1872. N°. 20. Donderdag 15 February. 59ite jaargang. VERPACHTING VAN LAND. BRIELSCHE PLANNEN. BEKENDMAKING GOESSCHU De uitgave .dezer Courant geschiedt Maandag. Woensdag en Vkijdag avond uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes ƒ1.75. Afzonderlijke nommers 5 c. niet bijblad 10 c. COURANT Gewone advertentiên worden a 10 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 18 regels h 1,— Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 20 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór twee urendes namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. van liet Gremeente-bestuur. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GOES zullen op Zaturdag den 17 February a, s. in hunne vergaderkamer ten raadhuize trachten te verpachten den grond der gemeenteliggende aan den Westwal nabij den Brouwersgang, achter de School der 2de klasse. Zulks voor den tijd van zeven jaren, ingaande den 1 Maart 1871. De voorwaarden liggen ter lezing ter secretarie der gemeente gedurende eiken werkdag van des voormid dags 9 tot des namiddags 2 ure. Goes, den 10 Februarij 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. Wat wij hoopten is geschied. Geheel het Nederlandsche volk verklaart zich bereid, om den len April 1872, als den gedenkdag van het geboortefeest onzer vrijheid, ook van de vrijheid die we thans allen genieten, om dien 1"» April luisterrijk te vieren. Dat doet ons te meer genoegen, omdat er toch nog en kelen onzuiver vuur op het altaar hebben gelegd doch, te vergeefs. De pogingen om het Nederlandsche volk van zijn nationaal feest af te houden, zijn glad afgestuit op zijn gezond verstand en hebben slechts te duide lijker aangetoond, dat men ons niet moet trach ten te krenken in onze liefste herinneringen uit onze historie. De enkele trouwe woordvoerders van de ultramontanen staan alleen of hebben zich in hunne tenten teruggetrokken, en de vrees, dat de strijd onzer dagen op godsdienstig ge bied een wanklank zou opleveren bij het Aprilsche feest is gelukkig verdwenen. Alle voorwendsels om zich tegen dat feest te ver klaren zijn weggevallen. Zelfs zij, die zoozeer den vermaledijden afstand van de Kust van Guinea betreuren en waarlijk wij behooren tot hen mogen daar volstrekt geen aan leiding in vinden om te zeggen: nu hebben we ook geen lust om feest te vieren. Dezen inoedeloozen, die zeker zeiven aan de waarde van hun argument hebben getwij feld en voor zich zeiven wel zullen bekennen dat het een verlegenheids-argument was, wij zouden hun willen toeroepen: Neen, juist omdat eene handeling der regering ons in het buitenland den naam zon kunnen geven van een natie die in verval is, zullen wij, Neder landers, als één man opstaan en toonen dat wij ons verleden verloochenen noch vergeten zijn. Geen verdeeldheid dus meer over de vraag of wij zullen feestvieren, maar thans verschil over de wijze waarop wij zullen feestvieren. Maar lieve Hemel, komt er dan nooit aan onze harrewarrerij een einde? Koning Salomo moge de veelheid van raadgevers geprezen hebben, in zake eener nationale feestviering is die spreuk niet van toepassing. Hier moeten wij aan onze nationale plannen-liefhebberij paal en perk stellen. Dit wordt ook nu hoog tijd. Wij hebben thans voor onze aanstaande feestviering te Brielle de volgende plannen: Een monument. Een asyl voor verminkte en oude zeelieden. Een dito yewzeMgesticht voor dito. Een dito voor dito met vrouwen en kinderen. Een zuil. Een nuttigheidszuil, monument en vuurto ren te gelijk. Een ymzewweeshuis. Een standbeeld voor Jan Koppestok. Een nieuwe brug over de haven. Een standbeeld voor Lumey. Een museum van oudheden. Die manie om plannen te maken en daar voor commissies te vormen -en dan hartroe rende circulaires de wereld in te sturen, moest men laten varen, wanneer liet geldt een glo rievol feit onzer geschiedenis te gedenken en de zaak bovendien al in goede handen is. Dat de Franschen bijv. met duizenderlei plan nen voor den dag komen, om hun reusachtige oorlogsschuld op de dragelijkste wijze af te doen ey dat ieder daar zijn uil een valk meent te zijn is te begrijpen. Maar dat wij dergelijke plannen-liefhebberij bot vieren over de vraaghoe zal te Brielle de herden king van het léit onzer vrijvechting worden gevierd dat gaat niet aari. De hoofdcommissie toch te Brielle is hier de eenig bevoegde en geroepene. Zij is geko zen door Brielle's ingezetenen en wij meenen dat zij haar mandaat het best zal vervullen op de door haar voorgestelde wijze door het stichten van een monument. Dat zou dan zijn een nimf, als zinnebeeld van de zee. Van de zee toch kwamen de Watergeuzen. Die nimf heeft liet al hard te verantwoorden gehad, reeds voor zij zelve het levenslicht aanschouwde. Men