VERK00PINGEN ENZ. INGEZONDEN STUKKEN. LOON EN WERK. BURGERLIJKE STAND GOES. CORRESPONDENTIE. het, ondanks zijn moed, te huis blijven, Zijn ouders lieten een geneesheer komen, die na onderzoek bevond dat de wonde door het koudvuur was aangetast en het been moest afgezet worden. De amputatie moest des anderen daags plaats hebben, doch alvorens de dokter hiertoe zou overgaan, had de arme jongen, onder het uitstaan van hevige pijnen, opgehouden te leven. De finantiële commissie eener'gemeente is een lig- chaam, dat eigenlijk op de kleintjes behoort te letten. Krachtens hare instructie onderzoekt zij begrootingen, rekeningen en allerlei voorstellen die door de finan- tiën eener gemeente moeten worden vereffend. Hi t ligt dus in den aard der zaak dat zulk eene com missie waakt vooral voor schadelijke opdrijvingen. Bij begrootingen en voorstellen is zij eene jury, een soort van adviserend ligchaam; maar bij rekeningen wordt zij een soort van rekenkamer, een finautiëele regtbank. Vooral springt het in het oog, dat, wanneer zij eene rekening van eene instelling, waarvoor eene begroo ting bestaat, onderzoekt, zij stipt heeft op te letten dat die rekening in overeenstemming zij met die be grooting en dat de instructie der commissie, ja het geheele karakter der commissie medebrengt om te adviseren tegen iedere rekening welke de begrooting, zonder verleend verlof, overschrijdt. Er is in de gasthuis kwestie te dezer stede weinig aandacht gewijd aan het advies der finantiële com missie over de beruchte rekg. van daW gesticht over 1870, niettegenstaande er toch een aanzienlijk finan- tiëel gemeentebelang bij betrokken was. Men zou meenen, dat zelfs het prestige der fiuan tiële commissie er nadeel door leed, wanneer door haar bestudeerde en goedgekeurde begrootingen, eenvoudig niet worden nageleefd en men dier commissie eene rekg. voorlegt, waarin die begrooting bijna als niet bestaande wordt aangemerkt. Door eene (niet toegestane) aanzienlijke overschrijding wordt toch het eigen werk der commissie, het onder zoek en de goedkeuring der begrooting, als met voe ten getreden. En niet alleen daarom, maar ook in het belang der gemeenteuaren, die in zulk eene commissie een zekeren waarborg meenen te vinden tegen overmatige belas tingen en onverwachte tekorten in de gemeente-rekg., zou men verwachten, dat allereerst de finant. com missie zou adviseren tegen de goedkeuring van eene rekening, die niet op de leest der begrooting is ge schoeid en die, zonder voorafgaand verlof, veel hooger is dan die begrooting. Wij kunnen 't anders waarlijk wel zonder zoo'n finantiële commissie doen! En toch, hoe heeft de finant. commissie alhier zich van hare taak gekweten ten opzigte van de gasthuis- rekg. over 1870? Het zal wel niet noodig zijn de cijfers nog eens op te halen. Het spreekt luide ge noeg, dat de commissie met allerlei gezochte vergoe lijkingen tot goedkeuring der aanzienlijk overschreden rekg. adviseert, en alleen zegt„ja, de regenten had den 't eerst wel kunnen vragen De commissie gaf in dit geval haar waar stand punt. haar beginsel prijs. Zij trad haar eigen werk met voeten. Zij werd een zwakke, een toegevende jury, terwijl zij de weegschalen der geregtigheid, wel ker zinnebeeld boven haar hoofd is geplaatst, had moeten gebruiken. In plaats van regtbank werd de commissie een ligchaam dat naar allerlei middelen zocht om de begaue fout te verontschuldigen. Men behoeft slechts haar rapport en dat van burg. en weth. te vergelijken om tot de conclusie te komen, dat hier eene buitengewone, een ellendige partijdigheid in het spel was. Burg. en weth. plaatsten zich op het juiste standpunt van wet, verordening en begrooting; de