VERKOOPINGEN ENZ. BURGERLIJKE STAND GOES. OPENBARE VERKOOPING, op Donderdag en Vrijdag 29 Februarij en 1 Maart 1872, kens, bouw-, schuur-, fmmm stal-, hand- en melkgereedschappen meubelen, huisraad, porcelein, etc. OPENBARE VERKOOPING. Op Maandag den 4 Maart 1872, afstammeling van eenen geus een zilveren geuzenpen ning ten toon gesteld. Het karnaval te Maastricht is dit jaar niet zoo mooi als vroeger. Meti ziet wel gemaskerden, maar geene geregelde optogten. Bij 't aanleggen van een stoomboot te Dordrecht is een on derofficier van de plank in 't water gevallen en met veel moeite door de reddingsboot gered. In Luxemburg heeft de heer Demuyserlid der kamer, eene interpel latie tot de regering gerigt, welke inderdaad tot den karnaval tijd behoort. Met een ernstig gezigt vroeg hij den minister, of hem geen middel bekend was om van de „verraders" ontslagen te worden of die onschadelijk te maken. Even ernstig gaf de geïnterpelleerde minister te kennen„dat hij geen verraders kende,en daar mede was aan de zaak een einde gemaakt. Volgens de Swiss Times heeft de sterrekundige Plantamours te Genève een komeet ontdekt, die grooter is dan eenige tot dusver bekende staartster. Volgens Plantamours waarneming en berekening komt hij met ontzaglijke snelheid regelregt op de aarde aan en zal op den 12den Augustus aanstaande met deze in botsing komen. Zijn nadering zal door buitengewone hitte worden aangekon digd. Welligt kan de catastrophe nog voorkomen wor den; nl. ingevaj de in aantogt zijnde komeet in het bereik der aantrekkingskracht van een ander hemel- ligchaam mogt geraken. De Kiiln. Zeit. merkt bij dit berigt van de Swiss Times op, dat het nog al moeije- lijk is ile grootte en snelheid van een regt op de aarde, dus op deti waarnemer, aankomend ligchaam te bere kenen zonder langdurige waarnemingen. Zij vindt het daarom vreemd, dat men nietreeds vroeger iets van dien kwaadwilligen komeet heeft vernomen. Het vol gende komische voorval houdt te Carlsruhe alle ton gen bezig. De krijgsraad had voorgesteld om den pas toor Maurcz te Wertheim aan te stellen als almoeze- nier van het garnizoen, Generaal von Werder wilde hem echter niet benoemen voor hij hem had hooren bidden. De pastoor hield zijn preek, die zeer veel bij val vond zoowel bij de toehoorders als de oversten. De generaal vroeg echter het afschrift, liet den predi ker bij zich komen en zeide, dat hij bij het derde ge deelte van zijn preek de leer der genade niet zeer juist had verklaard. Bij gevolg werd hij niet benoemd en kon dus weder naar Wertheim terugkeeren en zijn vroeger ambt als dorpspastoor weder opnemen. Ingezonden. VRAAGPUNTEN UIT ONZEN TIJD. V. Zij die mij tot hiertoe gevolgd hebben, zullen waarschijnlijk zeggen, dat ik heel wat zaken, die in het oog van anderen middelen tot verbetering van den arbeidersstand zijn, afkeur, terwijl ik z»lf niets in de plaats geef. Ik etken dat het veel gemakke lijker is te zeggen waarin de kwestie niet zit, dan waarin zij wel zit. Intusschen kan het reeds zijn nut hebben als men de verkeerde middelen aanwijst. Immers als men voortgaat met verkeerde midde len in een ziekte toestand aantewenden, kan meer en meer de aandacht van het juiste middel worden afgeleid en de kwaal verergert intusschen. Het woord „verkeerde" middelen is echter welligt minder juist. Er wordt veel gedaan, geschreven en voorgelezen dat voor den arbeider nuttig kan zijn. Alleen zou ik meenen, dat dit alles veel meer nut zou doen als