BUITENLAND» Uit Vlissingeu wordt het overlijden gemeld van den heer A. Ruysclioud-lid van den Gemeenteraad, ridder der orde van den Ned. Leeuw, en bekend als schrijver van een aantal tooneelstukken, die herhaaldelijk en niet zonder bijval opgevoerd wer den. Hij bereikte den ouderdom van bijna 73 jaren. Het prov. geregtshof in Zuid-Holland heeft 27 October jl. in hooger beroep uitspraak gedaan in de zaak van Iman Dorst, beschuldigd van moord op eene dienstmeid onder Tholen. Het hof heeft hem schuldig verklaard en veroordeeld tot levens lange tuchthuisstraf. De Arnh. Ct. acht het middel door de Middelb. Courant aangewend om voor 1 courant met bij voegsel geen hooger port te betalen, niet steek houdend. Zij zegt: »Met de uitlegging van het departement van finautiën, dat voor couranten, die minder dan 25 gram wegen, toch een cent moet worden betaald, wanneer zij niet uit één stuk be staan, dat is een bijvoegsel hebben, zijn wij het niet eens; het is eene geheel willekeurige wets interpretatie. Maar even willekeurig achten wij die van de uitgevers van de Middelburgsche Cou rant, die aan het hoogere port willen ontkomen door het woord bijvoegsel louter te vervangen door tweede gedeelte. Op dezelfde wijze zou men buiten de termen van een toltarief vallen, wanneer men verklaarde geen paard voor zijn rijtuig te hebben, maar eene merrie; en misschien kon men van den hoofdelijken omslag vrijloopen, als men bewees zijn inkomen niet in guldens, maar in rijksdaalders en kwartjes te ontvangen." In den gemeenteraad te Sneek deelde de Voor zitter mede, dat de commissie van toezigt op het middelb. onderw. gunstig geadviseerd had op het verzoek van dr. Verver, om zijne dochter op de hoogere burgerschool toe te laten. Te Aarlanderveen werd in de jongste raadsver gadering bij gelegenheid van de mededeeling van het procesverbaal van kasopneraing over het 3e kwartaal van 1871, de burgemeester geïnterpelleerd over de gelden, door hem uit de gemeentekas ge nomen en aan het Rijk voorgeschoten tot uitvoe ring van de wet op de besmettelijke veeziekten. De burgemeester deelde daarop den Raad mede, dat in het eerste kwartaal het voorschot aan het Rijk, blijkens daarvan ingediende declaratie, ruim f 1600 beliep, en dat hij, daar de kasopneming een toereikend saldo in kas aanduidde, andermaal een bedrag van ongeveer f 2000 zou aanwenden om de nog onbetaalde onteigeningskosten te voldoen. De vraag van den Raad of het Rijk van de gedane voorschotten reeds iets gerestitueerd had, werd door den burgemeester ontkennend beantwoord, met bij voeging, dat de aanvragen om geld op goede re kening te mogen ontvangen geweigerd waren, om dat blijkens de kasopnemingen de gemeentekas nog niet geheel onmagtig was. De Raad heeft daarop gemeend, krachtens art. 134 der gemeentewet, het regt te bezitten om te besluiten, dat door den burgemeester geen gelden meer uit de gemeente kas genomen en aan het Rijk voorgeschoten zullen worden tot onteigening van vee zoolang geen vol doende zekerheid verkregen is, dat de op die wijze geheel buiten de begrooting aangewende gelden met zoodanigen spoed door het Rijk zullen geres- tituëerd worden, dat geen stagnatie van den dienst te duchten zij. De Raad achtte zich verpligt, te voorkomen, dat de gemeente aan hare geldelijke verpligtingen, binnen den kring der begrooting, niet zou kunnen voldoen ter wille van voorschotten aan het Rijk voor een algemeen Rijksbelang. De burgemeester, gebruik makende van de be voegdheid, hem bij art. 70 der Gemeentewet toe gekend, heeft terstond den Raad medegedeeld, dat hij het bovengemelde Raadsbesluit niet zou uitvoe ren, omdat zulks, naar zijn oordeel, als strijdig met art. 28 der wet van 20 Julij 1870, door den Koning kan worden geschorst of vernietigd. Het volgende voorval leest men in de Indépendance Donderdag den 19 dezer, des avonds ten 8 ure, was in de