JAGTHEGT.
AANBESTEDING.
BURGERLIJKE STAND GOES,
adyertjentiën.
Woensdag den Mei 1872,
BIJ INSCHRIJVING
UIT DE HAND TE PACHTEN
DE HOFSTEDE,
Üuëein'e stemmen aangenomen.
XXIV. Thans is aan de orde: de aanvrage van
het bestuur van het Gasthuis, volgens het onderwerp
en den aanhef tot wijzigingmaar volgens het slot
tot oeerschrijding van sommige posten der begrooting
voor 1871.
Die aanvrage wordt gelezen, waaruit blijkt, dat
de begrooting is overschreden met een bedrag van
1051 doch welk tekort, door besparing op eenige
postenen meerder ontiang op enkele artikelen, wordt
terug gebragt op circa 705,
De Voorzitter zegt dat deze aanvrage niet in be
handeling kan komen, dewijl zij in strijd is, zoowel
met de wetten eener goede administratie, als met
de daar straks voorgelezene missive van Ged. Staten,
omtrent het raadsbesluit van 31 Januarij.
Er moet eene formele aanvrage tot wijzigingof
af- en overschrijving met toevoeging gedaan worden,
evenals de aanvragen van burg. en weth. en van
het armbestuur, die daar straks behandeld zijn. Burg.
en weth. hebben om het Gasthuisbestuur ter wille
te zijn, een raadsbesluit ontworpen hetwelk zij voor
stellen aan te nemenen waarin de vorm voor de
aanvrage wordt aangegeven.
De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort zegt
dat hij vóór dit voorstel zal stemmenomdat het
is in overeenstemming met de missive van ged staten.
De heer Fiansen van de Putte verklaart, ofschoon
hij aan het voorstel, als lid van het dagelijksch be
stuur, heeft medegewerkt, en zijne stem aan het be
sluit zal geven, zich daardoor niet te verbinden, tot
goedkeuring der rekening, als die in behandeling komt.
Het voorstel wordt daarua iu omvraag gebragt en
aangenomen met algeraeene stemmen.
XXV. Alsnu komt in behandeling de aanvrage van
het bestuur van het Gasthuis tot het in uitgaaf
brengen over 1872 van een post voor de belegging
van de gelden der uitgelootte obligatie in de geld-
leening der gemeente.
De magtiging daartoe wordt zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming verleend.
XXVI. Daarna is aan de orde de ontwerp-begroo-
ting voor het Gasthuis over 1872.
De Voorzitter herinnert, dat deze begrooting, na
dat de hnantieele commissie haar rapport had uitge-
bragt, nog werd gerenvoijeerd aan burg. en weth.
om nadere inlichtingen in te winnen. Burg. en weth.
hebben daarom gevraagd, doch niet die inlichtingen
ontvangen, welke zg wenschten. De behoeften, zooals
zij in 1870 en 1871 gebleken zijn, werden niet ge
noeg in het oog gehouden, en op de vraag, waarom
verandering in sommige posten werd gebragt, gaf het
Gasthuisbestuur geene andere reden op, dan dat de
ondervinding dit noodzakelijk maakte. Burg. en weth.
hebben daarom bezwaar tegen de goedkeuring der be
grooting. Om één voorbeeld te noemen voor de wijze
van handelen door het bestuur van het Gasthuis, noemt
hij het volgende De bouwmeester heeft eene begroo
ting opgemaakt voor het onderhoud der gebouwen
ad 991,Het bestuur van het Gasthuis acht voor
onderhoud van huisraad 300,noodig, doch in
plaats van nu den post teramen op/1291,trekt
het bestuur daarvoor het gewone bedrag van 700,'
uit en zegt eenvoudig, dat naar zijn oordeel het leijen
dak, hetwelk de bouwmeester oordeelt, dat vernieuwd
moet worden; nog wel een jaar kan blijven. Burg.