de kwestie der loonen eenmaal verbeterd is. Hongerige paarden zijn wel eens wat koppig, en 't komt mij voor dat er veel wordt gedaan, dat eigenlijk meer dient oin eene verkregene genezing duurzaam te doen zijn, dan wel om de genezing te bekomen. Als er eenmaal voldoend loon is, dan zal de ontwikktling waarop velen bij de arbeiders werken, gemakkelijker gaan. Weder anderen zullen zeggen, dat ik in mijne vorige artikelen wel wat te veel de zijde der werk lieden kies en alles van de bazen of werkversehaffers wil hebben. Zonder dit laatste geheel toetegeven (wijl ik in tegendeel ook van de zijde der werklieden zeiven meer energie wensch) zoo wil ik toch wel erkennen dat ik in den worstelstrijd tusschen de loonen en de levensbehoeften, de partij der zwaksten, der werk lieden, kies. Ik geloof dat de oplossing der kwestie voor ver reweg het grootste gedeelte, niet van de arbeiders, maar van de werkversehaffers moet komen. En met werkversc&affers bedoel ik niet uitsluitend de bazen, maar ook hen die aan de bazen werk opdragen. Men herinnere zich mijn artikel over de nieuwjaars-re keningen. Men verwijt tegenwoordig den handwerksman zijne zucht of neiging tot het communisme (de leer der gemeenschap van goederen, de stelling van de vol- komene gelijkheid van regten aller menschen) en men wil het daaraan wel eens toeschrijven dat de arbeiders kwestie is ontstaan. Maar wat is de oorzaak van die zucht Ontevredenheid met wat men heeft. En hebben de werklieden redenen tot ontevredenheid? Op die vraag geeft alweder de arbeiders-kwestie zelve het antwoord. Er zou geen arbeiderskwestie zijn als men niet overtuigd was dat de werklieden te genwoordig geen voldoend loon hebben. Nu zijn er lieden opgestaan die de maatschappij door het communisme willen genezen. Dat dit een groot kwaad is zal ieder die het opstoken van rus tige werklieden verfoeit, moeten toestemmen. Maar men moet er zich niet al te veel over ver wonderen, dat zulk eene leer aanhangers vindt. Ontevredenheid is eene bron waaruit vele kwalen worden geboren. Zij vormt onder de handswerklie den menschen die ztch niet sneer in hun Lot weten te schikken of die wars worden van het denkbeeld om zich op gepaste wijze uit den toestand te redden. Men leert hun de meer gegoeden te benijden, men legt hun de vraag voor: waarom kan de een rijtuig en paarden houden, terwijl de ander in 't zweet zijns aanschijns het dagelijksch brood moet winnen? Met communisme intusschen heeft de kwestie der loonsverhoogiDg eigenlijk niets te maken en toch kan onvoldoend loon het communisme sterk in de hand werken. Men vindt altijd menschen die gaarne zoo'n vuur tje aanstoken en dit zijn dikwijls niet de minst be zoldigden, Zij lijden geen gebrek, maar het leven van rustig werkman moede, zouden zij de rollen wel eens willen omgekeerd zien; zij, op hunne beurt, zouden zich wel eens in weelde willen baden. Dat zulke idéen ingang vinden bij lieden die niet voldoende verdienen om te leven, is niet te verwonderen en nu moet men niet blind zijn voor de gevolgen die zouden kunnen ontstaan, wanneer de arbeider-kwes tie niet spoedig wordt opgelost en het kwaad blijft voortwoekeren. Niemand zegge: de kwestie gaat mij niet aan, ik heb geen arbeiders in mijne dienst. De kwestie grijpt tot in liet brood dat gij eet, tot in het kleed dat gij draagt. De kwestie raakt de gansche maatschappij en ieder kan er meer aan doen en meer door lij den, dan hij wel denkt. Maar zal men welligt zeggen kunt