.M 87. Vrijdag 3 November. 58ste jaargang,
BIJ DIT NOMMBR BEHOORT EEN BIJBLAD.
BEKENDMAKING
AANGIFTE VAN VERHUIZING.
BINNENLANPSCHE BERIGTEN.
iOESSfflf
s
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Dondebdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a 1,
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
VERBETERINGL
Onder het afdrukken hebben wij bemerktdat
in de lijst der uren van aankomst en vertrek der
stoombooten, spoorwegen enz. voor November, fou
tief was aangegeven, dat het spoor van Roosendaal
des morgens om 9.55 naar Goes vertrekt. Nog
enkele dezer exemplaren schijnen verzonden te zijn.
Het uur van vertrek uit Roosendaal moet zijn
8.55 's morgens. Zij die eene lijst met onjuiste op
gave ontvingen kunnen een verbeterde in de plaats
erlangen.
van liet Gemeente-bestuur.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES her
inneren de ingezetenen aan de bepalingen van de art. 4 en
5 der verordening tot verdeeling der gemeente in wijken
eaz.volgens welke, op verbeurte eener boete van één tot
drie gulden, ieder ingezeten, die binnen de gemeente ver
huist, verpligt is, binnen veertien dagen daarna ter secre
tarie van zijne rerhaizintj kennis te geren, met opgaaf
van de letter en het noinmer der verlaten en der betrokken
woning, terwijl de hoofden der huisgezinnen aansprakelijk
zijn voor hunne vrouwen, inwonende kinderen, bloed- of
aanverwanten en inwonende dienst- of werkboden.
Burgemeester en Wethouders vertrouwen, dat deze her
innering THANS VOORAL, NU DE VERHUISTIJD AAN
STAANDE IS, voldoende zal zijn, om tot eene getrouwe
nakoming der voorschiiften aantesporen.
Goes, den 2 November 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
ONVEILIGHEID OP JAVA.
I.
Vele dagbladen wemelen in de laatste tijden
van verhalen over diefstallen en brandstichtingen
op Java en men wil het dan daarbij doen voor
komen, dat die misdaden een gevolg zijn van de
liberale invloeden.
Gebeurt dit alles echter alleen in den laatsten
tijd? En wat zijn dikwijls de oorzaken van een
en ander
Op de eerste vraag kunnen wij antwoorden dat
reeds vóór 1860 o. a. in Bezoekie de Europeanen
in het binnenland bijna beurtelings werden bestolen.
De 40 of 50 Europeanen die daar woonden, be
gonnen 't reeds vooruit te berekenen, wanneer zij
weder eene beurt van het dieven bezoek hadden
te wachten.
Eensdeels lag dit daarin dat hunne woningen
meestal zeer provisioneel waren en men er gemak
kelijk kou inbreken; anderdeels en grootendeels lag
dit aan de politie. Nimmer kwam er een dief
stal uit.
De dieven vormen een goed georganiseerde
bende, die in verschillende dessas met elkander
in verbinding staan.
Een dief uit de dessa waar de te bestelen Euro
peaan woont, bespiedt de omstandigheden en de
gelegenheid. Hij doet daarvan aan wijzing aan een
dief uit een andere dessa. Deze komt den diefstal
bewerkstelligen en de gestolen voorwerpen worden
spoedig langs den weg dien de dieven-vertakking
vormt, van de eene dessa naar de andere gevoerd
en zijn dikwijls vóór de dag volgt op den nacht
waarin de diefstal is gepleegd, reeds buiten de
residentie.
De Europeaan die bestoren is, slaapt meestal
rustig door tot den morgen.
Men beweert bovendien dat een der inbrekers
bij den slapende een bedwelmend licht brandt;
zeker is het, dat het hoogst zelden gebeurt dat
de bestolene wakker wordt tijdens den diefstal.
Wij kennen een geval dat 7 Europeanen in
ééne kamer sliepen, waar kasten en koffers dien
eigen nacht werden leêggedragen en dat niemand
wakker was gewórden.
En hoe is nu verder het beloop der zaak
De bestolen Europeaan wordt 's morgens wak
ker en komt al spoedig tot de onaangename ont
dekking van het gebeurde. Eerst is hij zeer ver
bolgen over de politie.
Tot wien wendt hij zich nu
Bij offic. brief zendt hij een verslag van het
gebeurde aan den Assistent-Residt. die meestal
^benige uren van hem verwijderd woont.
Tegelijk laat hij ook het dessa-hoofd en het
districts-hoofd verzoeken ten zijnent te komen.
De een of de ander of .soms beiden komen nu
de zaak in loco onderzoeken. Er worden lang
dradige opmetingen en opteekeningen gemaakt.
