1871, .m 88. Dingsdag 7 November, 58'le jaargang. Aanvrage om grond op Erfpacht. Aanvrage om grond op Erfpacht. POSTERIJEN. Verleek der Oost-indische landmail. Yia BRIND1SI, Vrijdag 10 November II. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden 5 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels h 1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. BEKENDMAKINGEN van liet Gremeente-bestnur. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren- ten ter kennis van daarbij belanghebbenden, dat door den eer J. J. P. HECTOR, wonende te Vlissingen, bij den ge meenteraad aanvraag is gedaan tot het bekomen op erfpacht van 100 centiaren gemeentegrond, gelegen aan de westzijde der Haven ten noorden van de bestaande bergplaats van pe troleum, en deel uitmakende van het kadastrale perceel sec tie A no. 348. Zij noodigen een ieder uit, die tegen die uitgifte eenig' bezwaar mogt hebben, om daarvan binnen acht dagen na heden, schriftelijk opgave aan Burgemeester en Wethou ders ie doen. Goes, 4 November 1S71. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren gen ter kennis van daarbij belanghebbenden, dat door de heeren J. H. C. KAKEBEEKE en C. L. de MEULEMEES- TER wonende te Goes, bij den gemeenteraad aanvraag is gedaan tot het bekomen op erfpacht van 26 aren en 25 cen tiaren gemeentegrond, gelegen aan de westzijde der Haven, ten noorden van den grond die door den heer Hector te Vlissingen in erfpacht verlangd wordt en deel uitmakende van het kadastrale perceel sectie A no. 348. Zij noodigen een ieder uit, die tegen die uitgifte eenig bezwaar mogt hebben, om daarvan Binnen acht dagen na heden, schriftelijk opgave aan Burgemeester en Wethou ders te doen. Goes, 4 November 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. per laatsten trein naar Roosendaal. ONVEILIGHEID OP JAVA. In ons vorig nummer gaven wij eene korte beschrijving hoe het met de diefstallen op Java gaat. De brandstichtingen zijn van meer inge- wikkelden aard doch staan gedeeltelijk in verband tot dezelfde toestanden. De brandstichtingen zijn niet zoo gemakkelijk te voorkomen als de dief stallen. Er moet bij de eerste meer gedacht wor den aan wraakzucht. Intusscheu dateren de brand stichtingen ook reeds van vele jaren geleden. Reeds vóór 15 jaren werden telkens schuren of gebouwen van Europeanen in brand gestoken. En ook hier is weder in 20 van de 30 gevallen, het dessa-hoofd de zondebok. De bezoldiging van een dessa-hoofd is zeer ge ring; meestal ƒ10,per maand, zeker niet veel voor een burgemeester, maar hij kan tegelijk over een bepaald getal personen in heerendienst be schikken. En hoewel dat getal bepaald is, zoo is het woord „heerendienst" zeer rekbaar en men kan zich bezwaarlijk voorstellen tot hoever de hoofden de beteekenis van hetzelve uitstrekken. Een dessa-hoofd heeft menschen in heerendienst die voor hem hout hakken, water dragen, groente en kruiden zoeken, zijn erf schoonhouden, gras snijden voor zijn vee, huizen voor hem maken, arbeiden op zijne landerijen, als geleiders dienen voor zijne vrouwenwormen zoeken en sprink hanen en allerlei vliegende insecten vangen om zijne vogels in het leven te houden enz. enz. (Wie weert het misbruik zoolang de heerendiensten bestaan In dit opzigt heeft het dessa-hoofd vele lenijders. Maar het ligt ook iu den aard der zaak dat hij vele vijanden heeft. Hoe ligt beschouwt men hem te willekeurig en te hard te zijn in het zenden naar en bij het werk in de kofiijtuinenhoe ligt worden de hee rendiensten te drukkend beschouwd; hoe ligt kan het dessa-hoofd, die bij die - allen enz. als't ware genoodzaakt wordt een schuluige aan te wijzen, een onschuldige in langdurige preventieve gevangen schap voeren! Honderd redenen kunnen er bestaan waarom het dessa-hoofd door dezen of gene ge haat wordt. Nu worden de dessa-hoofden gekozen door de meerderheid der bevolking. Zij worden voor ge- Vogels waarmede op groote schaal vecht-wedstrijden worden gehouden. Niet zelden gebeuren deze bij het dis- tricts-hoofd aan huis, waar soms alle dessa hoofden uit het district uren lang voor dat doel bijeen zijn. heel onhepaalden tijd benoemd en behoeven niet