vond liet beeld eener jonge vrouw niet forsch genoeg, om de daden van Watergeuzen te vereeuwigen. Weer anderen vonden dat de schoonheidsleer op kwam tegen een nimf met een vaandel in de hand. Die bedenkingen zijn, onzes inziens, op alles afdoende wijze wederlegd door den ont werper van het monument, den lieer Koelman, in zijne brochure: de aesthetiek en het monument te Brielle. Maar één bezwaar kwam uit de lucht val len, dat wel het minst verwacht was. Be Heraut vond de nimf niet christelijk; zulke vrouwengestalten, die herinnerden maar aan de heidensche fabelleer. Dit argument heeft ons inderdaad verrast. Indien de hoofdcom missie eens had voorgesteld een armen-inrig- ting of een volksgaarkeuken te Brielle te stich ten, dan zou Be Heraut regt gehad hebben, om te zeggen: „alles wordt in onzen tijd be- heerscht door het stof! De grootsche herin neringen onzer geschiedenis wil men tot het nageslacht brengen door de slaapmutsen van een oudemannenhuis of de tinnen borden van een armen-inrigting dat is nu een gevolg van het materialistische ongeloof!" Thans moesten de mannen der bij uitstek christe lijke rigting dankbaar erkennen, dat wij nog vatbaar zijn voor platonische indrukken, on danks het materialisme. Intusschen, een Asyl voor verminkte zee lieden zal er toch ook moeten komen. Een commissie te Utrecht droeg zich zelve daartoe het mandaat op. Wij hopen van harte dat wij zoo weinig mogelijk verminkte zeelieden zullen hebben en mogt dit eens anders wezen, dat dhn de Staat zich hunner zal aantrek ken, in wiens dienst zij zoo verminkt wer den. Wij loopen dus met dat Asyl niet erg weg, daargelaten nog de minder passende wijze waarop de Utrechtsche heeren zich ge steld hebben tegenover de commissie te Brielle. Maar om den lieven vrede men bouwe een Asyl. En niet onmogelijk dat de Brielsche hoofd commissie om dezelfde reden het plan over neemt. Maar dat dan een einde zij aan de plannen. Men moest zich herinneren hoe zelfs de plannen van 1863, (het bouwen van een paleis voor de staten-generaal en het stichten van een museum Willem III,) nu nog niet den schijn van verwezenlijking bezitten en daar door moest men reeds tot inkeer komen. Wil men plannen maken Goed. Men berame dan in iedere gemeente van ons vaderland op welke wijze men daar op 1 April het meest gepast feest kan vierenmen zorge dat niet alleen van eiken toren en elk huis de vader- landsche vlag wappere op dien dag maar dat eiken Nederlander het herinneringsfeest aan de grondlegging onzer nationale onafhan kelijkheid een blijden, aangenamen dag biede. BINNENLANDSCHE^BERIGTEN. GOES, 14 Februarij 1872. Naar men verneemt, zou de Minister van Binnenlandsche Zaken, indien zijn gezondheids toestand het toelaat, voornemens zijn de ope ning van den spoorweg GoesMiddelburg bij te wonen. (Z>.) Wij hebben van het departement van finantien ontvangen de staten van de in-, uit- |en door gevoerde voornaamste handelsartikelen, gedu rende de maand December 1871, welke staten aan ons bureau voor belangstellenden ter in zage liggen. De voorstelling, door de tooneelisten van den Nederlandschen stads-schouwburg te Gent, al hier gisteren avond gegeven, was vrij goed be zocht. Het drama de Blinde, boeide, ondanks menige onwaarschijnlijkheid in het stuk, de aandacht der aanwezigen, en het spel der acteurs mogt over het algemeen den naam van goed dragen. Vooral de drie dames speelden uit muntend. Wilden wij eene aanmerking maken, wij zouden gewenscht hebben, dat Arm and wat meer actie in zijn spel had gebragt. Zoo als hij stond, staat geen verleider tegenover het voorwerp, dat hij ten val wil brengen; ook niet de ontaarde zoon tegenover zijn vader, als hij dezen een vermeenden schat wil ontroo- ven en evenmin de ontmaskerde op het oogen- blik der ontdekking van zijne misdaad. Het nastukje de gefopte Schoonvader bragt onophou delijk de lachspieren in beweging; voorname lijk komt daarvan de eer toe aan den Schoon vader, die echter door de andere personen goed werd geassisteerd. Wij hopen dat het nbt de laatste maal zal zijn geweest, dat wij van Doesselaer en zijn gezelschap op ons tooneel hebben gezien. Men schrijft ons uit Hansweert dd. heden Alhier is eene sub-commissie geconstitueerd, tot medewerking met de hoofd-commissie te Brielle, ter herdenking van 1 April 1572. Die sub-commissie bestaat uit de heeren: Hojstee, KluitKoole, van de Ven en Luijk. Tot op heden is hier nog niet bekend, wanneer men tot de oprigting van de school zal overgaan. Men had ons reeds gevleid dat de bqpteding in Januarij zoude plaats gehad hebben, doch dit heeft zieh niet bevestigd. Men vertrouwt dat de slechte toestand der wegen te Hans-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1872 | | pagina 1