eu weth. stellen er prijs op, dat de begrooting van
den bouwmeester gevolgd worde. Hij (voorzitter) heeft
den bouwmeester later nog gevraagd of de vernieu
wing van het dak volstrekt noodzakelijk was, en deze
heeft hem geantwoorddat als die vernieuwing
niet plaats heeft, de grootste calamiteiten kunnen ont
staan, want dat het dak totaal vergaan is. Hij (voor
zitter) stelt meer vertrouwen in de positive verkla
ring van den bouwmeester, dan in het onwaarschijn
lijk „geloof" van het Gasthuis-bestuur. Namens burg,
en weth. moet bij dus voorstellen, de begrooting
niet goedtekeuren, maar die aan het bestuur terug
te zenden met uitnoodiging een ander ontwerp op te
maken, waarop de verhoogde post voor onderhoud voor'
komt. Hij doet dit ter voorkoming van onaange
naamheden. De verhooging van dien post zal natuur
lijk leiden tot verhooging van het subsidie, maar het
is beter, dat men nu een hooger subsidie toesta, dan
dat later het tekort weder moet gedekt worden. Als
het bestuur van het Gasthuis voortgaat, zoo als tot
nu toe geschiedde, dan is de administratie der ge
meente in zijne handen en het wordt voor burg. en
weth. onmogelijk om administratie te voeren. Te lage
begrootingen, moeten ontegenzeggelijk tot kwade slo
ten van rekening leiden.
De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort zegt,
dat de finantiëele commissie, reeds toen de opgave
van den stand der comptabiliteit over 1870 in hare
handen gesteld werd, de te lage raming betreurd
heeft, en dat zij alleen vergoelijking daarvoor gezocht
heeft in de vrees voor te hoog subsidie. Hij kan
zich dus zeer goed vereenigen met dit voorstel van
burg. en weth. om de post voor de vernieuwing
van het dak nog op de begrooting te doen brengen,
nu de bouwmeester positief de noodzakelijkheid daar
van heeft uitgesproken.
De heer dr. Callenfeh verklaart, ook zijne stem
aan het voorstel te zullen geven.
De heer Meijlink doet opmerken, dat de begrooting
van den bouwmeester is opgemaakt, nadat de begroo
ting van het Gasthuis reeds was ingezonden.
De heer Fransen van de Putte zegt, dat als de
heer Meijlink meent de verdediging van het Gasthuis
bestuur op zich te nemen, hij een zeer onhandig
vriend moet heeten. In de debatten is er telkens
op gewezen, dat het onverantwoordelijk was van gemeld
bestuur, om zonder bouwmeester de begrooting op te
maken. Er was niet aan te twijfelen of het bestuur
zou ditmaal dien ambtenaar raadplegen. Maar neen,
niettegenstaande de uitnoodiging, die daartoe ook door
burg. en weth. is geschied, heeft het bestuur de
voorkeur aan de oude wijze van handelen gegeven.
Hij voor zich wenscht liever eene hooge begrooting,
maar naar waarheid opgemaakt, dan eene lage raming
met de treurige ervaring, die men nu van twee achter
eenvolgende jaren beeft opgedaan. Het is niet om
tegen het Gasthuis op te treden, dat burg. en weth.
hun voorstel doen, want de verhooging van den post
zal tot meerdere uitgaven voor de gemeente leiden,
maar alleen, om de administratie zuiver te kunnen
voeren.
Het voorstel van burg. en weth. tot niet-goedkeuring
der begrooting wordt in omvraag gebragt en met
algemeene stemmen aangenomen.
XXVII. Alsnu wordt gelezen eene aanvrage van
het Gasthuis, om magtiging tot aanbesteding, ook
hangende bet onderzoek der begrooting, van het on
derhoud der gebouwen over 1872.
De Voorzitter deelt mede, dat burg. en weth. van
oordeel zijn, dat moeijelijk die magtiging kan worden,
verleend, omdat juist de aanmerking op de begrooting
den post van onderhoud betreft. Hij stelt daarom
voor, de aanvrage te wijzen van de hand.