periodiek af te treden. Is men een zeker dessa- hoofd moe, of heeft zich eene partij gevormd die liever een ander hoofd zou hebben, dan bezorgt men het in functie zijnde hoofd soesah (moeije- 1 ijk heden.) Men weet het, dat, b j gebrek aan aansprake lijke politie, 'het dessa-hoofd den last en de ge volgen van alle misdrijven in zijne dessa op den kop krijgt. Nu is er zeker geen meer afdoend middel dan eene groote schuur, met of zonder producten, van een Europeaan in brand te steken. De brand stichting zelve gaat heel gemakkelijk. De daken der schuren zijn meest van allaug-allang, eene soort gras dat zeer brandbaar is. In den duisteren nacht begeeft zich nu een inlander op weg, met een brandend cigaartje in den mond en een pijltje, aan het eind waarvan een weinig in olie gedoopte wol is gebonden, bij zicb. Hij steekt dit even aan zijne cigaar aan en werpt het op het dak, waar het onmiddellijk tusschen de dik gelegde gras bedek king zakt, eenige minuten, soms langer, onzigtbaar smeult, maar onverbiddelijk brand veroorzaakt. Het groote gebouw is na een half uur geheel afgebrand. Groote beweging en agitatie! De Euro peaan en dat weet de inlander) beweegt hemel en aarde, klaagt bij de Europesche autoriteiten, schrijft in couranten en wat is het gevolg? Evenals bij de diefstallen, maar thans met nog meer ernst, is 't weder het arme dessa-hoofd die het ontgelden moet; deze krijgt al den last van de zaak; hij moet binnen zekeren tijd den dader leveren, an ders zal hij ontslagen worden. Maar de dader wordt niet ontdekt. Hij op wien sterke vermoedens rusten, ja soms even vóór den brand met vuur bij de schuur is gezien, ontkent brutaal weg en wordt wegens „korang trang" (gebrek aan bewijs) vrijgelaten. Niet altijd wordt intusscben aan de bedreiging tot ontslag van liet dessa-hoofd gevolg gegeven, maar dikwijls toch wordt deze, door al die per- karas (regtszaken) die hem een zee van last be rokkenen, tot aftredeh genoopt, en zijne vijanden triomferen. Dit is de menigvuldigst voorkomende oorzaak van branden, en men zal ook hier weder moeten erkennen, dat deze aanleiding grootendeels zou weggenomen zijn, indien afzonderlijke politie in het binnenland bestond en het niet noodig was het dessa hoofd als 't ware aansprakelijk te stellen. Maar er zijn nog meer oorzaken en deze liggen meer in den wraakgierigen aard der inlanders. Het volgende voorbeeld toont dit juist aan: Op zekere plaats woonde ten zuiden van een Europeesch etablt. een inlander die een feest hield. Dat feest werd door weinig menschen bezocht en ten regte of ten onregte werd dit toegeschreven aan de kuiperijen van een anderen inlander die ten noorden van het bedoeld établt. woonde. Nu wete men dat, wanneer een Javaan een feest geeft en 't wordt slecht bezocht, dit zoowel schande als nadeel voor hem is. Onze zuidelijke, man zon dan ook op wraak. De gelegenheid daar voor bleef niet uit. De noordelijke inlander gaf ook een feest, en ziet, dit werd druk bezocht. (Die drukte heeft altijd plaats in het holle van den nacht.) Als een booze geest sloop de zuidelijke inlan der rond bet erf van zijn vijand, razend van woede wanneer de gammelang (muziek-instrumen- ten) weder op vrolijke wijze de komst van nieuwe gasten verkondigde. Hij zou en moest zich wreken, doch er was zooveel volk op en roud het erf, dat hij zijn voor nemen om de feestgebouwen in brand te steken niet kon volvoeren. Daar valt hem eene andere gedachte in. De schuren van het Europeesch établt. staan digt teil zuiden van het feestterrein en de wind is zuidelijk. Wanneer hij dus een dier schuren in brand steekt, bestaat er alle kans dat de brand naar de gebouwen van zijn vijand overslaat. In ieder geval zal hij er verwarring door stichten in het feest. Na weinige oogenblikken staan niet één, maar twee schuren van den Europeaan in brand, want de wind is iets gedraaid, waardoor de vlammen niet overslaan naar het feestterrein, maar naar eene van de andere schuren op het établt. De Europeaan heeft duizenden guldens schade, maar de wraakgierige inlander heeft zijn doel be reikt, want het feest was onmiddellijk verstoord. Men zal ons tegenwerpen dat dit een