HBÏNNENLANDSCHjE_ BERICTEIM. BUtTENLANP. baarheid zeer slecht gediend is met die va riatie van ministers. Trouwens gelijk de mi nister van buitenlandsche zaken tegenover het votum der kamer over den gezant bij den paus, en de minister van finantien tegenover het be sluit der Staten-Generaal omtrent de toepassing der postwet, toonen ministers van een constitu tioneel rijk te zijn zoo vertrouwen wij dat de oorlogsminister in dit opzigt de eer van het tegenwoordig kabinet wel zal willen ophouden. GOES, 6 Maart 1872. TWEEDE KAMER. De Tweede Kamer heelt Maandag jl., na aanneming van eenige kleine wetten, de dis cussie geopend over het ontwerp van wet op de coalitiën der arbeiders. De heeren Gode- froi, van Zuijlen, Wint ff ens en Heemskerk Azn. hebben dat voorstel sterk bestreden, als on tijdig, onraadzaam, schadelijk en in de gevol gen gevaarlijk. De vergadering heeft besloten dat na afloop van de beraadslaging over het wetsontwerp op de baraterie zal plaats hebben de inter pellatie van den heer Heemskerk As, over de even tuele uitvoering van het Kusttractaat. In den loop dezer zitting is ingekomen een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 Julij 1870 betrekkelijk de brievenposterij. In de zitting van gisteren werd het wets ontwerp op de arbeiders-coalitiën verdedigd door de heeren Gratamade Bruijn Kops, van Beima, LentingMackay en van Houten. De heer van Beima heelt een amendement aangekondigd om de art. 414416 van het wetboek van strafregt eenvoudig te doen ver vallen, zonder vervanging door andere bepa lingen. De heeren Haffmans en de Brauw hebben het wetsontwerp bestreden. Heden is de minister van justitie aan het woord. De heer Mirandolle heeft vergunning beko men om de regering te interpelleren over de uitvoering van de suikerwet in Indie en over het middel van de opium-verpachting. Het ingediende wetsontwerp tot wijziging van enkele bepalingen der wet van 22 Julij 1870 betreffende de Brievenposterij strekt in de eerste plaats om, overeenkomstig den uit slag der stemming over de motie van den heer Lenting in de zitting der Tweede Kamer van 14 Dec. jl. het bestaande voorschrift, 'twelk dag- of weekbladen met een bijvoegsel, al is het gewigt daarvan 25 grammen of minder, aan een port van 1 cent onderwerpt, te vervangen door een bepaling, die slechts de heffing van een port van 7» cent zal veroorlooven, terwijl in de tweede plaats wordt voorgesteld het port voor bijvoegsels, die afzonderlijk verzonden wor den en het gewigt van 25 grammen niet te boven gaan, mede op 'A cent te bepalen. Voorts wordt een wijziging van art. 28 voor gesteld, ten einde ook voor de brieven, welke met de Ned. Koloniën regtstreeks over zee wor den gewisseld, het beginsel der begunstigde frankëring toe te passen. Daarbij wordt voor gesteld de ongefrankeerde brieven van dien aard aan een verhoogd port van 10 cents te onder werpen, alsmede om bij ontoereikende franke ring hetzelfde beginsel te volgen, als ten aan zien der ontoereikend gefrankeerde binnenland- sche brieven bij art. 6 der wet is aangeno men. De ongefrankeerde drukwerken en mon sters worden voorts mede aan den regel onder worpen, als, overeenkomstig art. 22 en 23 der wet, die van binnenlandschen oorsprong en be stemming. Het tijdstip voor de invoering der wet wordt aan de regering overgelaten. De minister van Marine brengt ter kennis van belanghebbenden, dat op den lsten Octo ber van dit jaar twaalf jongelieden kunnen worden toegelaten om bij het garnizoenshos pitaal te Amsterdam te worden opgeleid tot officier van gezondheid bij de zeemagt. (Na dere bijzonderheden vermeldt de Staats Cou rant van Zaterdag.) De berigten van Java, loopende tot 24 Jan. 11., hangen treurige tafereelen op van de ge weldige overstroomingendie aldaar plaats hebben. Een groot gedeelte van Batavia staat onder water. Hier en daar hebben de bewo ners de huizen moeten ontruimen. Elders vaart men met praauwen door de straten, vooral in het Chineesche kamp, in de beneden-stad De ambtenaren van den waterstaat geven zich