keuken van eene hofstede te Ingelmun- ster eene lamp uitgegaan. De oudste zoon van den hoefbewoner nam de lamp om er petroleum in te doen, terwijl de oudste dochter eene andere brandende lamp vasthield om bij te lichten. De gevuld wordende lamp liep spoedig een weinig over; het meisje hield hare lamp wat te digt bij en de petroleum vloog in brand. Van schrik liet de jon geling de flesch met petroleum vallen en in een oogenblik waren de aanwezige vader, moeder, de zoon, de dochter en nog 3 kinderen door de vlam men omringd. De dochter, die den inhoud van de flesch over hare kleederen had gekregen, stond let terlijk in brand. Men wierp met water, doch eerst toen men het ongelukkige meisje onder eene pomp had gebragt, slaagde men er in haar te blusschen. Haar gansche ligchaam is niets dan ééne vreesse- lijke brandwond. Haar toestand is zeer bedenkelijk. De anderen zijn er met minder zware brandwon den afgekomen. Besteding1 te Middelburg op 10 November 1871 van de voorzie ningen aan den onderzeeschen oever van den polder Sta- venisse in den val van 28 Julij jl.. behoorende tot de werken der calamiteuse polders in <}e provincie Zeeland. Kerkelijke Zaken. De lieer J. J. Oudegeest, candidaat tot de Heilige dienst, lieeft voor de schriftelijke toezegging van beroep als pre dikant te Kleverskerke bedankt. Zondag den 22 October, gedacht men te Kwadendamine hoe juist vóór 70 jaar, den 22 Oct. 1801, de roomsch kath, kerk, uit vrijwillige bijdragen gesticht, aan den H. Boni/asius werd toegewijd door den Eerw. heer B. H. Kokkeling, des tijds pastoor en landdeken te Middelburg. Ds. O. C. Doornbos, van Oenemuiden, is Zondag voor middag 22 dezer bij de Christ. Gereform. gemeente te Axel bevestigd door Ds. A. Steketee, van Zaamslag, met Jere- mia 15. 1%, 's namiddags intrede doende met Coloss. 4: 2 en 3a. Gisteren morgen is het nieuwe kerkgebouw der Chris telijk Gereformeerden alhier, voor het eerst in gebruik ge nomen. Ds. du Pree hield bij die gelegenheid eene zeer passende toespraak en inwijdingsrede. Het gebouw doet zich uit- en inwendig zeer net en doelmatig voor. De aan nemer, M. D. Dekker, heeft alle eer van zijn werk. De beweging op Corsica schijnt geëindigd en van veel minder beteekenis geweest te zijn, dan men oorspronkelijk dacht. De verkiezing van prins Na poleon althans en zijne reis derwaarts heeft niet aan het doel beantwoord. De prins is zelfs niet eens tot voorzitter van den algemeenen raad ge kozen. En de eerste zitting van dien raad, waarin de prins niet tegenwoordig, doch die zeer onstui mig was, is afgeloopeu met het verlaten der zaal door de aanhangers der Napoleontische dynastie. Te Parijs is de toestand alles behalve gunstig en de ontevredenheid wordt met eiken dag grooter. Onder de vele oorzaken daarvan moet vooral ge- i noemd worden de schaarschte aan gereed geld. Om daarin eenigzins te voorzien heeft de bank nu voor een aanzienlijk bedrag aan francs uitgegeven van den in haren kelder liggenden voorraad, met het borstbeeld van Pius IX, die in der tijd voor het pauselijk gouvernement geslagen, doch niet afge leverd waren. Wat het geldgebrek nog zal doen toenemen, is de uitslag van den oogst, die het noo- dig zal maken, dat Frankrijk nog voor 300 mil- lioen francs graan uit het buitenland moet aan- koopen, hetgeen natuurlijk bijna alles tegen contant geld zal moeten geschieden. De uitgave van geheime documenten of van offi- cieele staatsstukken schijnt aanstekelijk te zijn. De Temps spreekt nu weder van twee nieuwe bundels, die eerstdaags in het licht zullen verschijnen. Zij zijn getiteld: Papiers sauvés des Tuileries, door Ro bert Hall, en Les Bonapartes et la cour, door Jules Claretie. Onder de stukken bevindt zich een rapport van den heer de Maupas aan den keizeruit dit rapport bljjkt dat in 1859 de prefect van 2 Decem ber veranderingen in het regeringstelsel heeft aan bevolen hij stelde den keieer voor een miuisterie- Thiers te benoemen en zeide o. a.