De Europeaan moet, stuk* voor stuk, de waarde
van het gestolene opgeven en van een en ander
wordt een proces-verbaal gemaakt, dat echter slechts
zelden nog dien dag gereed komt.
Als nu de assist-rest. de zaak eens flink wil
aanpakken, dan zendt hij naar alle kanten politie
agenten O, neen, want die zijn er
nietMaar de assist.-rest vindt het toch verdrie
tig dat die diefstallen zoo dikwijls voorkomen en
hij maakt een officieel standje aan het districts
hoofd onder opmerking dat van die gedurige
diefstallen aan den „toewan bezaar" (den gouv.-
gen.) melding zal gemaakt worden. Dit nu bevalt
het districts-hoofd niet erg, want zijne promotie
hangt van zijn ijver af en hij kan ook ontslagen
worden
Maar wat kan hij doen De inlanders welke
dien nacht patrouille hebben moeten houden wor
den opgeroepen. Zij hebben natuurlijk niets gezien.
De gardoes (wachters in de wachthuizen langs den
weg) hebben ook niets gezien. Geen wonder, want
de patrouilles komen des nachts dikwijls in het
geheel niet buiten hunne deur en de gardoes heb
ben slapende de wacht gehouden. Dan moet het
dessa-hoofd het ontgelden. Deze wordt aangezegd
dat hij moet gaan zoeken en binnen 8 dagen het
gestolene terug moet hebben, anders
Zuchtende gaat het dessa hoofd heenzadelt een
paard, neemt een geleider mede en gaat op weg.
Dagen achtereen rijdt het ongelukkige dessa-hoofd
heinde en ver en komt, terwijl intusschen èn de
dessa zonder hoofd èn de gouvernements-kultures
zonder toezigt zijn geweest, onverrigter zake terug.
Inmiddels is de bestoiou Europeaan bedaard,
de assistent-residt. bedaard, het districts-hoofd be
daard en het dessa-hoofd uitgeput en alle mogelijke
schrikbeelden verdwijnen uit de eerst zoo opge
zweepte verbeelding. En de Europeaan is zijn
goed kwijt.
Er wordt verder niet meer aan de zaak gedacht,
en als bij toeval wat later de Europeaan nog eens
aan het districts-hoofd vraagt„hebt ge al iets
van de zaak gehoord," krijgt hij stereotyp ten
antwoord: „beloen, tetappie missie tjarie" (nog
niet, maar we zijn aan 't zoeken.) Dit laatste is
natuurlijk een groote leugen, maar men moet
wht zeggen..
Ziedaar de toestand zooals hij werkelijk in het
binnenland is. Is het nu te verwonderen dat de
dieven stoutmoediger worden Is het niet aller-
belagchelijkst zoo'n toestand aan de liberalen te
wijten, te meer wijl die toestand reeds sints jaren
zoo is?
Mén zuivere den ouden Augias-stal en voere
eene flinke politie in het binnenland in. Dan
zal de zaak beteren. Worden niet op de hoofd
plaatsen, waar beter politie is en zelfs sommige
zeer verdienstelijke politiemannen zijn, vele dief
stallen door ontdekking gevolgd. Ontdekking moet
het kwaad keeren, maar daartoe is veel personeel
noodig en goed bezoldigd personeel, opdat de die
venvangers niet genoodzaakt zijn meê te stelen.
Men geve Indië wat het ook in dit opzigt, ter
voldoening aan art. 10S van het regerings-reglt.,
noodig heeft. Onmiddellijk Europeesch toezigt
bij de politie is er noodig. Voor de kultures
en het batig slot moge het stelsel goed zijn, dat
men de Javanen door de Javanen laat besturen,
om dieven te vangen is dat stelsel bepaald slecht.
De Javaan is geen verklikker en hij heeft er
iets tegen ten behoeve van den Europeaan, een dief
te ontdekken en zóó een landgenoot over te leve
ren aan de geregtigheid.
In een volgend artikel zullen wij ook eenige op
merkingen geven over de brandstichtingen op Java.
GOES, 2 November 1871.
STATEN GENERAAL.
In hare zitting van 31 Oct. jl. heeft de Eerste
Kamer de beide hoofdstukken betreffende de uit
gaven der Indische begrootiDg aangenomen met 31
tegen 2 stemmen en het hoofdstuk der middelen
met algemeene stemmen.