gij haar dan oplossen, kent gij het toovermiddel, waarnaar ve len te vergeefs zoeken. Volmondig erken ik dat middel niet te kunnen op geven. Ik geloof echter niet dat er een soort van toovermiddel voor bestaat. Ik geloof dat de kwestie door een tal van omstandigheden wordt beheerscht, door de vereeuiging van een tal van middelen moet worden opgelost, waaraan gij en ik ieder iets kun nen toebrengen. Wat naar mijne meening op de kwestie van invloed kan zijn zal ik verder als praktijk na al de geopperde ti eorie aanvoeren. Een fransch schrijver heeft gezegd„niemand heeft regt op het overvloedige zoolang niet ieder het noo' dige heeft." Ik hoop dat men mij geen aanhanger van het communisme, geen communist in de ongunstige be- teekenis van het woord zal noemen, als ik zeg dat die fransche schrijver wel een beetje gelijk had. Een rijke die schatten verbrast moest zich schamen als hij hoort dat er menschen zijn die honger lijden. In zoover is er waarheid in de leer van bedoel den franschen schrijver, dat tegemoetkoming in den toestand van hen die gebrek hebben, bepaaldelijk moet komen van diegenen die boven hen staan in vermogen. Wie zijn dat in de zaak der arbeiders? Zijn bet de bazen of zij die dien bazen werk opdragen Ik bepaal mij eerst tot de handwerkslieden. Kunnen de bazen meer geven? Het is rnoeijelijk te beöordeelen. In onzen tijd toch geschiedt veel werk bij aanne ming. Of dit op zich zelf goed en wenschelijk is voor hen die het werk laten doen, laat ik in het midden, maar dit is zeker» dat die aannemingszucht van bepaalde vakken een speculatie-handel maakt, en dat te oordeelen naar den schijn, vele (b. v.) tim mermans- en metselaars-bazen er zeer goed bij varen. En als dit het geval is, dan weet ik niet of het voordeel der aanbestedingen wel altijd aan de zijde der aanbesteders is. Maar in 't voordeel der knechts van den baas zeker niet. Door de concurrentie toch wordt de baas genoodzaakt zoo laag mogelijk in te schrijven en zoo zuinig en zoo spoedig mogelijk te laten werken door zijne knechts. En ik misprijs dit in de bazen nietwant de risico is ook alleen voor hen bij zulk eene speculatie mag de kans op meerder winst wel tegenover die risico staan, en er zijn nog altijd knechts in overvloed. Maar toch geloof ik, dat in zake van aannemin- geu, de bazen, ook in hun eigeu belang, iets voor hunne knechten kunnen doen. Ik bedoel het zoo genaamde participatie-stelsel. Zou het niet in het belang van de bazen zeiven zijn als zij de winst in zekere verhouding verdeelden met de knechts of het loon in verhouding tot die winst bragten Men stelle b. v. dat van de winst op eene aannemingssom allereerst een gedeelte worde bestemd voor den baas als vergoeding voor zijne risico, verschotten, zijne positie als baas en leider der zaak en dat het overig gedeelte der winst tus schen werklieden en baas worde verdeeld. Zou dit niet leiden tot eenige verbetering, tot meer dere energie bij den werkman Ik kan mij zoo voorstellen dat de knecht eenig meerder gevoel van eigenwaarde zou ten toon sprei den als hij zich eenigermate in de zaak van zijn baas geïnteresseerd gevoelde. Ik geloof dat de baas er bovendien niet kwaad bij zou varen, want hij zou daardoor werklieden kweeken met hart en ziel aan zijne zaak verbonden het gehalte der werklieden zou verbeteren en er zou langzamerhand eene schifting ontstaan tusschen het meerder en minder bruikbare gedeelte der handwerkslieden. Men mag op geenerlei industrie