finantiële commissie deed al het mogelijke om dien bazis van de zaak te ondermijnen. En welke redenen kunnen de finantiële commissie genoopt hebben tot zulk eene ter zijde stelling van haar beginsel, van haar prestige, van de verordening en van het belang der gemeentenaren? De commissie bestaat uit de heeren Pomi'e, Meij- link en Nortier en deze laatste was als voorzitter regent van het gasthuis het meest in deze zaak be trokken. Ellendige partijdigheid dus in strijd met de waarheid en het belang der ingezetenen. De com missie had in het belang van den vriend, haar stand punt niet mogen verlaten. Wilde zij wat voor hem doen, welnu zij had onder afkeuring van het gevoerd beheer, dien vriend aan de clemencie van den gemeen teraad kunnen aanbevelen. Deze had dan daarover kunnen oordeelen, en de overige led^n, die zioh bij de stemming aan de zijde der commissie hebben geschaard, hadden dan, zonder de verordening op het gasthuis te verkrachten, hunne stem kunnen uitbrengen en met de commissie eene waardige houding getoond. Maar zooals nu het advies der commissie is geweest, kan men er alleen van zeggen, dat hier eene onver schoonbare handeling is gepleegd, waarbij alles is ter zijde gesteld, om den vriend, ten koste van het belang der ingezetenen, te sauveren, en dat het bestaan eener finantiële commissie in Goes eene overbodigheid is geworden. X. Rilland den 7 Maart 1872. Het is niet te ontkennendat er vele liefderijke en milde bijdragen geschieden, om den algemeen heer- schenden druk der armoede te verzachten en te leni gen. Steller dezes heeft het zich tot eene aangename taak gesteld, een echt staaltje te leveren van een uitmuntend, doeltreffend middel in het belang des verarmden natuurgenoots betrekkelijk de gemeente Rilland. Het moge vreemd klinken van die gemeente te hooren dat aldaar niemand bedeeld wordt, en wat nog meer zegtdat ook aldaar geen behoefte bestaat om tot dat hatelijk bedrijf de toevlugt te moeten nemen. Bij den opmerkzainen lezer, zal gereedelijk de vraag rijzenwat mag de oorzaak zijn, dat die gemeente van zoovele plaatsen onzes vaderlands zich zoo gun stig onderscheidt? Bezit die gemeente zulke rijke, uitgezette kapitalen, waarvan de renten ruimschoots voorzien in den kommervollen toestand der behoef- tigen Of is aldaar bij wijze van collecte een fonds ont staan, om de armen geheel en al van bedelarij te onthoudenen hem van het noodige te voorzien Het zal spoedig verstaanbaar en duidelijk worden, wauueer de toedragt der zaak zoo beknopt mogelijk, en zonder eenige overdrijving, op de volgende wijze zal zijn uiteengezet. De waardige en edeldenkende Landbouwers dier gemeente, even als elders het vorige jaar in geen gun- stige productie hunner veldgewassen deelende, waren reeds t^dig in het najaar bedacht, om hunne werk lieden niet in de schuur, maar zoo lang doenlijk, al was het dan ook aan minder noodzakelijken veld arbeid, bezig te houden. De vroeg ingevallen vorst in December, met sneeuwverijdelde wel is waar groo'.eudeels hun edel plan, doch een ander en niet minder edel plan was gereed. De dorschtijd geopend zijndemaar dezelve zoo veel mogelijk willende rekken, bevalen zij steeds middelmatig voort te wer ken, „want, dus luidde al verder hun gemeenzamen onderhoud," gij weet zoowel als ik, dat in verhou ding van andere jaren zes dorschenden thans over tollig zijn; vier manschappen zijn meer dan voldoende. Neemt daarnaar uwe maatregelen het werkloon wordt u tot 80 a 90 cents dagelijks verzekerd doe slechts uwen pligt wij zullen trachten u aanhoudend werk te verschaffen. De tarwe die gij voor uwe wekelijk- sche consumptie behoeft, hebben wij voor u onder ling bepaald op 1,50 