Gedeputeerde staten van Zeeland hebben aan de
provinciale staten, ter behandeling in de a. na
jaarszitting, toegezonden een nader voorstel tot het
heffen van opcenten op de hoofdsommen der grond
en personeele belasting, ten behoeve der provincie
en tot bestrijding der uitgaven van enkel provin
cialen en huishoudelijken aard voor het dienstjaar
1872. Volgens dit voorstel hetwelk een gevolg
is van het voorstel tot wijziging der provinciale
begrooting vaD genoemd dienstjaar, waarbij de uit
gaven en behoeften zijn geraamd op f 392,172.73
zullen de opcenten bedragen23 (in plaats van de
in Julij jl. bepaalde 21) op de hoofdsom der be
lasting op de gebouwde en ongebouwde eigendom
men, en 18 (in plaats van de in Julij jl. bepaalde
15) op de hoofdsom der personeele belasting.
M. C.
Het bedrag der, volgens het voorstel vau gede
puteerde staten van Zeeland, te sluiten geldleening
tot het aankoopen eener derde stoomboot voor den
dienst op de Wester-Schelde is hoogstens 60,000,
en van die voor het bouwen van een steiger te
Hoedekenskerke, te Wahoorden en aan het Kat-
sche veer hoogstens ƒ70,000, beiden tegen eene
rente van hoogstens 5 pet. 'sjaars. M. C.
Betrekkelijk den 's Gravenpolderschen straatweg
deelt de Middelb. Ct. eenige nadere bijzonderheden
mede.
Zooals bekend is, was de voor deze zaak be
noemde commissie van oordeel, dat de verpligting
tot onderhoud van dien weg niet rust op de pro
vincie, met welk oordeel provinciale staten zich
hebben vereenigd.
Gedeputeerde staten hebben daarop aan den mi
nister voorgesteld eene schikking en wel dat '/-,
van den onderhoud zou worden gedragen door de
provincie, ƒ-, door het rijk en door de gemeenten.
De minister heeft daarop afwijzend geantwoord
en volhardt bij zijne vroegere meening dat het
onderhoud van alle groote wegen der 2de klasse
rust op de provincie. Hij zond mitsdien ook de
prov. begrooting terug omdat daarop geen post
voor het onderhoud van den weg was uitgetrokken.
Gedep. staten hebben vervolgens weder aan den
minister te kennen gegeven dat zij niet overtuigd
zijn van de ongegrondheid hunner meening en
tevens dat zij niet kunnen besluiten aan de prov.
staten een voorstel te doen om den onderhouds-
pligt van genoemden weg als een provincialen last
te erkennen.
Thans stellen gedep. staten aan de prov. staten
voor, te besluiten
lo. Te verklaren dat zij volharden bij hun besluit
van den 13 Julij, doch 2°. in de begrooting voor
1872 een post van uitgaaf te brengen, ten einde,
met anderen, in het onderhou- «an den weg te
voorzien.
Terwijl onbetwistbaar nog veel hier te lande zou
kunnen vervaardigd worden, dat thans uit den
vreemde komt, en dus nog aan vele handen arbeid
zou kunnen worden verschaft, zoo men daarvoor de
noodige kapitalen bijeen kon brengen, even onbe
twistbaar is het, dat vele rijk-bemiddelden in den
lande, die met kwistige hand hunne kapitalen aan
vreemde staten en ondernemingen toevertrouwen,
niet dan noode zeer kleine gedeelten van hun ver
mogen voor de inlandsche nijveren beschikbaar
stellen.
I)e schroom der kapitalisten om hunne pennin
gen aan inlandsche nijverheids-ondernemingen toe
te vertrouwen schijnt te moeten worden toegeschre
ven aan de ongunstige geldelijke uitkomsten, welke
zeer vele dier ondernemingen in de laatste jarc.n aan
hare deelhebbers hebben afgeworpen,
Op grond dezer overwegingen heeft de Neder-
landsche maatschappij ter bevordering van nijver
heid zich bij adres tot den koning gewend, met
verzoek door eene wet op de vennootschappen bet
vertrouwen der geldschieters in industriële onder
nemingen te verbeteren.
Jl. Dingsdag avond heeft de vereeniging voor
Volksvermaken weêr haren leden een' avond van
uitspanning gegeven, waarop eenige muzijk- en zang
stukken, afgewisseld door een paar voordragten van
dichtstukken, werden uitgevoerd.
Na afloop dezer voorstelling begaven de ceza-
mentlijke harmoniën zich naar de wonin<r van
onzen geachten wethouder, den heer G. II. Kake-
beekewien zij ter gelegenheid van zijn 70sten jaar
dag eene serenade bragten. De waardige grijsaard
bedankte in hartelijke taal voor de hem bewezen
eerbetuiging en voor de deelname, welke hij ook in
den loop van den dag vau alle zijden had ontvangen.