1872. N°. 78. Donderdag 4 Julij. 59ste jaargang. Hulp-Onderwijzer, Onkiesche bejegening van een verdienstelijk Gemeente-Ambtenaar. B1NNEIMLANDSCHE BERIGTEN. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COIilAM. Gewone advei'tentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1—8 regels h/1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. Het GEMEENTE-BESTUUR van KRABBEN- BIJKEvraagt voor de openbare school der gemeente een op eene jaarwedde van 400, Sollicitanten wenden zich, onder overlegging der vereisehte stukken, tot den burgemeester vóór den 18 Julij e. k. Kkabbendijke den 28 Junij 187'2, DOMINICUS Burgemeester. C. C. van den BRINKSecretaris. Lang hebben wij geaarzeld om de zaak van den heer Swart al of niet zelf in ons blad ter sprake te brengen. .Na alles wat daarover in den laat- sten tijd gesproken en geschreven is, meenen wij echter het stilzwijgen niet te moeten bewaren. Wij zullen ons geen oordeel aanmatigen over de vraag of werkelijk de doofheid van den heer Swart zóó overwegend is, dat wij maar vrijwillig afstand moeten doen van zijne alom gewaardeerde bekwaamheden op het gebied van het ondeiwijs. Het Jromt ons voor, dal het oordeel daarover behoorHnj .d e school-autoriteilen zoo noodig voor gelicht door geneeskundigen. Wat echter onze attentie trekt is de omstandig heid, dat nu zoo plotseling die doofheid van den heer Swart zulk een afdoend bewijs van slecht onderwijs wordt geacht, dat iedereen er zich meé bemoeijen wiil en de zaak op ieders tong is. Het is weliigt een e bijdrage tot de kennis der toestanden in eene kleine gemeente als Goes, maar desniet temin is do beweging in deze zaak niet zeer gemotiveerd. De vraag toch of werkelijk minder goed on derwijs op de school van dhr. Swart wordt ge geven, die rraag, waar het in deze zaak vooral op aankomt, is geheel op den achtergrond geschoven om plaats te maken voor de bewering, dat de orde lijdt door zijne doofheid. Alleen de redacteur der N. G. Clgewoon de voorslellimg der feiten zoo wat te kneden naar de behoefte, heeft geïnsinueerd, dat het onderwijs op de school! niet deugde, en dat daarom zelfs de voorstanders der openbare school hunne kin deren naar h'Joetinge zonden. Een ingezeten dezer stad, die in deze belang hebbende was, heeft deze bewering reeds ontze nuwd, en wijl nu niemand anders de deugde lijkheid van Ihet onderwijs op dien grond in twijfel trekt, zoo laten wij die insinuatie in hare onwaarde en bepalen ons tot de kwestie der orde. De orde lijdtWaardoor is dit feit bewezen Wij durven 't haast niet te zeggen, maar, kleine oorzaken hebben somtijds groote gevolgen, de wan orde wordt bewezen door een ;/vuil ringetje." Een schooljongen heeft aan zijn vader laten zien een vuil ringetje, en vertelt daarbij, dat hij dat ringetje van zijne kameraden geloot heeft op de school, terwijl de hoofd-onderwijzer, die wat doof is, les stond te geven aan het bord. De vader, met prijzenswaardige bezorgdheid voor de opvoeding zijner kinderen bezield, en die de doofheid van den hoofdonderwijzer met dat vuile ringetje in verband brengt, wendt zich tot den gemeenteraad en vraagt het ontslag van dien hoofd-onderwijzer. Men spreekt wel eens van radicale middelen, dit verzoek heeft er wel wat van. De brief wordt in handen gesteld van het schooltoezigt en nu blijkt het, dat die historie van dat vuile ringetje niet gebeurd is in de klasse van den hoofdonderwijzer maar in eene andere klasse, waar een hulponder wijzer die niet doof was en zijn gezigt volkomen tol zijne dienst had, les gaf. Men zou zelfs mogen verwachten, dat als de heer Swartovereenkomstig een vroeger voorstel der schoolcommissie, belast was met het algemeen toezigt in de school en de algemeene leiding van het onderwijs, en dus ieder oogenblik in eene der localen kon verwacht worden, zulk eene vreesselijke schooljongens-misdaad niet eens gebeuren zou. Hoe dit zij, duidelijk is het, dat het verband tusschen dat vuile ringetje en de doofheid van dhr. Swart geheel verdwijnt. En toch is nu eenmaal de ongeschiktheid van den heer Swart de stof van vele gesprekken ge worden. Zelfs tot in den raad heeft men daarover een uur lang allerlei vruch'elooze debatten gevoerd. En hoewel wij het betreuren, dat tot zelfs in die achtbare vergadering zoo wijdloopig eene zaak wordt besproken, die alleen een kiesch oordeel en een deskundig onderzoek vorderde, zoo hebben wij aan die behandeling de kennis van het rapport des school opzieners en der plaatselijke commissie te danken. En wat blijkt daaruit Dat zij die het weten kunnen en weten moeten, volstrekt niet aannemen, dat het organisch gebrek van den heer Swart hem nu reeds ongeschikt zou maken voor zijne betrekking van hoofd-onderwijzer. Trou wens nu de toedragt der zaak met dat vuile ringetje is gebleken, zal wel niemand meer daardoor tot de ongeschiktheid van dhr. Swart besluiten en nu rest dus alleen de vraagblijkt het uit het onder wijs zelf, dat de heer Swart ongeschikt is gewor den voor zijne taak Het komt ons voor, dat dit en niets anders het punt van uitgang moest geweest zijn. Een guitenstreek onder goed gevoede, en dus levenslus tige, kinderen van de gegoede burgers is toch zoo heel erg niet. En te minder als men er op let, dat de