de maathet overige uwer omstandigheden zij ons aanbevolen." Zoo zal het dan nu geen raadsel meer zijn, waar om in de gea eente Rilland niemand bedelt, en ruim schoots in het levensonderhoud der arbeidende klasse wordt voorzien. Heerlijk bewijs derhalve, dat het bij ernst en goeden wil nimmer aan middelen ontbreekt, om den knellenden last des verarmden natuurgenoots te verzachten en te lenigen. Jammer intusschen te moeten melden, dat de in mijn onderwerp betrokkene Landbouwers, die geen zorg of uitgaven ontzien, om de zoo hatelijke bedelarij, in hun eigene gemeente te weeren, dagelijks door eenige bedelaars van elders worden gekweld en bezwaard. Beschamend voorzeker voor die gemeente van waar zij uitgaan, vooral be schamend voor de gegoeden aldaar woonachtig, die het onverschillig kunnen aanzien, dat de in hun mid den gevestigde en uitgehongerde natuurgenoot des 's morgens zijne broodelooze woning verlaat om elders buiten de gemeente, den mededeelzamen mensehen- vriend een almoes af te bedelen. Tot u, verstokten en dwazen, die met een gierigen grimlach uw voor hoofd fronst en met bijtenden spot op de armhartige weldoeners honend nederziet, tot u zij gezegd, dat de ontzettende spreuk geldende is„gij rijken, huilt en weent over uwe ellendigheden die over u komen, gij hebt u schatten vergaderd, ziet het loon der werk lieden, die uwe landen gemaaid hebben, welke door u te kort zijn gedaan, roept tot u, en het geschrei dergenen die geoogst hebben is gekomen tot in de ooren van den heer Sebaotli. Doch gij, edelen onder de menschen, waardige Landbouwers, die den nood- druftigen loon en werk verschaft, en menschlievend voor hen zorgt, die belijdt„ieders nood is aller nood, ieders welzijn is aller vreugd;" die geen dor schenden os verkiest te muilbanden, uw voorbeeld hebbe navolging! Nimmer wordt het zaad der barm hartigheid te vergeefs uitgestrooid. „O neenhet valt als het tarwegraan in de aarde dal zich duizend voudig vermenigvuldigt." Pr. ELENBAAS Pz. 28 Mrt. 9 Timmerhout. Goes. mr. van Dam. 24 31 Sparren. Kruin ingen. liembges. 27 13 Woonhuis. ld. Id 29 u 14 Hoefje. Kapelle. Paardelcooper Sc van den Bussche. 23 14 Bouwland. Kwadendamme. Id. 26 ii 14 Woonhuis. Krabbendijke. Kakebeeke. 3 a 15 Hofstede enz. Wissenkerke. van der Moer 28 20 Meubilair enz. Kloetinge. mr. van Dam. 30 21 Inboedel. Kwadendamme. mr. Liebert. 25 Apr. 10 Inspan. Ovezand, mr. van Dishoeck. van den 6 Maart tot en niet den 8 Maart 1872. Ondertrouwd Gehuwd Geene. Geboren: den 6, Maatje, d. v. Willem Goos- sen en Cornelia Beijnhout; den 7, Anna Maria Pieternella, d. v. Pieter Marinus Verduijn (orerl.) en Katharina Cardon. Overleden Geene. Wij ontvingen een brief van den heer Jac. de K. uit Middelburg waarin hij ons meldt, uit achting en sympathie voor ons blad, niet onweersproken te willen laten het berigt door onzen verslaggever medegedeeld over Dunkler's concert te Middelburg. Onze verslaggever heeft namelijk aangehaald het gevoelen van „een heer" die Dunkler's corps menig maal had gehoord, doch die het nog nooit op zulk een geringe wijze zijne gaven had hooren ten beste geven." Deze kritiek van een corps dat eene Europesche vermaardheid heeft, komt den heer de IC voor belag- chelijk te zijn en hij ziet er niets anders in dan eene Goessche enormiteit. Men kan vijftig- en honderdmaal de grenadiers en jagers gehoord hebben en nogtans geheel ongeschikt zijn, laat staan de bevoegdheid hebben om er een oordeel over uit te spreken. Indien „die heer" niet zijne kracht zoekt in isolement, dan hoopt de heer de K. dat zijn naam maar verborgen blijve, maar voor het behoud van den goeden naam onzer courant hoopt de heer de IC dat men ons