bezwarende ver- pligtingen leggen, maar naar mijne meening, behoort ieder haas zich speciaal het lot van zijn arbeider, van zijn knecht, die hem zijne verdiensten helpt bezorgen, aantetrekken. Hij moet met die knechts als 't ware een compagnie vormen, waarin men wederkeerig el kanders belangen helpt bevorderen. Hij zal daardoor trouwe, tevredene knechts vormen, die geen den min sten lust koesteren, of niet genoodzaakt zijn, met hem te gaan concurreren. Maar als de bazen bij die aannemingen eens Diet wel voeren? Ja dan zou het voordeel aan de zijde der aan besteders zijn, wijl zij dan hun werk voor een koopje hadden gedaan gekregeo, welligt een weinig ligt en digt, maar toch gedaan. Maar dan treft ook de aanbesteders het verwijt van onvoldoend loon, dan maken zij misbruik van den jammerlijken toe stand der werklieden, die gedwongen zijn te werken voor laag loon. De bazen kunnen het allerbest zelf beoordeelen, wie hier de schuldige is. Zoo zij het zijn, hoop ik dat zij een geweten hebbenzoo de werkversehaffers het zijn, kweeken zij ondeugd aan terwijl zij zich zeiven toch niet bevoordeelen, gelijk ik nader zal aantoonen. (Wordt vervolgd.) ]8 Febr.19 Afbraak, Hansweert. Rembges, 14 ii 20 Slagerij. Kloetinge. van den Bussche. 16 a 22 Inspan Inboedel. Kattend ij ke. Rembges. 9 a 28 Beestiaal Inspan. Baarsdorp. mr, van Dishoeck. 13 a 28 Beestiaal etc. ISieirvrdorp, mr. van Dam, 14 ii 29 Inspan meubels. Kruiningen. mr. Liebert. 8 a 29 Inspan. 's HeerArendsk, Prumers. 8 Mrt. 1 Meubilair. ld. Id. 20 4 Inspan. St. Annaland. mr. Waghto. 21 4 Woonhuis Erf. Baarland. Paardekooper vau den Bussche. 21 4 Beestiaal. Krabbendijke. Kakebeeke. 21 it 7 Inspan. Kapelle. Id. 3 ii 5 Hofstede. Kruiningen. van der Moer. 3 ii 6 ld. Colijnsplaat. Id. 15 ii 6 Bouwl. woonh.enz. 's HeerArendsk. mr. van Dishoeck* 21 ii 7 Inspan. Borssele. Prumers. 21 ii 8 Meubilair. Id. Id. 3 it 7 Hofstede. Wissenkerke. van der Moer. 3 ii 8 Aandeel Ambacht. ld. Id. 3 ii 8 Tienden. Id. Id. 3 it 8 Portie Meestoof, Id. Id. 3 ,i 8 Grondcijnsen. Id. Id* 8 15 Hofstede enz. ld. van den 14 tot en met den 16 Febr. 1872. Ondertrouwd Gehuwd Geene. Geboren: Den 16, Francina Pietemella, d. v. Petrus Gulyalmus Antonius Fagel en Johanna Maria Alberta Passieux. Overleden Geene. Levenloos Geboren: Den 14, Een kind van Martinus de Witte en Cornelia Jacoba van Bloppoel. ADVEKTENTIÊN. Bij vonnis der Arrondissements-Regt- bank te Goesvan den 9 Februarij 1872 behoorlijk geregistreerd is PETRUS NI- COLAAS BOECKLING, zonder beroep, wonende te Goester zake van krankzinnigheidonder Curatele gesteld. M. F*. Blaa/ubeen, Procureur. (Kosteloosingevolge behoorlijk geregistreerde beschikking van de Arrondissements-Regtbank te Goesvan den 5 October 1871.) ten overstaan van Notaris PRUMERS, van eenen I-Capitalen Boeren Inspan, onder 's lieer Arendskerke, in den Zuid-Kraaijert, op de hofstede bewoond door P, WESTDÏJK, telkeDS te 10 ure. van: 12 paarden, 12 koei- uvmm. jen, 7 runders, var- Donderdags zullen het Beestiaal en de Boeren- Inspan verkocht worden. M&ïSgMjjt des morgens ten 10 ure, in het ge- meentehuis te Baarland, voor C. ÜEK- HOUT en de kinderen van wijlen A. VAN PIENBROEKvan een hecht en sterk Woonliuis, Schuur en Erve, staande op het dorp Baarland, in Zuidhoek sectie C. no. 8 63 en 364, groot 196 centiaren. Informatiën te bekomen bij den heer 1. J. PAARDEKOOPER en Notaris FAN DEN BUSSCIIEbeiden te Goes

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 3