geïsoleerd feit is. Wij erkennen dat; doch wij kunnen tege lijk verzekeren dat er hondevderlei redenen van dergelijken aard bestaan, die den Javaan tot een dergelijk misdrijf voeren. En wat betreft de branden in Blitar (Kedirie) waar zij menigvuldiger voorkomen dan ergens elders op Java, zoo bestaat vrij algemeen het gevoe len dat deze voor een groot deel toegeschreven kun nen worden aan de omstandigheid, dat de tabaks fabrikanten aldaar meestal liet product in de schu ren doen ontvangen en opteekenen door Javaansche mandoers (opzigters). Al hebben zij nu nog zoo'n goede bezoldiging, zoo schijnt „knoeijen" een aan geboren eigenschap van de Javanen te zijn, en 't is van algemeeue bekendheid in Kedirie dat dik wijls die mandoers met de verkoopers van den tabak het eens zijn, meer opschrijven dan is in- gebragt en dat meerdere, (dat ter goeder trouw door den Europeschen tabaksplanter wordt be taald) deelen met den betrokken verkooper. Is die knoeijerij nu eens wat op groote schaal gebeurd, dan raakt eindelijk die mandoer bevreesd, want de uitkomst van liet gedroogde product moet iu zekere evenredighei-1 staan tot de biunenge- bragte groene planten. Om de berekening op die uitkomst te verijdelen wordt de schuur met een gedeelte van het product dat nog te droogen hangt in brand gestoken. Zeker een afdoend middel oin ontdekking te voorkomen, maar niettemin in den oosthoek van Java vrij algemeen als een feit erkend. Wij zouden nog vele voorbeelden kunnen aan halen waardoor de branden en diefstallen ontstaan. Doch wij constateren alleen dat in de laatste tijden zooveel rumoer over een en ander wordt gemaakt, met de onedele bedoeling de schuld aan de libe rale invloeden te wijten, terwijl die toestand reeds van 15 jaren geleden dateert en juist ook voor een gedeelte het gevolg is van de conservatieve aanbidding van bet batig slot, waardoor Indië veel blijft missen waarop het ten veile aanspraak heeft. Daaronder rangschikken wij zeker het totaal gemis van politie in het binnenland, terwijl toch art. 108 van het reger.-reglt. luidt: u Allen die zich op het grondgebied van Nederlandsch Indië bevinden, hebben aanspraak op bescherming van persoon en goederen." Kan men door eene goed georganiseerde politie, bijv. voor iedere afdeeling (of zoo noodig voor ieder district) bestaande uit een schout met goed bezol digde en op verschillende dessa's gestationeerde agenten, niet alle misdaden voorkomen, tócli zou het goed zijn dat de dessa-hoofden werden onthe ven van hunne verantwoordelijkheid in politie zaken. Niet alleen zouden de kultüres daarbij kunnen winnen, maar menige aanleiding tot brand stichting zou weggenomen zijn, terwijl de tegenwoor digheid van bepaalde politie en meer mogelijkheid van ontdekking tot mindere stoutmoedigheid in diefstallen zoowel als in brandstichtingen zouden aanleiding geven. 't Is waar een en ander zou geld kosten, maar wil men billijk en regtvaardig zijn, dan zal men moeten erkennen, dat Indië op eene goede politie regt heeft. Want niet alleen de Europeanen, maar ook de inlanders zelven, waarbij nog veel meer wordt gestolen, zouden daardoor nog slechts die bescherming genieten welke hun in bovengenoemd art. 108 is toegezegd. Laten wij hopen dat de nieuwe gouv.-generaal zulk eene reorganisatie der politie op zich neme en er zal niets meer dan billijk, maar zeker een stap tot meerdere veiligheid zijn gedaan. Boven dien Indië kan het uit eigen geld betalen, indien zij die hier thans zoo'n ophef maken over de on veiligheid, kunnen goedvinden de middelen er voor toe te staan en er een gedeelte van het batig slot voor aftezonderen. GOES, 6 November 1871. De Tweede Kamer der Staten Generaal zal mor gen namiddag ten 3 ure, eene zitting houden tot hervatting harer werkzaamheden. De Staats-Courant meldt dat dezer dagen aan het ministerie van buitenl. zaken door de ministers van buitenl. zaken en van koloniën met den Britschen gezant onderteekend is een overeenkomst betreffende Sumatra en een additioneele bepaling op de over eenkomst van 5 Februarij 1871, betreffende den afstand der Kust van Guinea.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1