De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort zegt,
dat zijns bedunkens, na de beslissing, daareven omtrent
de begrooting gevallen, eene weigering noodzakelijk is.
Het voorstel wordt in omvraag gebragt en met
algemeene stemmen aangenomen.
XXVIII. Nog is aan de orde het verzoek van het
bestuur van het Gasthuis om eervol ontslag.
De Voorzitter stelt voor, dit verzoek aantehouden
tot dat het onderzoek der comptabiliteit geheel zal
zijn afgeloopeu. Onverminderd dat bij niet gelooft,
dat de heeren ontslag zouden verlangen vóór dat re
kening is gedaan van het gevoerd beheer, acht hij
het ook minder verkiesselijk een nieuw bestuur te doen
optreden met de onaangezuiverde tekorten van de
tegenwoordige bestuursleden
De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort acht het
wat sterk uitgedrukt, dat een nieuw bestuur niet zou
kunnen optreden zoolang de comptabiliteit niei is
vereffend. Hij gelooft, dat de suppletoire begrooting
evengoed door het nieuwe, als door het tegenwoor
dig bestuur kon worden ingediend. Evenwel wil hij
niet op het ontslag aandringen, en ofschoon erkennende,
dat er op de administratie wel valt af te dingen, moet
men toch zeggen, dat de tegenwoordige leden van
het Gasthuis-bestuur zich vele moeiten getroost heb
ben. Hij wil daarom voorstellenniet de aanvrage
om ontslag aan te houden, maar het bestuur te ver
zoeken, de betrekking te blijven waarnemen, tot dat
een nieuw bestuur is benoemd. De leden zonden
anders wel eens hun ontslag kunnen nemen.
De Voorzitter gelooft niet, dat de leden daartoe het
regt hebben. De raad heeft aan hen gegeven het man
daat van beheer van het gesticht. Zij hebben dit aan
genomen en moeten het dus volvoeren (art. 1837 en
1839 B. W. B.) Het is een comptabel beheer en
zoolang dus de comptabiliteit over de afgeloopeu dienst
jaren 1870 en 1871 niet is gesloten en vereffenden
over die jaren rekening gedaan, is het mandaat niet
volvoerd en kan het bestuur niet ontslagen worden.
Trouwens een opvolgend bestuur zou niet kunnen in
functie treden, zoolang de comptabele administratie
van vroegere jaren niet vereffend was. Burg. en weth.
herhalen dus hun voorstel, het verzoek aan te hou
den, tot dat de rekeningen over 1870 en 1871 zul
len zijn ingezonden en goedgekeurd.
De heer jhr. mr. Pompe vau Meerdervoort herin
nert, dat toch ten vorigen jave aan den heer C. de
Eouw, die eveneens in de comptabiliteit dier jaren
betrokken was, een eervol ontslag is verleend.
De Voorzitter doet opmerken, dat dit geen collec
tief ontslag was.
De heer Meijlink wijst op het ontslag aan het arm
bestuur verleend. Door het nieuwe bestuur is de
rekening over 1870 ingezonden.
De Voorzitter zegt, dat het met het Gasthuis een
geheel ander geval is. Men zit, ten opzigte van
die instelling met de rekening van twee jaren waar
van de nadeelige saldo's moeten gedekt worden. Het
spijt hem dat hij meer heeft moeten debatteren, dan
hij gewenscht had, maar hij moet het voorstel van
burg. en weth. handhaven, en zou, mogt de raad dit
niet aannemen, gebruik moeten maken van art. 70
der gemeentewet.
De heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort verklaart
persoonlijk zijne roeening toegedaan te blijven. Waar
echter de voorzitter van den raad zegt, bij niet-aan
neming van het voorstel, art. 70 der gemeentewet
te zullen inroepen zal hij niet persisteren bij zijn
gevoelen maar stelt er prijs op van dat gevoelen te
doen blijken.