alle moeite om de dijken te steunen, breuken te stoppen en afvoer van water te bevorderen. Niet alleen Europeanen moeten hun have en goed in den steek laten, maar de inlanders worden van alles beroofd en laven bij duizenden in voeten hoog water. Samarang verkeert in geheel gelijken toestand. De berigteu van daar luiden treurig. Ook in het Buitenzorgsche heeft het water groote schade aangerigt. Het spoor wegverkeer tusschen de stad Batavia en den Boom is gestaakt. Het water stroomt over den dijk. De tramway alleen houdt tot dusver de dienst vol. Door den hoogen waterstand op de reede worden passagiers van schepen uit Europa niet zelden verhinderd te debarkeren, terwijl ook van de stoombooten dikwijls noch goederen, noch passagiers de plaats hunner bestemming kunnen bereiken. Door de werklieden-vereeniging te Gronin gen zal, te beginnen met den lsten Mei a. s. een winkel-vereeniging worden opgerigt ter verkoop van artikelen van verbruik voor de leden, tegen de minst mogelijke prijzen. De directeur van Nedl. Mettray, de heer W. Schlimmer, deelt in de Landb. Ct. den uit slag mede van het verschil in melkgeven tus schen gehoornd en ongehoornd vee. Onge hoornde koeien leverden V3 meer melk, terwijl die melk bovendien op 30 liter 0.145 kgr. meer boter gaf. De aanranding op het leven van Victoria, koningin van Engeland, waarvan wij in ons vorig nommer gewaagden, is de vijfde, die de vorstin had te doorstaan. Zij zijn de volgende Oxford, die ongeveer 18 jaren was en in een kroeg diende, loste den 10 Junij 1840 twee pistolen op de koningin en op prins Albert, die in een open rijtuig Constitution-Hill op reden. Hij werd naar Bedlam (vroeger Beth lehem genaamd, toen het een huis was aan de godsdienst gewijd) vervoerd. Nooit is het be wezen geworden dat de pistolen met kogels geladen waren. Den 30 Mei 1842 loste een machinist van Coventgarden een pistool op de koningin, niet ver van de plek waar Oxford stond, doch men miste het bewijs dat er een kogel op het pistool gezeten had. De daderJohn Francis ge naamd, werd veroordeeld om gehangen, daarna onthoofd en vervolgens gevierendeeld te worden. Dit ongerijmde vonnis werd door de koningin gewijzigd in levenslange deportatie over de zee. Den 3 Julij daarop legde een jongeling, ook 17 jaren oud, een met los kruid geladen pistool op de koningin aan, doch het wapen kitste. Men bevond dat de pistool met los kruid en prop geladen was, en John William Beau, zoo heette de knaap, werd tot 18 maanden dwang arbeid veroordeeld. Deze aanslag geschiedde terwijl de koningin naar de kerk reed. Den 27 Mei 1850 sloeg een ex-huzaren- officier, Robert Pale genaamd, de koningin met een takje of rietje over het gelaat, terwijl zij van Cambridge-House reed. Pate werd waan zinnig geacht, doch nogtans veroordeeld tot 7 jaren deportatie. De straf van geeseling, welke op voorstel van sir Robert Peel dadelijk na den aanslag van Beau wettelijk kon toegepast wor den, ingeval van pogingen tot verschrikking of het aanraken van de koningin, werd niet op Pate toegepast, uithoofde van zijne afkomst en standpunt, ofschoon het aangezigt der vorstin gewond was. Met betrekking tot den nu kortelings ge- pleegden aanslag, verneemt men nader dat de dader Arthur O'Connor heet, 17 jaren oud is en als knecht in een verw- en oliewinkel diende. Hij schijnt, na het verlaten van St.-Dustans- school in de City, veel gelezen en, zoo als met de meeste jongelingen het geval is, zijn brein met politieke beschouwingen en artikelen van dagbladen beneveld te hebben. Hij moet echter in handen van andere Ieren gevallen zjjn, die hem tot een stap aanspoorden, welke belagehe- lijk is op zich zeiven, doch voor den misleiden knaap de treurigste gevolgen hebben moet. In de eene hand een oude, verroeste en bescha digde pistool houdende, welke ook zelfs, indien zij geladen geweest was, niet kon afgevuurd worden, hield hij dit wapen der koningin voor het hoofd, en met de andere hand, en dit is de voornaamste bijzonderheid der zaak, bood hij haar een verzoekschrift aan met