1871. .A* 95. Vrijdag 1 December. BIJ DIT NOMMER BEHOORT EEN BIJBLAD. (iOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels 1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. IS DOOR DB VERWERPING VAN HET CON VERSIE-PLAN DOOR DEN GOESSCHEN RAAD HET BELANG DER GEMEENTE BEHARTIGD? II. De finant. commissie was overtuigd van het voordeel eener geldleening als de hier bedoelde. Wij vonder, daartegen dan ook slechts één argu ment aangevoerd en wel van het eenige tegen stemmend raadslid van wien wij geene stelselmatige oppositie verwachten. Dr. v. Renterghem zei na melijk, dat hij bang was van „die geldwolven." Wij begrijpen die uitdrukking niet. Het is hier toch de gemeente die het geld bekomt en de an nuïteit is afgebakend. En zou dr. v. It. meenen dat gewone geldleeners minder vreeswekkend zijn dan eene maatschappij Wij kunnen dus de cijfers laten rusten om de andere aangevoerde argumenten te wegen 1°. het argument der finant. commissie nopens den last gedurende 68 jaren op de gemeente gelegd en de vrees, dat het nageslacht geen 68 jaren genot zou hebben van de scholen, die gedeeltelijk de schuld van 1865, 66 en 69, welke geconver teerd zou worden, hebben doen ontstaan. In de eerste plaats zouden we hier willen vra gen indien morgen aan den dag de scholen in stortten, of, wanneer door veranderde leerwijze alle scholen onbruikbaar werden, zou dit iets veran deren aan de schuld die er voor gemaakt is Zou dan de gemeente niet evenzeer die schuld moeten kwijten Dit argument is bepaaldelijk post fes turn nu de schuld gemaakt ismoet men niet vragen zal het daarvoor verkregene G8 jaren duren, maar op welke wijze kunnen wij ^het gemakkelijkst die schuld delgen P Bij eene leening bij de maatschappij voor ge- meente-crediet, zou voor deze schuld, die ƒ60000. bedraagt, gedurende 68 jaren slechts 3000. moeten worden betaald, terwijl thans daarvoor op de begrooting voor 1871 nog f 4700.voor komt en eerst na verloop van 20 jaren hij gere- m gelde aflossing, daarvoor minder dan 3000. zal moeten worden opgebragt. Nu is het voor eene gemeente zeker voordee- liger of althans gemakkelijker, om eene geregelde som van 3000.jaarlijks optebrengen, dan eerst, zooals nu, veel meer, en later na 20 jaren, gelei delijk minder dan 3000.In ieder geval zou op dit oogenblik thans zooveel gewonnen zijn, dat wij, bij bijna gelijken finantiëelen druk, in het bezit zouden komen van de in ons vorig nr. aan gegeven werken. Maar bovendien is er niet de minste vrees dat de scholen het geen 68 jaar zouden uithouden. De deskundige bouwmeester der gemeente verze kert dat die gebouwen, niet korter zullen bestaan dan eenig ander gebouw. Van waar dan die vrees bij leeken in het vak der bouwkunst Wij zullen het vermoeden niet uiten dat voor de hand ligt, maar wij wijzen nog op de zeer naïve verdediging van het argument door jhr. Pompe, toen hij er zich op beriep dat vóór 2 jaren eene school in de gemeente was vergroot en er nu toch reeds een 4de school noodig was geweest Ieder ander zou zich verheugen wanneer de toeneming van het aantal schoolgaande kinderen een nieuwe school noodig maakte. En zoü men een raad, die in eens zulke groote en ruime scholen bouwde, dat er, onder welke verbazende en on gewachte vermeerdering van kinderen ook, nim mer ruimte te kort kon zijn, niet voor stapelgek verklaren Wien is het gegeveu om vooruit alles zóó te regelen dat er in de toekomst nimmer meer ver andering noodig is 't Is ook niet gebleken, dat jonkhr. Pompe in 1869, bij het behandelen van het toemalig plan tot verbouwing der school van den hr. Witte, in dat opzigt meer vooruitziende was dan de toenmalige gansche raad. En bedriegen wij ons niet, dan liet het lokaal op de Krenkel- markt ook geen grootere uitbreiding toe, terwijl het zeker afkeuring zou hebben ondervonden als de gemeente toen meer daaraan had gedaan dan ^-volstrekt noodig was. Bovendien hoe is nu dit argumt.