Het voorstel van burg. en weth. wordt zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
XXIX. Wegens het vergevorderd uur wordt de be
handeling van het tarief voor Sas- en Havengeld enz.
aapgehouden en de vergadering gesloten.
van den 22 tot en niet den 24 April 1872.
Ondertrouwd Gehuwd Geene.
Geboren den 22 Johannesz. v. Benjamin
Marinus den Boer en Maatje Dekker.
Overleden den 22 Geertruida, oud 10/w.,
d. v. Marinus de Dreu en Maria van der Schraaf;
den 23, Francina de Blok, j. d. oud 41 j.
Op den 19den April jl., overleed te
Groningen tot diepe droefheid van zijne broe
ders en zustersna eene langdurige ziektein
den ouderdom van ruim 34 jaren, Jhr. Mr.
RENEKE de MAREES van SWINDEREN.
Eenige, algemeene kennisgeving.
M. J. de MAREES van SWINDEREN.
Dr. >1. JBouvin, te Middelburg
is 26, 27 en 28 April NIET te spreken voor
ooglijders.
Het DIJKS-RESTÜÜR van den POLDER
ZUID-KRAAIJERTzal, op
des middags ten 12 urein het gemeentehuis te
's Heer Arendskerketrachten aantebesteden
liet vernieuwen en onderhou
den der gewone Aarde-
Kram-, Rijs- en Steeng-looi-
jing-werken aan den dijk:
van genoemden polder,
gedurende het dienstjaar 1872.
De aanwijzing zal plaats hebben op Zaturdag
den 27 April 1872. des voormiddags van 9 tot
12 ure; terwijl het bestek en voorwaar
den, op franco aanvrage, a 0,75 verkrijg
baar is gesteld bij de boekhandelaars F. KLEEU-
WENS ZOON, te Goes.
De insehrijvings-biljetten moeten worden inge
zonden ten kantore van den heer J. M. KAKE-
BEEKEin de 's Heer Hendrikskinderenstraat te
Goes, daags vóór de besteding, terwijl
inmiddels informatiën kunnen ingewonnen wor
den bij den werkbaas H. DAAMS.
Het Dijks-bestuur voornoemd,
J. SLABBEKOORN Dijkgraaf.
J. M. KAKEBEEKE, Ontvanger-Griffier.
gelegen in de gemeente
Wissenkerketen oosten
van en aan den grindweg
naar Geersdijk, met de nombre van 48 hecta
ren, 59 aren, 15 centiaren GRONDS, waaronder
ruim 34 hectaren BOUWLAND in den Willem-
Polder, zeer nabij de haven van Geersdijk.
Die daartoe genegen zijn gelieven hunne in-
schrijvings-billetten met duidelijke vermelding
der pachtsom per hectare, franco inteleveren
ten kantore van den Rentmeester J. A. BEVIER
DE EOUW, te Goes, vóór of op den 15 Mei 1872,
kunnende vooraf ten voorzeiden kantore de noo-
dige inlichtingen omtrent de voorwaarden ver
kregen worden.
VERPACHTING
van
De ONTVANGER der Registratie en Domei
nen te Kortaene zalop Donderdag den 23sten
Mei 1872, des middags te 1 2 uren, in het Loge
ment de Vriendschap te Kortgene, in het open
baar verpachtenvoor den tijd van vijf jaren,
ingaande 1° Julij 1872,
het JAGTREGT der
heerlijkheden Colijnssplaat
Noord-Beveland, Weel en
Vliet en Orisande,
hebbende gezamenlijk eene oppervlakte van circa
1444 hectaren, 64 aren, 86 centiaren, alles
liggende onder de gemeenten Colijnsplaat, Cats
Wissenkerkeeiland Noord-Beveland, provincie
Zeeland.
De voorwaarden en perceelsbeschrijving liggen
ter lezing aan de kantoren van Registratie te
Goes en Middelburgter secretarien der gemeen
ten Colijnsplaat, Wissenkerke en Catsalsmede
ten kantore van Registratie te Kortgenealwaar
tevens nadere inlichtingen te verkrijgen zijn.