BURGERLIJKE STAND GOES, Maart tot 22 Junij jl. niemand in deze gemeente is overleden. Met hoogachting heb ik de eer te zijn UWEd. dv. dienaar P. H. van LIS. Secretaris der gemeente Cortgene. OPENBARE VERGADERING van den der G HM Si Si IV 2'Bi GOM1S, op MAANDAG den 1 JULIJ 1872, des namiddags ten 1 ure. Voorzitter de heer mr. M. P. Blaaubeen. Tegenwoordig zeven leden en de Secretaris. Afwezigmet kennisgeving de hteren A. Nortier Pz. en mr. A. B. M. llanlo wegens verblijf buiten de gemeente en B. Meijlink, wegens ambtsbezighe den; zonder kennisgeving de heer dr. C. A. van Renterghem. I. De notulen der vergadering van 25 Junij worden gelezen, doch de beslissing daaromtrent aangehouden. II. Wordt gelezen eene missive van Ged. Staten tot bewijs hunner goedkeuring op de raadsbesluiten omtrent de wijziging in de begrooting van 1871, met opmerking van een verschil in de berekening van het nog beschikbare bedrag op de post voor onvoorziene uitgaven. Dientengevolge wordt een dei- besluiten gewijzigd. III. De voorzitter leest een voorstel van burg. en weth. tot wijziging der begrooting voor 1872 door toevoeging van de meerdere ontvangst voor pacht van de inzameling der faecale stoffen en af- en over schrijving voor het verhoogd subsidie aan het gast huis en de meerdere uitgaven aan grondlasten. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort zegt, dat dit voorstel zeer naauw zamenhangt met het volgende punt der agenda, te weten: de beslissing op het in de vorige vergadering behandelde voor stel tot vermindering van het bedrag van den hoof- delijken omslag. Hij verklaart, voor dit voorstel te zullen stemmen, zonder dat dit praejudiceert op zijne stem omtrent het volgende punt. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Alsnu is aan de orde de beslissing over het voorstel der heeren jhr. mr. Pompe van Meerder voort en Meijlink, om het bedrag van den Hoofde- lijken Omslag met 5 te verminderenover welk voorstel in de vorige vergadering de stemmen ge staakt hebben. De heer dr. Callenfels zegt, dat het hem spijt, de vorige vergadering te hebben moeten verlaten. Hij is thans onbekend met de becijferingen, die de voor stellers tot hun voorstel gebragt hebben, en die hij ook nergens gelezen heeft. Nogtans heeft hij eenige aanteekeningen gemaakt, die hij wil mededeelen, ho pende, dat, waar hij zich vergist, de Voorzitter of de heer Pompe hem zullen teregtwijzen. Hij vermeent, dat de post voor het inzamelen der faecule stoften dit jaar ruim 3000 zal opbrengen, terwijl slechts 1640 uitgetrokken is, dus een voor deel van ruim 1300. Verder heeft hij opgesomd, dat het kohier van den Hoofdelijken Omslag bedraagt ƒ27600, terwijl op de begrooting staat 27000 der halve 600 winst. Voorts wordt bespaard aan jaar wedde van de onderwijzeressen der Eransche meisjes school 300 en aan baggerwerk 200, maakt te zamen 2500. Wanneer het voorstel doorgaat zal dit eene vermindering van inkomst geven ad 1300, terwijl voor het Gasthuis 600 meer wordt uitge geven dat is te zamen 1900. Zoodat men dan toch nog 600 overhoudt. Waarlijk, als spr. zich niet vergist komt er dus een belangrijk bedrag meer in kas. Hij weet wel, dat het batig saldo niet groot is, maar als men toch wat buitengewoons krijgt, kan men ook wat verminderen. Intusschen reserveert hij nog zijne stem, tot hij nadere inlichtingen ontvan gen heeft. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort verklaart, dat de cijfers van den heer Callenfels vrij wel over eenkomen met die der voorstellers. Toch zijn er een paar afwijkingen door hem ontdekt. De heer Callen fels heeft gezegd dat de haardasch en vuilnis 3000 zal opleveren, dus 1300 meer, dan waarop gere kend is; dit is 1385 en dus 85 meer. Het ko hier is ƒ27660 en niet ƒ27600 en dus 60 meer. Het tractement der onderwijzeressen is 300 minder dan geraamd was. Het baggeren kan niet met juistheid berekend worden, omdat men niet weet wat reeds is uitgegeven, maar spr. stelt dit op f 240. Het schoolgeld voor de meis jesschool, begroot op 650 zal verre overtroffen wor den, want er is gerekend op 20 leerlingen, en er zijn er nu reeds 27 of 28. Dit alles te zamen genomen, doet spr. gerust zijn, dat bij aanneming van zijn voor stel nog gelden genoeg in kas zullen komen en daarom heeft hij bezwaar tegen de vaststelling van het kohier op 27660, te meer daar op de begrooting slechts 27000 voorkomt. De heer dr. Gallen/els bedankt voor de bekomen inlichtingen. Bij hem waren de cijfers maar approxi matief. Eene zaak wil hij echter releveren. Op de meisjesschool zijn niet 28 leerlingen, maar zoo hij zich niet bedriegt 32. Het schoolgeld zal dus nog hooger zijn. De heer Fransen van de Putte vraagt het woord, ten einde door stilzwijgen niet gehouden te worden van intestemmen met de beide vorige sprekers. De heer Pompe somt alle cijfers op, die in zijn voordeel zijn, maar laat weg, wat in het voordeel van burg. en weth. is. Hij glijdt zachtkens heen over de tekorten van het gasthuis voor 1870 en 71, en even zoo over de aanzienlijke afschrijvingen die reeds op 1872 bewerkstelligd zijn. Hij verzuimt op te merken, dat tengevolge der afschrijvingen voor bet gasthuis de goede sloten van vroegere jaren bijna geheet ge absorbeerd zijn. Hij kan zich met zulk eene handel wijze niet vereenigen. Tegenover de voordeelen, moe ten de nadeelen niet vergeten worden. Yoor eenigen tijd heeft de heer Pompe gewezen op zwarte stippen, die hij zag; zijn die zwarte stippen nu op eens verdwenen? Kunnen die zich thans niet meer voor doen? Bij de bespreking der cijfers van den hoofdelij ken omslag heeft hij niet gewezen op de oninbare posten en de afschrijvingen. Spr. moet wel indachtig maken, dat als de raad het voorstel aanneemt, het de raad is, die de verantwoordelijkheid op zich neemt voor een niet te voeren finantieel beheer, dat er het gevolg van kan zijn. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort weer spreekt het aangevoerde. Hij heeft alleen eenige toe lichting gegeven aan dr. Callenfels, doch is niet te rug gekomen op vroeger debat. Hij heeft niet gesproken van de oninbare posten, maar ook niet van het sup- pletoire kohier. Het gasthuis en de verhoogde grond lasten vorderen te zamen eene meerdere uitgaaf van 640het voorstel strekt tot vermindering van den hoofdelijken omslag met 1385 dat is te zamen 2000. Daartegenover staat, als het kohier wordt vastgesteld, zooals het daar ligt, 660 meer clan be groot is. Voorts heeft men 1385 meer aan pacht; 300 minder uitgaven aan jaarwedden der onderwij zeressen, 240 minder aan baggerwerk en zal het schoolgeld 200 meer opbrengen te zamen 2785, waaraf de bovengenoemde 2000, nog eene winst geeft van 785. Het goede slot van 1870 waarmede de begrooting voor 1873 moet begonnen worden, bedraagt nog 2000 en de begrooting voor 1872 wijst als eerste post 2300 aan; dit is dus slechts een klein verschil. De zwarte stippen bestaan thans niet; toen spr. daarop gewezen heeft, gold het een finantiele coup, die 68 jaren zou durennu betreft het nog slechts 6 maanden, daar men reeds op de helft van het jaar is De Voorzitterofschoon weinig gedisponeerd tot spre ken, wil toch aantoonen, dat het voorstel niet goed is. De inzameling der faecale stoffen is gelukkig ver pacht voor 4410 'sjaars, hetgeen voor dit jaar eene meerdere ontvangst zal geven van 1385. Dit maakt, dp.t de post voor onvoorziene uitgaven, die nu reeds gedaald is tot 400, weder kan gebragt worden tot 1700; eene som, die nog niet equi- valeert, wat uoodig zal blijken te zijn. Als men een jaar ingaat met een minder bedrag dan van 3000, kan de administratie niet gevoerd worden. Spr. herhaalt, terwijl 1872 is aangevangen met 2300, is er op dit oogenblik geen geld in kas tot betaling der jaarwedden over het 2e kwartaal. Vraagt