«de speculatie en het daardoor ontstaande misnoegen tegen het keizerrijk bereiken zelfs de hooge regeringskringen de mannen van het bewind genieten niet meer de achting, welke zij zich hadden behooren waardig te maken." Geen dag verloopt zonder nieuwe open baringen en onthullingen betreffende het keizerlijk bestuur, en meer nog over de gebeurtenissen of liever de knoeijerijen waaraan de drie of vier we ken vóór de oorlogsverklaring op 15 Julij 1870 zoo rijk waren. De Bonapartisten zijn zeer terneêrge- slagen over de publieke mededeeling van zooveel dat tot dusverre met de meeste zorg geheim is gehouden, doch kunnen niet beletten dat al de personen die hoofdrollen in dat drama vervulden ieder op zijne beurt met brieven, raemoriën, bro chures enz. voor den dag komen, om zich te ver dedigen en de schuld van zich af en op andereu te werpen. De hertog de Grammont, bekend als de voornaamste, zoo niet de eenige bewerker van den oorlog, en dus van Frankrijks rampen, uitputting en vernedering, gaat nu ook van leer trekken en Benedetti benevens den graaf de Saint-Vallier aanvallen. De ex keizer tracht dit te voorkomen, en heeft Rouher verzocht als bemiddelaar optetreden. Bij Drouyn de Lhuys zijn insgelijks stappeD gedaan, om hem te bewegen af te zien van zijn plan om het een en ander ter openbare kennis te brengen, dat alles behalve aangenaam voor Benedetti moet wezen. Het schijnt dat al de mannen van het keizerrijk behoefte gevoelen aan »zich schoonwasschen"; zelfs Palikao, de laatste minister-president en minister van oorlog van Napoleon III, komt voor den dag met een geschrift, getiteld: Un ministère de 24 jours, waarin hij een geschiedenis van dit ministerie geeft. Van den kant der Bonapartisten, die van Napoleons herstel op den keizerlijken troon droomen en aan de verwezenlijking van hunnen droom niet twijfelen, wordt niets onbeproefd gelaten om het publiek te bewerken." De hoofdagenten, met dit doel aange steld, ontvangen groote balen met brochures, die zij aan de onder-agenten uitdeelen, welke ze dan naar een aangewezen stad of dorp zenden. Voor namelijk wordt het leger op deze wijze begiftigd. Bij elk regement bevinden zich vertrouwelingen, die deze vliegende blaadjes benevens medailles, met Napoleons borstbeeld, verspreiden zij geven ze aan zulke soldaten wier gevoelens hun persoonlijk be kend zijn, en nemen dezen maatregel van voorzig- tigheid, ten einde liet mistrouwen der Orleanisti- sche en Gambettiaansche officieren, die een streng wakend oog houden over hetgeen de soldaten in de kazerne lezen niet optewekken. Het dagblad l'Ordre wordt door zekere couranten-slijters gratis aan de geheime agenten in de wijken afgegeven, en laatst genoemden krijgen op het einde der week een pre mie, wanneer zij veel exemplaren aan den man gebragt hebben. De Orleanisten hunnerzijds zullen eerstdaags een brochure uitgeven: Louis Philippe 11, die, naar men zegt, in 600,000 exem plaren verspreid zal worden. De benoeming van den heer Dedecker, tot gou verneur van Belgisch Limburg wordt door de Bel gische bladen zeer scherp veroordeeld. Genoemde heer was in der tijd medebestuurder der banken van Langrand-Dumonceau en men ziet in zijne benoeming een streven der regering om de schan dalen dier banken te vergoelijken. De heer De decker moet als bestuurder genoten hebben eene som van 1,155,414 francs. Hij heeft terug gegeven een geschatte waarde van 745,000 fr., welk bedrag echter niet beschikbaar is, daar oninbare schuld vorderingen, ten laste van twee van bedoelde failliete banken, zich er onder bevinden voorts is er onder begrepen een som van 105,000 fr. die hij zich voorbehoudt voor zijne persoonlijke behoeften. Kortom, werkelijk staat de heer Dedecker niet meer dan 441,000 fr. aan de failliete massa af, terwijl hij voor 