1872. N°. 28. 'mg 5 Maart. 59te jaargang. VEEPEST. PATEJVTREGT. PERSONELE RELASTING. Vertrek der Oost-Indische landmail. goessc De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Yhijdag avond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes J 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 18 regels k ƒ1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. ^Advertentiën voor dit blad worden voor ROTTERDAM aangenomen door het algemeen advertentie-bureau van NIJGH V. DITMAR, Wijnstraat Rotterdam. Voor DUITSCHLAND door de heeren HAASENSTEIN VOGLER, te Hamburg. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór twee uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezondenwenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. De COMMISSARIS des KONINGS in de provincie Zeeland, in aanmerking nemende dat zich bij voort during gevallen van veepest in het Koningrijk België hebben voorgedaan; Gelet op het Koninklijk besluit van den 8 Decem ber 1870 (Staatsblad no 194), en op de brieven van Zijne Excellentie den Minister van Staat en van Bin- nénlandsche Zaken van den 21 December en van den 26 Januarij jl„ no. 148 en litt. A, 9de afdeeling; Besluit: De verleende doorloopende ontheffingen van de bepaling van art. 1 van het boven genoemd Koninklijk besluit, tot het invoeren van straat- en stalmest, alsmede van vevsch- en gezouten rundvleesch, worden ingetrokken en houden alzoo op van kracht te zijn. Dit besluit zal in het Provinciaal blad geplaatst en afdrukken daarvan, in plano, aan de gemeentebesturen ter aanplakking gezonden worden. Middelburg, 2 Maart 1872. De Commissaris des Konings voornoemd, R W. VAN LIJNDEN. BEKENDMAKING van liet Gemeente-bestuur. De BURGEMEESTER van GOES breugt bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat, dat het kohier van het, PATENTREGT voor deze gemeente over het derde kwartaal van het dienstjaar 1871-1872 op heden ter invordering is gesteld in handen van den ontvanger der belastingen, binnen deze gemeente, en dat de PATENTEN van hen, die op het kohier voorkomen, ter secretarie der gemeente kunnen worden afgehaald, van den öden tot den 20sten Maart aanstaande, dage lijks, uitgenomen des Zondags, van des voormiddags 9 tot des namiddags 2 ure, terwijl de dan niet afgehaalde Patenten door eenen deurwaarder der directe belastin gen, aan belanghebbenden, tegen betaling van 10 cents, zullen worden uitgereikt. Goes, den 2 Maart 1872. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat: dat het voijaars kohier van het PERSONEEL no. 4 en het kohier van het 3e kwartaal no. 5 voor deze gemeente van het dienstjaar 18711872, op heden ter invordering is gesteld in handen van den ontvanger dier belastingen binnen deze gemeente. Goes, den 4 Maart 1872. De Burgemeester voornoemd M. P. BLAAUBEEN. POSTERIJEN. Via TRIESTDillgsdag 5 Maart per laatsten trein naar Roosendaal. Via BRINDISI Vrijdag 8 Maart per eersten trein naar Roosendaal. ONAANGENAME DAGEN IN ONS PARLEMENT. I. De Nederlanders hebben den roep kalm te zijn. Voorzeker als bet maar niet hunne beurs geldt nemen zij de zaken gewoonlijk zeer bedaard op. Altijd is dat geen ondeugd. Laten onze Belgische buren stokslagen en in gegooide ruiten als afdoende argumenten gel den gunnen wij hun die opgewektheid. Laten zij gehate ministers en een pruiken prins wegjagen door schandalen op straat wij benijden hun die vurige handelingen niet. Maar, wij vervallen wel eens in een ander uiterste, vooral wanneer er geen „leerstuk" meê gemoeid is, en laten daardoor soms de mogelijkheid bestaan tot onregtvaardige han delingen, die men niet zou durven bestaan, wist men dat men hier te lande te rekenen had met eene publieke opinie als bijv. in Engeland. Is er dan iets gebeurd, waarhij regt of wet zijn vertreden, dan komt einde lijk, na heel wat geschrijf en gewrijf, de zaak misschien nog wel zoo'n beetje teregt, maar gewoonlijk worden eerst een paar dagen van den nationalen tijd in de Staten-Generaal zoek gebragt en strekt die beraadslaging vol strekt niet om de vergadering, die ze voerde, te verheffen. Dit hebben we de vorige week weder ruim schoots ervaren. Twee dagen lang heeft men gepraat, het Bijblad is er wel omstreeks 40 bladzijden rijker door geworden, maar 's lands zaken? Onze wetsontwerpen? Wat vraagt gij daarnaar? Leveren die twee dagen geen rijke stof? Laat ons zien. Wij waren in den Haag, in het Binnenhof en daar was een voormalig regter, de heer Haffmans, die in de dagbladen met verbazend ramoer had betoogd, dat' de regering hem uit partijzucht had ontslagen. Voorwaar, dat man keerde ons juist! Wij zijn aan het begin van den weg dien men in het Belgische parlement bewandelt, waar de een een oud-minister