verscheidene onderteekeningen, om vrijlating van de fenian- sche gevangenen. Naar het schijnt vergiste hij zich in den persoon en vertoonde zich eerst aan die zijde waar de hofdame naast de koningin zat, doch liep toen achter het rijtuig om naai de zijde der koningin. Eerst toen hij zijn oogmerk bereikt had, werd hij gevat door den welbekenden Brown, den Schot, wiens naam voor eenigen tijd zoo veel op de tong was, wegens zijne trouwe diensten aan prins Albert en thans gunsteling der koningin. Volgens andere bladen zouden de adjudanten die naast het ïijtuig reden hem hebben gegrepen, doch dit is minder waarschijnlijk, daar deze, op het oogen- blik dat de koningin uit het rijtuig moest stap pen, niet zoo nabij waren als de lakkeijen. Daarmede liep de gebeurtenis, welke eerst door het gerucht als een moordaanslag verspreid werd, af. De ouders van Arthur O'Connor staan, hoewel zeer geringe lieden, als fatsoenlijk bekend en ook op hem valt niets te zeggen. Blijken van waanzin zijnvoor zoo ver men weetnooit bij hem waargenomen en de aanleiding tot zijne handelwijze wordt alleen gezocht in een door politieke denkbeelden ontsteld brein. Hoe hij binnen het hek van den tuin kwam en tot den ingang van het paleis geraakte zonder be merkt te worden weet men natuurlijk niet. De veronderstelling is, dat hij over een tien voet hoog hek is geklommen, toen de politie het volk terughield, dat zich verdrong om de koningin te zien. Dat ergens nalatigheid bestaan beeft is duidelijk. De gevangene ver klaarde voor den regter, dat hij de koningin had willen doen verschrikken. De drom van mensehen had hem belet de koningin aan de St. Paulskerk te naderen (betgeen een geluk was voor den knaap, die anders waarschijnlijk zijne dwaasheid met het leven zou hebben moe ten bekoopen, dewijl het volk niet terug ge houden had kunnen worden om hem te mis handelen zonder te vragen of de pistool al dan niet geladen was). Aan den policiedienaar betuigde hij herhaaldelijk zijn leedwezen »niet geslaagd te zijn zij hadden alsdan naar ver kiezing met hem kunnen handelen." Tegen generaal Hardinge sprak hij over Engelsehe dwingelandij en Iersehe feniansen betuigde schrik te hebben willen veroorzaken, doch de generaal had het juiste niet onthouden. Uit S^ranïsrijH verneemt men, dat de heer Pouyer-Quertierminister van financien, als getuige gehoord in het proces Janvier de la Motte, heeft gemeend bij deze gelegenheid eene poging te moeten doen om dezen ellenaigen vertegenwoordiger van de prefecten des kei zerrijke te verdedigen, door voor de meeste handelingen ter zake waarvan die ex-ambte naar teregt staat, vergoelijking te vinden in de politieke hartstogten. Volgens den heer Pouyer Quertier zijn de valsehe boekingen, de fictieve rekeningen onvermijdelijk bij de ad ministratie van 's lands gelden Hij protesteerde voorts tegen het besluit van zijnen voormaligen ambtgenoot van binnenlandsche zaken, waarbij deze den ex-prefect wegens verscheidene som men tot schuldenaar van den staat heeft ver klaard. De voorzitter van het hof van assises, de heer Félix, zag zich genoodzaakt den mi nister te doen opmerken dat de politieke uit weidingen welke hij (Pouyer- Qaertier) zich ver oorloofde, de justitie volstrekt niet raken. Het verwondert ook ons volstrekt niet dat twee der tegenwoordige ambtgenooten van den heer Pouyer-Quertier, nl. de ministers van justitie en van binnenlandsche zaken, in de door hem als getuige afgelegde verklaring aanleiding te gevonden hebben om aan president Thiers mede te deelen hun besluit om hunne portefeuilles neder te leggen wanneer Pouyer-Quertier, lid van het kabinet blijft. Een der andere getuigen a dé charge, was de heer Pinard, gewezen minister van binnenlandsche zaken onder Napoleon III. Hij verdedigde, gelijk trouwens was te ver wachten, zijnen voormaligen ambtenaar en ver klaarde dat de vervolging tegen Janvier de la Motte geen andere oorzaak had dan den wrok der partijen tegen het stelseldat de beschul-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 2