14,900,000 fr. niet afgeloste pandbrieven om den natten sarong waarmede ze in de rivier is geweest niet aanteraken, schudt in die houding den natten sarong af en het voorloopig toilet is gemaakt: nog even spoelt zij de voetjes en spoedt zich dan met hare potten bronwater naar huis, waar intusschen de moeder reeds vuur heeft aangemaakt en er wordt koffij gezet, en rijst gekookt. Daar rijst ook de heer des huizes van zijn balie balie op. Hij heeft een korten broek aan en een sarong tot aan den hals rond het ligchaam geslagen, want in den morgen is het voor mijnheer den Javaan wel eens wat huiverig vooral als hij pas opstaat. Een oogenblik gaat hij zonder eenige inspanning, geheel gedachtenloos, voor zijne woning zitten en schijnt besluiteloos of hij eerst een kop koffij zal gebruiken of gaan baden. Zijn lang en op dat oogenblik zeer verward hoofd haar is zeer slordig in een hoofddoek gewikkeld en 't is zeker geen liefelijke verschijning als men hem daar zoo ziet zitten. Als goed Mahomed aan kiest hij ten laatste den weg naar het bad en gereinigd, gekamt en verfriseht komt hij terug, bindt zijn hoofddoek netjes en trekt een buisje aan, en met de grootst mogelijke voor komendheid, wordt hem, den heer der schepping, den ontzien wordenden man, rijst, visch en koffij voorgezet, waaraan hij zich, zonder lepels of vorkens te gebruiken, te goed doet. Na de koffij gaat hij wat achterover liggen, eet vruchten en gooit de pit ten over zijn hoofd weg in het gras. Die wegge gooide pitteu winnen hem vaak het planten van vruchtboomen uit; want na eenigen tijd vindt hij, als 't ware bij verrassing, eenige kleine, een voet of zoo hooge vruchtboompjes van zijne weggegooide pitten. Hij geeft zich dan de moeite om er van tijd tot tijd eens naar te kijken en als nu de karbouwen of koeijen de jonge boompjes niet vertrappen, of de geiten ze niet opvreten, dan heeft die arme Javaan daar weder een middeltje voor zijn onderhoud op de lui'st mogelijke manier verkregen. Eindelijk neemt onze verzadigde Javaan een pakje sirie (betel) dat hij met een klein pruimpje tabak tusschen de tanden stopt en begint te kaauwen. (Dit pakje sirie bestaat eigenlijk uit gambier, kalk en een stuk van de areka-noot (pinang), een en an der gevouwen in een blad van eene klimplant, sirie genaamd. Ook de vrouwen gebruiken dit mengsel, en het schijnt dat dit kaauwen een zamentrekkend, half pijnlijk, half genotrijk gevoel doet ontstaan, dat hon ger en dorst doet vergeten en op het geheele zenuw stelsel werkt. Een jonge dochter biedt dan ook aan haren be minde een siri-pruimpje aan, hetgeen zooveel zeggen wil als //ik bemin u.« Die poëtische strekking komt echter kwalijk overeen met het walgelijke, roode speeksel, dal zich spoedig uit het kaauwen van dat mengsel ontwikkelt, en als men dan ziet dat de mond en de lippen met een pruimpje tabak worden afge veegd, dan zou men, geloof ik, nog liever een meisje hebben datsnuift. Maar om tot de zaak terug te keerenAls onze Javaan alles voor zich en zijn vee bezorgd heeft, dan gaat hij tegen 8 ure naar den koffijtuin of naai den grooten weg, neemt wat mondbehoeften meê en tegen den avond komt hij terug, krijgt weêr te eten en te drinken, baadt zich en zijn vee, snijdt wat gras, (wanneer een zijner huisgenooten dit niet reeds heeft gedaan) en brengt den avond door met óf naar eenige tandak-partij te gaan, ergens te spelen of een voudig vóór zijne woning te zitten praten met zijne buren, onder het genot van een eigen gemaakt cigaartje. Ziedaar het leven van dien getergden en geplaag- den Javaan, 't Is bespottelijk, de man heeft het veel beter dan wij. En hoe zit nu eigenlijk dat kultuurstelsel waarop gij liberalen zoo smaalt in elkaar? Ik zal u in een volgenden brief mededeelen wat eene courant in ons vaderland daarover heeft geschreven. (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 2