1872. N". 14. Donderdag 1 Februarij. 58 'e jaargang.
BEE IG T.
Over het nog verschuldigd abonnements-hedrag
door eenige onzer abonné's over 1871. zullen wij,
ter vereffening onzer administratie over dat
jaar, dezer dagen beschikken.
(,<HSN<III
üe uitgave dezer Courant geschiedt Maasbag, Woensdag
en Vrijdag avond, uitgezonderd op feestdagen
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden a 10 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1S regels i\ƒ1,—
Uienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 20 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór twee uren, des namiddags.
Stukken welk# men als ingezonden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
DE UITGEVERS.
ii i 11 nu—■aitrawu'iJwnjww—imw—a»w«»u—
DE AFSCHAFFING der TWEEDE KAMER.
Luisterde men naar de lessen van sommi
gen dan zóu de Tweede Kamer als een
meubel van weelde in onze staatshuishouding
best kunnen gemist worden. Voor zuinige
Nederlanders inderdaad een reden van blijd
schap. Onze Kamers in den Haag kosten den
lande telken jare circa 3 tonnen gouds en
wij kannen er buiten Dan maar weg.
Doch men begrijpt ons wel. Regtstreeks
wordt niet geleerd, wat wij boven schreven;
o neen, maar men is er van zekere zijde op
uit het te doen voorkomen als greep de Tweede
Kamer aanhoudend in deregten des konings, en
niets evenaart den toorn van Dagblad "enz.
wanneer de volksvertegenwoordiging werkelijk
bare roeping nakomt.
Men stelt het zoo gaarne voor als werd door
een booze, revolutionaire meerderheid in de
Tweede Kamer de wet aan het land voor
geschreven. Wij meenen dat dit wanbegrip
naauw zameuhangt met het volslagen gemis
aan kennis van onze Staatsinrigtingal te
veel bij de massa des volks heerschende; en
wij achten het daarom een goed werk te doen
uitkomen welk eigenaardig standpunt koning
en volksvertegenwoordiging in onzen consti-
tutioneelen staat innemen.
In weinig woorden zegt de grondwet het
in art. 53: ,/De koning is onschendbaar, de
ministers zijn verantwoordelijk."
Die woorden hebben geene andere betee-
kenis, dan dat bet hoofd van den staat niet
verantwoordelijk is voor de daden zijner re
gering en dat de ministers ter verantwoording
kunnen geroepen worden. Van daar dat de
ministers de koninklijke besluiten evenzeer
onderteekenen.
Wie anders zal nu de ministers ter ver
antwoording roepen dan de vertegenwoordi
ging des volks En zoo komen wij van zelve
tot onze Tweede Kamer. Wij laten hier de
Eerste Kamer buiten spel om dat èn hare
wijze van zamenstelling èn de verkiezing barer
leden haar dien groot-en invloed ontzeggen
dien de Tweede Kamer bezit.
Die Tweede Kamer nu, gekozen regtstreeks
uit het volle, heeft te waken voor het belang
van het Vaderland; zij heeft het regt maat
regelen door de regering genomen, goed of
aftekeuren.
Dat is alles doodeenvoudig, zou men zoo
zeggen. Toch niet; de jongste parlementaire
geschiedenis bewijst het. Er zijn zelfs leden
der Tweede Kamer, die de zaak erg ingewik
keld schijnen te vinden.
Daar hebt gij, om te beginnen met het
begin, de troonrede. Een geacht lid uit Zee
land hield vol dat zij het eigen werk des
konings is en een geacht lid uit Noord-Brabant
hield staande dat de troonrede tot de papieren
kinderen der ministers behoort.
De eerste zou daarom de wenschen der
bevolking aan 's konings voeten leggen, en
de tweede zou al zeggen wat hem op 't hart
lag, want de koning behoefde zich toch niets
aantetrekken van hetgeen over zijn troonrede,
het gewrocht der ministers, werd gezegd.
Ziedaar al dadelijk groot verschil tusschen
twee volksvertegenwoordigers die heusch niet
tot. de liberalen belmoren. Bedriegt ons ge
heugen ons niet, dan waren het de afgevaar
digden uit Goes en deïi Bosch. Die heeren
konden dat art. 53 van de Grondwet maar
niet onthouden
Doch het zou nog duidelijker worden, dat
al heeft men den steek en den degen van
kamerlid, men daarom nog niet volleerd is
in het staatsregt.
De liberale partij eischte teregtvaststelling
bij de wet van de in rig tijg van ons leger.
Dat was een ongehoorde efsch. Er staat toch
zoo duidelijk in de gioudwet, dat de koning het
oppergezag over land- en zeeinagt heeft. Kort
en goed, het was nu duidelijk, die liberalen
hadden het op den koning en zijne regten
gemunt. Doch het zou nog erger worden
üe Tweede kamer veroordeelde het behoud
van een gezant bij den paus. En wederom
waren er kamerleden, de geachte afgevaar
digde uit onze plaats vooraan, die beweerden
dat die veroordeeling een aanval was op de
koninklijke waardigheid, i^ant daar staat ge
schreven in de Grondwet, dat de koning het
opperbestuur heeft der buitenlandsche betrek
kingen.