historie van dat ringetje gebeurd is in de middelste klasse waar kinderen zitten, die aan de vrees der laagste klasse zijn ontgroeid en die nog den ernst missen, die de leerlingen der hoogste klasse doet begrijpen, dat leeren op de school hoofd zaak is. En van af hel oogenblik, dat de autori teiten op het gebied van onderwijs, benevens zijne ambtbroeders als om strijd beweren, dat de heer Swart nog uitmuntend onderwijs geeft, en men niet gaarne zijne diensten zou missen, al weuscht men ook met tweeërlei doel hem eenige meerdere hulp te verschaffen, van af dat oogenblik komt het ons voor, dat de historie van dat vuile ringetje nog minder beteekent dan het in den aanvang scheen. Immers van mannen, die verweten worden, dat zij zóóveel belang stellen in het onderwijs, dat zij daarvoor de gemeente-lasten te hoog hebben op gedreven, van mannen van het karakter als de schoolopziener en de leden der school-commissie, mogen wij niet verwachten, dat zij het onderwijs zullen opofferen om den wille van een persoon. En dit aannemende, dan maakt de zaak van dat vuile ringetje een pijnlijken indruk op ons. Immers blijkt het, dat de adressant niet eens juist was geinformeerd. De zaak was toch niet onder het oog van den hoofdonderwijzer, maar in eene andere klasse voorgevallen, en vóór men der gelijke zaken publiek maakt behoorde men toch wel eerst te onderzoeken. Alles wijst aan, dat de klagt van mr. DelBaere aan een verkeerd adres is gerigt geweest Dit is op zich zelf zoo erg niet, hoewel een regtsgeleerde toch wel behoorde te weten waar hij zich wenden moet, nog ge zwegen van de welvoegelijkheid die iederen leek op het wettelijk gebied in deze zaak naar de school commissie zou verwezen hebben. Maar wat wel erg is, is de omstandigheid, dat dat verkeerde adres de zaak tot eene s/ruu/zaak heeft gemaakt, dat dat verkeerde adres discussies heeft uitgelokt, die den heer Swartals dank voor 98 jaren onver droten ijver, noodzaken zijn ontslag te vragen wat wel erg is, is dat deze geheele zaak zeer ten nadeele is van de noodzakelijke lucht op de school. Den schoolkinderen toch is als 't ware een wapen in handen gegeven tegen de onderwijzers Wij vinden het daarom te bejammeren, dat dat vuile ringetje op deze wijze openbaar is geëxploiteerd en het middel is geworden om een verdienstelijk gemeente-ambtenaar op minder humane wijze te bejegenen Wij betreuren het dan ook, dat de zaak, uit deferentie voor den adressant, in onzen raad zoo wijdloopig is behandeld Die deferentie achten wij te ver gedreven. Nog daargelaten, dat de deferentie voor ieder ingezelen dezelfde moet zijn, zoo komt het ons voor, dat, Van af het oogenblik dat het in confesso was, dat de ïaad onbevoegd was op het verzoek van den adressant te besluiten, alle openbare discussie over de geschiktheid of ongeschiktheid van een gemeente-ambtenaar in den raad ongepast en vru. hteloos was. En opmerke lijk: juist de practise he raad van dhr. v. Renler- ghem vond geene ondersteuning Treurig vonden wij het dan ook, dat de heeren don Boer en Quist, na een jaar hardnekkig zwijgen, zich genoopt gevoelden juist in deze zaak, letter lijk dezelfde maidenspeech te houden, en wel eene speech, die alleenlijk den heer Swart be- lagchelijk kan maken. De geheele loop dien deze zaak heeft genomen, achten wij zeer schadelijk voor alle onderdanig heid en ontzag voor den onderwijzer. Immers moet men nu den eersten den beste schooljongen in staat achten, door eene mededeeling, die zelfs niet eens juist is, hel ontslag van een hoo'donder- wijzer te kunnen provoceren, terwijl de kicsehbeid die in de teedere zaak of de heer Swart al dan niel nog geschikt is voor zijne laak, had moeten betracht worden, jammerlijk heelt geleden. Wij betreuren het daarom, dat dat vuile ringetje zulk een gevolg heeft gehad en 't komt ons voor, dat ware belangstelling in het onderwijs op andere wijze moet getoond woiden. Wij voor ons trekken in deze zaak partij noch vóór, noch tegen den heer Sw trt. Ook wij wen- schen, dat de invloed van zijn ligchamelijk gebrcki op het onderwijs onderzocht worde, maar op kiesche wijze, op eene wijze overeenkomstig den eerbïc.d en de achting verschuldigd aan een man, die 28 jaren lang met onverdroten ijver zijne moeijelijke taak heelt vervuld en die nu eCn organisch ge brek heeft gekregen Ook wij zijn niet doof voor de stemmen, dié over baldadigheden, door de schoolkinderen gepleegd, worden aangeheven Of dit echter verbeteren zal, wanneer een ander hoofd-onderwijzer aan de school is, is eene vraag die de tijd zal beslissenmaar het gebezigde middel om het ontslag van den heer Swart uit te lokken, de wijze waarop de zaak beschreven en besproken is geworden, achten wij beleedigend voor een man als den heer Swart die met te waardeeren naauwgezelheid zelf het eerst op zijne toenemende doofheid heeft gewezen. En dat de zaak allerminst bevorderlijk kan zijn voor het onderwijs in het algemeen, kan aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn V GOES, 3 Julij 1872. Aan de Midd. Ct. wordt uit 's Hage berigt dat de reeds tamelijk ver gevorderde pogingen van den heer de Vries tot vorming van een ministerie haar doel zouden hebben gemist.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1