men nu: is er geen mogelijkheid, om den hoofdelijken omslag te verminderen? dau moet spr. zeggenja, als men alleen ziet op dit jaar. Maar als men het jaar voorneemt, waarin het slot van 1872 in rekening komt, en nu reeds in compensatie brengt de voordeelen, die men heeft, wat wordt er dan van het comptabel beheer? ƒ2000 is te gering om een jaar in te gaan. Het spijt burg. en weth. dat zij niet de leur chef de vermindering van den hoofdelij ken omslag konden voorstellen, maar dit mogt niet. Nog moet spr. vragenis het wel juist om te zeggen, dat er voor hoofd, omslag 27000 op de begrooting is uitgetrokken en nu 27660 wordt voorgedragen, dus 660 te veel? Nimmer wordt een kohier opgemaakt tot het uitgetrokken bedrag, omdat men rekenen moet op kwade posten. Maar, en hiermede komt spr. tot de beoordee ling van het voorstel men heeft uit het oog ver loren, dat er sints lang dringende openbare werken op afdoening wachten. Al de posten op hoofdstuk III afd. II der begrooting zijn' uitgetrokken voor memorie en dit zijn waarlijk geene onnoodige werken. De behoefte aan een lijkenhuis op de begraafplaats is reeds lang gevoeld. De verbouwing der fransche meisjesschool is thans, als door de organisatie der school gevorderd, geschied. De vergrooting der koopmansbeurs laat echter nog steeds op zich wachten. Wat geeft nu voor de laagst- aangeslagenen de vermindering van den* hoofdelijken omslag, tegenover de noodzakelijkheid, die eiken marktdag meer en meer blijkt van de vergrooting der beurs Alles wordt iu het werk gesteld tot bevor dering van de hygiene; maar een voornaam daartoe dienstig werk moet achterwege blijvenhet afgraven van den wal bij het ravelijn „de Grenadier", met demping van den daarbij aauwezigen poel. Aan de riolering kan bijna geen geld besteed worden. In het rapport van dhr. Buttinger heeft spr. met genoegen gezien, dat die heer met lof van de riolering alhier gewaagt, maar als men nu reeds begiut, met het ontnemen van inkomsten dan zal een treurige toe stand geboren worden. En nu gewaagde spr. nog niet van de straten, waarbij jong en oud, arm en rijk belang hebben, en waarover allen klagen. Hij vraagt het aan den raad en indien het hier de plaats was, om zich op het publiek te beroepen, zou hij dit met volle gerustheid doen, of de straten niet dringend verbetering eisehen? De bouwmeester heeft daarvoor eens eene begrooting opgemaakt en deze beliep 23000. Als men nu berekent, dat de gemeente door de nieuwe inzameling der frncale stoffen, een jaarlijksch voordeel van 3300 zal genieten, dan moge dit hoog klinken iu de ooren der voorstellers, maar wat is dit voordeel tegenover den nood van 60000? Als men nu begint met het minste voordeel dadelijk te ontnemen, dan moet spr. vragen, of dat medewerken is aan de belangen van Goes? Hij zou meenen oneerlijk te handelen, als hij nu reeds de vermindering van den Hoofdelijken Omslag voorstelde, en daardoor de mogelijkheid voor altijd afsneed, om te doen wat noodig is. l)e heer dr. Callenfels vraagt, of men reeds een goed systeem voor de riolering heeft, want met het in Goes gevolgde systeem kan hij zich niet vereenigen. De Voorzitter zegt niet van een systeem gesproken te hebben, maar alleen te wijzen op het rapport van den heer Buttinger, die allen lof bragt aan de riole ring van Goes. De heer dr. Callenfels herneemt, een avond met den heer Buttinger te hebben doorgebragt, maar die heer is niet onfeilbaar, en het systeem van de riolering is niet goed. Door de overdekte riolen kunnen de gaza zich niet oplossen in de lucht en vormen ongezonde ophoopingen. Er zijn veel aanmerkingen op te maken. Wat de straten betreft, spr. kan er niet zoo hard over klagen. Hij rijdt veel en heeft met paard en rijtuig nog nooit veel nadeel of ongemak geleden. De verbeteriug met kleine steenen, zoo als thans aan de oostzijde der markt geschiedt, kan sprekers goed keuring