De Grondwet van 1848, die ons de minis-
teriëele verantwoordelijkheid schonk, diezelfde
verantwoordelijkheid die koning Willem I be
paald schuwde, omdat „zij van een minister
„een dienaar der kamers"' maakte die libe
rale Grondwet Wordt nu verdedigd door de
conservatievenZij beroepen zich op Grond-
wets-artikelen-- och het gaat met hen
als met de ketters die in den Bijbel elk hun
letter vinden.
Als liet waar is dat liet afstemmen van
een gezant en: het vaststellen der leger-orga-
nisatie bij de wet 's konings magt te na
komt schaffen wij dan in 's hemels naam
onze kamers maar af. Want dan is het vast
stellen en wijzigen van een namens den koning
ingediend wetsontwerp of eene begrooting niet
minder goddeloos. Misschien komen wij dan ook
wel tot de wetenschap dat we geen zevental
ministers noodig hebben maar er wel een half
dozijn kunnen ontberen, dat zou nog goed-
kooper zijn en er was nog meer zekerheid
voor 's konings regten.
Doch, verheugen wij ons niet te vroeg met
onze bezuinigings-droomen.
De heeren handhavers der Grondwet zijn
meer koningsgezind dan de koning zelf. Onze
koning heeft steeds getoond doordrongen te
zijn van de pligten, die op een constitutioneel
vorst rusten. Een sterk bewijs gaf daarvoor
het gebeurde in 1853.
Hoewel de koning toen vrij duidelijk te
kennen gaf dat hij, voor zijn persoon, de ves
tiging der pauselijke hiërarchie in ons land
niet toejuichte, heeft hij toch zijne bekrach
tiging aan de zaak niet onthouden, omdat
zij inderdaad op billijkheid was gegrond.
Eu zoo is het immer gegaan. Bij welke
gelegenheid men ook jammerde's Konings
regten zijn verkort telkenmale toonde het
hoofd van den Staat door zijne handteekening
beter begrip van den constitutionelen rege
ringsvorm te bezitten dan menig kamerlid.
Wanneer men dus nog vooreerst niet over
gaat tot het afschaffen der Tweede Katner
dan zal het beste wezen, dat zij die zulke
bijzondere begrippen van een constitutionelen
staat hebben, beginnen met hun geweten niet
langer te bezwaren door over 's lands zaken
mêe te redenoren'en hun waardigheid maar
neerleggen.
BjNNEiMLA&PSCHE BER1GTEN.
GOES, 31 Jan narij 1872.
Na hek afdrukken der Zaturdag avond uit
gegeven Staats-Courant van 28 en 29 Januari],
is bij het departement van koloniën vau den
gouverneur-generaal van Nederlaiulsch-Indiê
ontvangen het navolgende telegram van 27 dezer:
«Buitengewone overstrooming in Batavia, Sa-
marang, Krawang en Japara. De laatste be-
riglen waren gunstiger. Spoedige hulp is ver
leend."
De minister van finanliën brengt ter kennis
van de belanghebbenden: dat in liet jaar 1872
zullen worden aangesteld tien surnumerairs dei-
directe belastingen, in- en uitgaande regten
en accijnsen dat in de maand Aug. 1872, op
nader vast te stellen plaats en dagen, zal wor
den afgenomen bet vergelijkend exa en ver
meld in art. 1 van het koninklijk besluit van
den 19 April 1-S59, 110. 76 (Verz. no. 38),
gewijzigd bij dat van den 14 Februarij 1864,
no. 18 (Verzameling tio..27);
dat de verzoekschriften om toelating tot dat
examen vóór of uiterlijk op den 1 Julij a. s,
bij liet dep. van fin. moeten zijn ingekomen
voorzien van de vereischte stukken
dat, om tot het examen te worden toege
laten, de adressant minstens gedurende één
jaar werkzaam moet zijn geweest op eene in
spectie, controle of kantoor van ontvangst dei-
directe belastingen, in- en uitgaande regten
en accijnsen, en dit de adressant van zooda-
nigen leeftijd zij, dat hij op den lsten Julij 1872
don vollen ouderdom van 19 jaar zal hebben
bereikt en alsdan niet ouder zal zijn dan 25 jaar;
eindelijk
dat niemand meer dan twee malen tot liet
examen wordt toegelaten.
Van wege den minister van binnenl. zaken
woidt ter algemeene kennis gebragtdat de
examens voor het verkrijgen van acten van be
kwaamheid tot het geven van school- en van huis-
ouderwijs voor de eerste maal in het loopende
jaar zullen worden gehouden op Woensdag 3
April aanstaande en volgende dager.; dat zij,
die een dezer examens Wenschen af te leggen,
zich uiterlijk vóór 13 Maart bevorens belmo
ren aan te melden bij den schoolopziener van
het district, waarin zij wonen, of van buiten
's landskomende, voornemens ziju zich te ves
tigen, met opgave van de acte, die zij ver
langen en overlegging van een of ineer ge
tuigschriften van hun goed zedelijk gedrag"en
van hunne geboorte-acte, terwijl de dag en
plaats van het examen hun door den school
opziener zullen worden bekend gemaakt.
De commissaris des konings in deze pro
vincie heeft bepaalddat de loting voor de
nationale militie voor dit jaar zal plaats hebben
te Cortgene den 14deu Februarij voor de
gemeenten op Noord-BevelaDd.
te Goes den 21sten Februarij voor de gemeenten
Borssele 's Heerenhoek Heinkenszand, Wol-
I faartsdijk 's HeerArendskerke en Goes