voortaan beter inlichte. Wij zeggen den heer de IC dank voor zijr. belang stellend schrijven. Het zou niet de eerste maal zijn, dat een dagblad verkeerde inlichtingen had ontvangen van gebeurtenissen in andere plaatsen en het moet dus iedere redactie aangenaam zijn wanneer zij beter wordt ingelicht, vooral als dit voortkomt uit sympathie en achting voor het blad zelf. Wij moeten echter in deze een paar opmerkingen maken. Vooreerst: dat onze verslaggever alleen melding maakte van het oordeel van „dien heer" onder bij voeging dat oordeel niet te deelen en het dus voor rekening van disn heer liet. Hierdoor lioudi de zaak op eene „Goessche enormiteit" te zijn omdat „die heer" „geen Goessenaar was." ten tweede: dat de vermelding van dat oordeel ge- geschiedde omdat velen het oordeel van den verslag gever der Mtddelb. Ct. niet deelden als zou de uitvoe ring onverbeterlijk zijn geweest. Het was dus minder eene kritiek dan wel een eenvoudige vermelding dat sommigen op dat onverbeterlijke meenden wat te moeten afdingen. en ten derde: dat, zonder ons eenig oordeel aan te matigen over eene uitvoering die we verhinderd wa ren zelf bij te wonen, men eene Europesche vermaard heid kan bezitten en toch, desniettegenstaande, onge lukkige oogenblikken kan hebben, als men met een groot muziekcorps, kort na arrivement in eene vreemde plaats, eene uitvoering moet geven. Wij trekken overigens geen partij voor het oordeel van „dien heer" te minder nu de heer de IC, dien wij als een bevoegde autoriteit kennen op het gebied der muziek, van een andere meening schijnt te zijn. Maar evenmin meenden wij, uit het verslag van onzen berigtgever te moeten schrappen de vermelding dat er personen zijn geweest die eene andere meening had den over enkele aangelegenheden van het feest dan de Middelb. Ct. Wij beschouwen dit bij een juist ver slag een vereischte. Dit moge tevens dienen als ant woord op hetgeen de Middelb. Ct. in haar no. van heden, waaruit blijkt dat ook verschillende andere bladen hier en daar vlekjes hebben bespeurd, ten onzen opzigte in hare nalezing zegt. Wat den ouden heer Jan Salie betreft, de Middelb. Ct. meent te weten dat die oude heer zijn verblijf in Goes houdt. Eene aanmerking te durven wagen op een concert van Dunkier en daarmede Jan Salie-geest in verband te brengen, komt ons echter wat heel gezocht voor. Hoe dit zij, als wij in Goes slechts met een ouden heer Jan Salie heb ben te doen, dan mogen wij, volgens menschelijke berekeningen, hopen er spoedig van verlost te zijn; maar dan hopen wij tevens voor Middelburg dat de jonge heer Jan Salie, die volgens de Middelb. Ct. aldaar is achtergebleven, slechts in de feestelijke verbeelding van haren verslaggever besta. (Red.) ADVERTENTIÊN. Heden namiddag ten half 5 ure overleed kalm en zachtna eene kortstondige ziekte tot droefheid van mij en de mijnen, mijn har telijk geliefde Vader, JOHANNIS van STRIEN, in den ouderdom van 84 jaren, 2 maanden en 11 dagen. WILLEM van STRIEN. Kapelle, 5 Maart 1872. Algemeene kennisgeving. Heden overleed, zacht en kalm, aan een langdurig verval van krachtenin den ouderdom van 88 jaar en bijna 6 maanden onze dier bare Vader ANDRIES STEKETEE Jz.in leven rustend Dijkgraaf van den Polder Baarland. De bedroefde kinderen en behuwd-kinderen Baarland, Uit aller naam 6 Maart 1872. JAN STEKETEE. Strekkende deze tot algemeene kennisgeving. Voor de vele bewijzen van deelneming, ontvangen bij het overlijden van onzen geliefden echtgenoot en broeder den heer S. HEMERIJK TAK, betuigen wij bij dezen onzen hartelijken dank. Middelburg, 7 Maart 1872. Wed. S. H. TAK—van Poeljen. M. S. H. TAK.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 3