struikelblok. Wel behoorde tot de voor
standers der bijzondere school 't meerendeel
der adellijke heeren, maar 't grootste gedeelte
der voorstanders behoorde tot den behoefti-
gen stand en kon dus weinig bijdragen.
Wat had men dan aan zoo'n vrijheid als
men geen geld had?
De vrijheid werd dus na eenigen tijd niet
voldoende bevonden. De staat moest het bij
zonder onderwijs geldelijk ondersteunen of
althans 't schoolgeld op de openbare school
zoo hoog stellen, dat de bijzondere school
kon meedingen. En dat kon niet want ar
tikel 1945 zei
„Er wordt overal in het rijk van over
heidswege voldoend onderwijs gegeven."
Daarom besloot men alle middelen te be
zigen, om art 194 der grondwet te doen
wijzigen of vervallen, waarbij dan tegelijk
de schoolwet van 1857 zou veranderd moe
ten worden.
Was 'tgeld een krachtige drijfveer, nog
krachtiger drijfveer had men in de ervaring
dat geen plaats beter geschikt is tot het
inprenten van godsdienstige stellingen dan
de school. Daar was de akker waar veel
gezaaid en veel geoogst kan worden.
In de kerk kwamen alleen personen van
dezelfde gezindheidhet veld door de gods
dienstleeraars bearbeid was ook niet groot,
maar in de school daar kon men aanhangers
winnen.
Elk riep om 't hardst om de school, maar
artikel 194 zei:
De inrigting van 't openbaar onderwijs
wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige
begrippendoor de wet geregeld.
Ook weer daarom moest dat artikel voor
de mannen van 't anti-schoolwet-verbond
uit de grondwet.
En nu vragen we: is 't wenschelijk? Is
,'t wenschelijk in 't belang van de maatschappij
en den staat? Neenen nogmaals ueenAls
ooit dat verbond zijn doel bereikt, danzien we
scholen en schooltjes verrijzen, ontelbaar als
't zand aan den oever van de zeedan zien
we de jongens elkander blaauwe oogen gooijen
met godsdienstige vraagstukken; de mannen
elkander doodschieten met dogma's; dan zijn
de onlusten van 1 April slechts voorspelen
van 't groote treurspeldat dan opgevoerd
wordt. Is, met de tegenwoordige liefheb
berij tot 't haarkloven onder de halfgeleerde
burgers, de onverdraagzaamheid al zoo ver
gedreven, dat een eerlijke toepassing van
artikel 194 der grondwet en artikel 23 der
schoolwet hoogst moeielijk is voor den on
derwijzer, dan zal er een onverdraagzaam
heid gekweekt worden, die we ons nu nog
niet kunnen voorstellen, een onverdraagzaam
heid te grooter naarmate de overtuigingen
digter bij elkander staan.
Maar we vreezen niet.
Als de onderwijzers hun taak eerlijk vol
brengen, als ze bij 't verstand ook 't gemoed
ontwikkelen, als zij den leerling 't goede
leeren doen, om zijns zelfs wilzonder hoop
op belooning of vrees voor straf, dan zal de
openbare school altijd een krachtige steun
hebben in 't denkende deel der natie. Dan
kunnen wij 't Anti-schoolwet-verbond vrij
laten werken, overtuigd als we zijn, 'dat
de toekomst ons is.
GOES, 23 Augustus 1872.
Men schrijft uit 's Hage aan de Arrih. Ct.
De jaarlijksche begrootingen worden eerst aan
ieder departement opgemaakt, dan naar den
Minister van Finantiën gezondendie ze cri-
tiseert, in den ministerraad brengt en daarna
een geheel er van maakt, dat naar den raad
van state en vervolgens naar de Staten-Gene-
raal gaat. De begrootingen zijn thans bij den
Minister van Finantiënde begrooting voor
binnenlandsche zaken is lagerdoordien voor
den aanleg van de staatsspoorwegen slechts
6 millioen, in plaats van 8 millioenzooals
voor 1872, is uitgetrokken. De begrooting voor
oorlog is ruim 18 millioenhetwelk veroor
zaakt wordt door het uittrekken van 3 mil
lioen voor buitengewone geniewerken.
De dagbladen hebben medegedeelddat de
Minister van Finantiën bezig is met het ma
ken van plannen tot hervorming der belastin
gen en onder anderen eene belasting op tabak
zou indienen. Dit is geheel bezijden de waar
heid; de Minister schijnt zich, en te regt,
vooreerst te willen bepalen tot de bescheiden
rol van administrateur onzer finantiën. Het
wetsontwerptot herziening der belasting op
de gebouwde eigendommen, door van Bossc
ontworpen, door Blussé naar den raad van
state verzonden, zou naar men wil niet door
den raad van state worden onderzocht.
Het legio ambtenaren hoopt, dat de Minis
ter met het wetsontwerp op de pensioenen
meer bedrijvigheid zal ontwikkelen. Wordt
dat wetsontwerp aangenomen, dan zijn de