-.t te rijmen met wat voorafgaat Jhr. Pompe wil op 't eene oogenblik geen Iasls op 't nageslacht leggen, omdat men niet zeker dat mogelijke veranderde leerwijze geene verandering in de lokalen zal noodig n'aken, en op 't andere oogenblik maakt hij er een soort, van verwijt van, dat eene school, ingerigt volgens de bestaande leer wijze, niet in eens zoodanig is vergroot dat men er in langen tijd niet op hoeft terug te komen Ret een staat lijnregt tegen 1 liet ander over Het argument dat door de voltooijing van den spoorweg de handel hier zou afnemenstrijdt zoodanig tegen de ervaring dat wij dit geheel buiten beschouwing kunnen laten. Het 3de argument was: dat de riolering met een verbeterd straatplaveisel in strijd was. Er zouden telkens opbrekingen van de straten moeten plaats hebben. Wij zouden het zeker betreuren als de raad bij de behandeling van de daaromtrent intedienen voorstellen, eene regeling aannam, waar door werkelijk het bezwaar van den hr. Pompe geschapen zou worden, maar wij kunnen dit van een wijzen raad niet verwachten en wanneer de geldleening ware aangenomen geworden, zou de uitvoering der werken zeer bespoedigd zijn en dus zeker de tegenwoordige raadsleden nog zitting in den raad hebben geliad. Het zou dus aan jonkhr. Pompe en zijne partij gelegen hebben indien men eene dergelijk onpractische regeling aannam. Dit argument heeft dus wel iets van een cer tificaat van eigen onbekwaamheid. Immèrs ieder plan van de bedoelde werken zou aan het oordeel van den raad worden onderworpen Meer weegt bij ons het argument dat na kor- teren of langeren tijd het Sas belangrijke verbe tering zal eischenen dan 'een nieuwe last voor de gemeente zal ontstaan. Wij vernemen dat daarvoor alle grond bestaat. Maar moet nu daar voor alles blijven wachten Moet men uit vrees voor eene calamiteit, die welligt nog jaren lang kan uitblijvenen die door de afdamming van het Sloe zeker niet verhaast zal worden nu de handen in den schoot vouwen en alleen op die gebeurtenis bedacht zijn Moeten alle zaken die tot verbetering van den toestand der gemeente kunnen bijdragen achter gezet wordenomdat later het Sas een offer zal eischen Maar dan nogde conversie der schuld van 60000.uit de genoemde jaren, zou op dit oogenblik de gemeente reeds verligten de uitbrei ding der koopmansbeurs kan tot vermeerdering van den handel en dus van de welvaart aanlei ding geven de verbeterde inzameling der fsecale stoffen kan eene vaste bron van inkomst voor de gemeente worden en wij zouden er kunnen bij voegen dat eene verbeterde riolering de gezondheid bevordert en dus de armen sterker maken kan. Zijn dit alles geene factoren, die bij eventuele offers door het Sas gevergd, van nut kunnen zijn Maar daarenboven, men lette di( wel op in het conversie-plan werd geen meerdere druk op de gemeente gelegd dan thans en dus als morgen aan den dag de verwachte calamiteit aan het Sas voorvalt, zijn wij door de verwerping van het conversie-planfinantiëel geen enkelen penning meer voorbereid dan wanneer het conversie plan ware aangenomen. Voorts gelooven wij, dat, in welke omstandig heid ookde Goessenaren zich niet onbetuigd zouden laten, wanneer ter voorkoming van eene ramp als die van het Sas, een tijdelijke hoogere belasting van hen moest, worden geheven. In ieder geval zien wij niet in, dat door het conversie-plan het bezwaar grooter zou zijn ge worden en in verband met de andere argumenten die den toets der kritiek niet kunnen doorstaan, komt het ons voor, dat het plan is gevallen ten gevolge van stelselmatige oppositie of omdat die oppositie, zooals ook reeds bij de begrooting is gebleken, doorzigt, kennis en moed mist om werke lijk tot verbetering van den toestand der gemeente bijtedragen. Het komt alleen aan op de vraagwil men de werkenwil men de gemeente begiftigen met zaken, die, niemand kan het ontkennen, voor haar voor- deelig moeten zijn," terwijl zelfs een der werken, het lijkenhuis, door de wet wordt voorgeschreven. Wilde men een en ander werkelijkhet middel was in dit plan aangegeven, zander dat in de eerste 20 jaren