ver wijt dat hij uit partijhaat van de 25 benoe mingen er 21 onregtvaardig doet, en de ander een oud-minisfer durft zeggen dat hij uit partij zucht onschuldigen liet veroordeelen en de processtukken verbranden Op dien weg stond de heer IJa_ffmans, die den minister van justitie ondervroeg over een handeling jegens den heer Haffmans. We zullen die zaak overbekend als ze isniet weder uiteenzetten. Genoeg dat ons die discussie stuitend scheen en dat het volstrekt niet be moedigend is, dan alleen de tribunes der ver gaderzaal op het Binnenhof overvol te zien, gelijk ook nu, wanneer men spreekt van een schandaal Dit laatste bestond in zake den heer Haffmans gelukkig niet. Onzes inziens is dit duidelijk uit gemaakt, waarom wij dan ook vinden dat de Nieuwe Goessche Courant wel nalaten kon om nu nog eens plegtig haar lezers toe te roepen, dat ze nu maar zelf moeten oordeelenIeder zal het begrijpen: er steekt niets achter die geschiedenis-Haffmans, dat niet ieder zou mogen weten. Dit is uit de woorden van dien heer zeiven duidelijk op te maken. Hij zeide, men kan het lezen op pagina 7 52 van het Bijblad, dat de minister jegens hem zus en zoo had gedaan „terwijl ikzeide de sprekeraan den minister nooit het minste heb in den teeg gelegd en hem zeljs nietzooveel ik mij herinner, een hard woord .heb toegevoegd." Men ziet hetin die woorden ligt opge sloten: ware ik wèl hard tegen den minister geweest of had ik hem wèl iets in den weg gelegddan ware het nog begrijpelijk dat hij mij niet herbenoemde. Maar daar volgt tevens logisch uit, in het stelsel van den heer Haffmans zeiven, dat er dus nu wel degelijke redenen zijn geweest van anderen aard dan politieke redenen. En die waren er. Duidelijk zeide de minister hetdat de rapporten eene herbenoeming van den heer Haffmans onraadzaam maakten. Ware nu de heer Haffmans geen lid der kamer geweest, de zaak van den kantonreg- ter te Venlo zou weinig de aandacht hebben getrokken. Maar nu was 't een geschikt mid deltje om eens los te barsten tegen dezen minis ter. Intusschen wij begrijpen niet hoe men zoo voorbij ziet, dat, als de minister pressie van dien aard op de politiek der afgevaardigden wilde uitoefenen, de minister, die den heer Haffmans niet uit de kamer weren kan, zich een nog veel vinniger bestrijder op den hals haalde. Ons dunkt, dat een minister juist alle redenen zou hebben om van een kamerlid geen ergeren vijand te maken dan hij is, en dat juist de daad van den minister bewon dering verdient omdat hij in het belang eener goede regtsspraak bij de justiciabelen van Venlo, er niet voor terugdeinsde om een poli- tieken tegenstander en diens partij sterker te gen zich in het harnas te jagen. Wat kon de minister door deze daad voor zijne poli tiek winnen? Niets dan heviger vijanden. De minister heeft in de rapporten en herigten zijne goede redenen gehad en dat hij die heeft doen gel den boven de zucht om geene politieke partij jegens zich in het harnas te jagen, verdient allen lof. Intusschen hadden wij wel gewenscht dat de minister den interpellant wat krachtiger hadde teregt gezet. Boven zulk eene beschuldi ging, dat men in Nederland regters uit hun be trekking ontslaat om hen voor hunne staatkun dige gevoelens te straffen, is gelukkig nog eene Nederlandsche regering verheven. Zij behoeft daartoe niet, gelijk tot onze groote verbazing de heer Godefroi deedden persoon des ko nings in het debat te halen. Maar het is een beginsel der liberale partij dat een minister voor eene daad van bestuur door de vertegenwoordiging tot verantwoor delijkheid kan worden geroepen en hoewel nu de heer Haffmansofschoon daartoe door den heer van Eek aangespoorddaartoe de kamer niet uitnoodigde, zoo was er toch genoeg gezegd en gevraagd om den minister regt te geven eenige bepaalde feiten op te sommen. Welligt ware dan voor den heer Haffmans weinig aangenaams gezegd, maar het wapen zou zijne politieke vrienden uit de hand zijn genomen, het geschreeuw over den slag aan de onafhankelijkheid der regterlijke magt toe- gebragt zou onderdrukt zijn en aan het be ginsel der liberale partij ware voldaan. Stappen wij liever af van deze treurige zaak, niet treurig in den zin dien het kamerlid van Wasseneer van Catiojck er heel deemoedig aan hechtte, als belaagde de regering de onafhan kelijkheid der Staten-Generaal maar treu rig, omdat sommige vertegenwoordigers des volks zich niet hebben ontzien het ellendig begrip voedsel te doen vinden, als werd ons land bestuurd door partijlieden. Kan de behandeling van de zaak des heeren Janssen die volgde op de interpellatie Haffmans ons wat opvrolijken? Wij zullen dit in ons volgend nr. nagaan.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1