8
gevormd moet hebben over de wijze van aanbesteding, en verzoekt
daaromtrent ingelicht te worden.
De heer Meijlink voert aan, dat het onderhoud van meerdere
wegen bij openbare aanbesteding geschiedt, en begrijpt niet, waarom
dit ook niet even goed met deze zou kunnen plaats hebben.
De heer Fransen van de Putte wijst er op, dat de post voor
onderhoud der wegen afgehandeld is. De onderwerpelijke betreft
de beplanting, het tuinwerk. Het schijnt dus dat de geachte
spreker den post niet gelezen of niet begrepen heeft.
De heer Meijlink zegter staat toch stationsweg.
De Voorzitter stemt dit toe, maar wijst ook op het voorafgaande
woord aanleg. Het zal hem en burg. en weth. aangenaam zijn,
te vernemen hoedanig het bestek eener aanbesteding moet inge-
rigt worden.
De heer dr. Callenfels wenschte ook, in aanmerking nemende
de hooge som, aanbesteding. Wintermaanden, regen, feest- en
zondagen uitgezonderd, kan men berekenen, dat 2 daags wordt
uitgegeven: Hij zou gaarne wensehen, dat iedereen kon mededingen.
Men zou gemakkelijk, even als in andere zaken, eene proef kun
nen nemen.
De heer Fransen van de Putte verklaart, dat burg. en weth.
niet tegen aanbesteding zijn, maar dat zij wensehen te ontvangen
eene schets der voorwaarden van aanbesteding. Het is niet genoeg
om te zeggen, dat de post te hoog isdit komt eerst te pas
bij de rekeningmaar hij verwacht van de heuschheid der voor
stellers, dat zij de voorwaarden der aanbesteding aangeven. Hij
is als wethouder met dezen tak der gemeente-huishouding belast,
maar moet verklaren, dat zijn verstand te kort schiet voor het
stellen van goede voorwaarden.
De heer dr. Callenfels wil er wel over nadenken.
De Voorzitter zegt, het voorstel tot aanbesteding in behandeling
te brengen.
De heer Fransen van de Putte moet zich daartegen verklaren
en den heer Callenfels raden den post te bestendigen, want om
peremptoir te zeggen, dat er aanbesteed moet worden, zonder dat
men eenige omschrijving heeft, gaat zijns bedunkens niet aan.
De heer Meijlink zegt, dat er toch altijd eene som uitgetrokken
moet worden.
De heer dr. Callenfels verklaart zich zeer goed te kunnen ver
eenigen, met het denkbeeld, om dit jaar den post te behouden
en inmiddels na te denken over de wijze van aanbesteding.
De post blijft gehandhaafd.
Dij de 2e afdeeling van hoofdstuk III, aanleg en vernieuwing