de gemeente meer gedrukt werd dan^ju. En waarom mogen wij niet reeds ge nieten van zaken, waarvoor, ja, een gedeelte der kosten op het nageslacht drukt, maar waarvan dat nageslacht op velerlei wijzen, nog meer nut kan trekken dan wij Wij zouden de tegenstemmers willen vragen terwijl gij zoo bezorgd zijt voor het nageslacht, vindt gij het dan beter dat het tegenwoordig geslacht, dat gij zelf reeds zwaar genoeg gedrukt acht, al de kosten drage van datgene waarvan het nageslacht minstens evenveel nut zal kunnen hebben als wij? Is een gelijke verdeeling over het tegen woordig en het volgend geslacht, zooals in het conversie-plan bedoeld, niet juist de grootst denk bare billijkheid? Nog te eerder daar wij thans alle eer doen aan de schuld van ons voorgeslacht? Men ziet vreemde dingen gebeuren. Toen de oppositie niet de meerderheid had en wij haar wezen op hare negatieve uitwerkselen, noemde zij dat zeer naïfzij was immers minderheid en dus wat kon zij doen Maar nu is zij meerderheid en toch gaat de be grooting voorbij zonder eenig bewijs van leven van de zijde der oppositie. En nu zij, welligt krachteloos tegenover het verleden, geroepen wordt om, zonder vermeerde ring van druk, de gemeente dan althans met eenige nuttige zaken, ja zelfs voordeelige inrigtingen te begiftigen, nu weigert zij die gunst aan de in gezetenen De geschiedenis der laatste tijden in onze ge meente is leerzaam en zoowel de begrooting, het tekort bij het Gasthuis, als de verwerping van dit plan, zijn zoovele bewijzen, dat de beroeringen in de gemeente wel kundige-en betrouwbare per sonen van onze gemeente-belangen hebben uit- gestooten, maar dat van hen die hunne plaatsen hebben ingenomen, de gemeente niets te wach ten heeft. Wij aarzelen dan ook niette ver klaren, dat, zoolang de oppositie géén beter plan om de bedoelde werken te verkrijgen aan de hand doet, het belang der gemeente niet is behartigd. B8NNEMLANDSCHE BERICTEN. GOES, 30 November 1871. TWEEDE KAMER. Speciaal omtrent de behandeling van den Zeeuw- schen spoorweg in de zitting van jl. Maandag, deelen wij de volgende discussiën mede i De heer Saaijmans Vader dringt aan op het tot stand brengen van laad- en losplaatsen op ver schillende punten van den spoorweg Roosendaal - Vlissingen, De heer Tak vraagt den minister of deze reeds nu in staat is het tijdstip der exploitatie van deu spoorweg naar Vlissingen op te geven? Spr. roemt de energie die bij het leggen van den Sloe-dam is aan den dag gelegd en de zorg des ministers. Maar toch blijft spr. de klagten volhouden en met bewijzen staven, die omtrent het vertragen van sommige werken op Walcheren zijn aangeheven, waardoor zelfs bij de exploitatie van den spoorweg tijdelijke hulpverbindingen noodig zullen zijn. De heer Thorbecke, minister van binnenl. zaken, zegt in de eerste plaats dat hij het tijdstip der exploitatie van den Zeeuwschen spoorweg nog niet kan bepalen. De minister is intusschen haastiger dan de jongeren en hij wil dus meer spoed dan zij. Als de minister daartoe in de gelegenheid is zal hij gaarne bevorderen wat hij kan om ook de met den spoorweg in verband staande wer ken met spoed te doen gereedmaken. Maar tegen over het oordeel van dezen of genen en van plaat selijke autoriteiten, staat de tegenspraak der inge nieurs. Men bedenke ook dat er geen controle over de werken is van één persoon, maar van een geheel personeel van ingenieurs en daarna van de afdeeling aan 's ministers departement. De minister zal niet beweren dat de klagten omtrent vertraging ongegrond zijn, maar het is mogelijk dat men niet met meerderen spoed heeft kunnen werken. Die onmogelijkheid blijkt meermalen. De heer Tak dringt nogmaals aan op een spoe dige exploitatie van den Zeeuwschen spoorweg en op spoed in 't algemeen met betrekking tot de daarmede in verband staande werken. Bpr. vraagt ook of voor een tijdige verbinding van de buiten haven en marinehaven te Vlissingen met het locaal-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1