niet wegdragen, daar zij te gaauw versleten zijn. Hij kan zich dan ook met dat punt niet vereenigen. De Voorzitter zegt, met verwondering de opmer king van dr. Callenfels ten opzigte van den heer Buttinger te hebben gehoord. Burg. en weth. hebben den heer Buttinger niet geroepen, maar op verlangen van de commissie, waarin de heer Callenfels zitting had, is een crediet toegestaan, om dien heer te laten overkomen. In zijn rapport, door de commissie zelve ingeleverd, wordt met lof van de riolering gespro ken. Buttinger is toch de mau van het vak. De heer dr. Callenfels zegt, dat hij in de eom- missie werd benoemd, toen hij pas zitting had ge nomen als lid van den raad. De zaak was vreemd voor de leden der commissie, en daarom verzocht zij, zich den heer Buttinger, die de eenige persoon voor de verbeterde mestbereiding was, te assumereu. Doch de commissie is niet verantwoordelijk voor ieder woord, door hem gesproken. Zoo heeft hij ook ge waagd van het tonnenstelsel en gezegd, dat als de ingezetenen daartoe niet vrijwillig wilden overgaan, men ze door verordeningen kon dwingen, iets wat spr. niet zoo gaaf toestemt, De Voorzitter zegt, dat dit bjiiten de orde is. De heer dr. Callenfels herneemt, zich te moeten verantwoorden, als hem zoo iets wordt aangewreven. De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort wil nog opkomen tegen de bewering, dat er niet genoeg zou overblijven voor volgende jaren, als nu de hoofd, om slag verminderd wordt. Het kohier kon vroeger op gemaakt worden, en voorts heeft men thans alleen voor 1872 en niet voor volgende jaren te zorgen, Spr. heeft het door hem beloofde ontwerp voor de vergrooting der koopmansbeurs nog niet ingediend, omdat het voorstel der commissie van rapport oVer de inzameling der faecale stoffen had voorgesteld, die voor rekening der gemeente te nemen, en dan eene leening moest gesloten worden. Was dat voor stel aangenomen, dan kon daarbij gevoegd worden eene leening voor de vergrooting der koopmansbeurs. Spr. stelt zich evenwel nu voor, spoedig het ont werp in te dienen. De heer Fransen van de Putte begrijpt niet, hoe de voorzitter der finantiele commissie kan spreken over eene leening, terwijl hij in een niet ver ach terliggend tijdstip zich tegen elke leening heeft ver klaard. Ook begrijpt spr. niet, hoe die heer kan zeggen, dat men alleen op 1872 heeft te letten. Door de vermindering der inkomsten van 1872 ver stoort men het comptabel beheer van L875, dat is: van lieden die na ons komen. En evenals spr. het vroeger eene onzedelijkheid ge noemd heeft, dat de nakomelingschap zou blijven zitten met slechte gebouwen, even onzedelijk acht hij het, dat men zijne opvolgers laat zitten met een kwaad saldo, hetgeen het gevolg zal zijn van de aanneming van het voorstel. De heer jhr mr. Pompe van Meerdervoort vraagt het woord voor een persoonlijk feit. Hij werpt de beschuldiging van onzedelijkheid bij de aanneming van het voorstel verre van zich en vraagt nogmaals: waar om de kohieren niet vroeger worden opgemaakt. Hij is voorts niet tegeD elke leening, maar was tegen de leening van 100000, Het voorsteL tot vermindering van den hoofdelijken omslag met 5 daarna in omvraag gebragt, wordt aangenomen met 4 tegen 3 stemmen. Vóór de heeren Quist, dr. Callenfels, den Boer en jbr. mr. Pompe van Meerdervoort; tegen de heeren Kakebeeke, Fran sen van de Putte en de Voorzitter. De Voorzitter verzoekt den Secretaris afzonderlijke aanteekening iu de notulen, dat hij tegen gestemd heeft. Gelijk verzoek wordt door de heeren Fransen van de Putte en Kakebeeke gedaan. Wordt vervolgd.) Van 1 tot 3 JulijGeene. In ons vorig nummer is abusief het geboren kind van J. de Groot in rubriek overledenen geplaatst. CORRESPONDENTIE. Wegens plaatsgebrek moeten wij het ingezondene door G., tot ons volgend no. aanhouden. (Red.J

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 3