1871. jv* 85. Vrijdag 27 October. 58s"" jaargang. van liet, Cjreineente-bestmir. VERORDENING. Verordening regelende de benoeming en den werkkring van de commissie tot classifica tie der kinderen van minvermogende en be deelde huisgezinnen. POSTERIJEN. Vertrek der Oost-Indische landmail. Vrijdag 27 October, Het amendement van Jhr. Pompe tot verhooging van het schoolgeld voor minvermogenden. III. (iOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advcrtentiën worden il 15 c. de regel geplaatst. Gcboorti Dienst-1 jks- en doodberigten van 16 regels h, 1,- n, niet meèr dan 4 regels bedragende n contant betaald, 40 c. BIJ DIT NOMMER BEHOORT ESfl BIJBLAD. BEKENDMAKINGEN OPENBARE VERGADERING van 13 en G E M E R1ÏTE-RA AV te GO E S, op VRIJDAG den 27 OCTOBER 1871, des avonds ten 7 ure. Begrooting der Gemeente voor 1872. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat de raad der gemeente in zijne ver gadering van den 20 October jl eenige wijzigingen heeft gebragt in de verordening omtrent de commissie van classificatie der schoolkinderen, en dat deze verordening thans luidt: Art. 1. Er bestaat eene commissie, om burgemeester en wethouders te dienen van voorlichting en raad, ten aanzien van de bij de plaatselijke schoolcommissie ingekomen aan vragen tot toelsrtrin'g van leerlingen op de scholen dei- Se en 3e klasse, de weezen- en armenschool en de bewaar school en daaraan verbonden naai- en breiscliool voor armen en minvermogenden. Art. 2, De commissie wordt, jaarlijks benoemd door den raad en bestaat uit zes leden, te wéteneen der wethou ders tevens voorzitter, een lid uit den raad en de vier andere leden, bij voorkeur uit de afdeeling armenzorg van het burgerlijk armbestuur, het diaconie armbestuur der hervormden, het roomsch-katholiek parochiaal armbestuur en de commissie voor de ceconomische spijsuitdeeling en voor zooveel de vier laatst bedoelde leden betreft, uit een dubbeltal door die instellingen aan burgemeester en wet houders intezenden. Art. 3. De benoeming geschiedt jaarlijks in de eerste helft der maand October. De aftredende leden zijn weder benoembaar. Ken der vier uit de armbesturen te kiezen leden in den loop van het zittingjaar (van en tot 1 November) bet lid— m-atschap der armen-insteTlingen, waaruit hij optreedt niet meer bekleedende, blijft gedurende dat jaar lid. De namen van den voorzitter en de leden der commis sie, worden op gebruikelijke wijze aan de ingezetenen be kend gemaakt. Art. 4. De commissie wordt bijgestaan door een der amb tenaren ter secretarie, daartoe door burgemeester en wet houders aantewijzen. Art. 5. De commissie komt bijeen driemalen 'sjaars, tel kens binnen acht dagen na den dag, waarop de plaatse lijke schoolcommissie overeenkomstig de 2e zinsnede van art. 6 der verordening regelende het openbaar lager onder wijs zitting gehouden heeft. Art. 6. Hare besluiten worden bij meerderheid van stem men genomen. Een lid, zich niet meteen genomen besluit Vvereenigende of wiens voorstel verworpen wordt, kan vor deren, aat daarvan mededeeling geschiede aan burgemees ter en wethouders. In deze gevallen geschiedt zulks met opgaaf der gronden, zoo vóór als tegen. Art. 7. De commissie berigt aan burgemeester en wet houders of de bij de plaatselijke schoolcommissie ter inschrij ving aangegeven leerlingen, waarvoor toelating op een der in artikel 1 genoemde scholen is verzocht, zijn kinderen van bedeelde of van minvermogende niet bedeelde ouders, of laatstgenoemden, naar haar gevoelen, al dan niet school geld kunnen betalen en draagt aan burgemeester en wet houders de op de ingekomen verzoeken te nemen beschik kingen voor. Art. 8. Elk lid der commissie heeft de bevoegdheid de in deze verordening bedoelde scholen te bezoeken, zonder zich nogtans met het onderwijs te mogen inlaten. Aldus vastgesteld d ioi' den gemeenteraad van Goes, den 17 Julij 1866 en 20 October 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAU3EEN. De Secretaris, HARTMAN. Via B RIN Dl SI, per laatsten trein naar Roosendaal. Als wij nu het amendement en de redevoering wat nader en op zich zelf gaan beschouwen, dan kunnen wij in de eerste plaats onze verbazing niet ontveinzen over de onkunde van jonkhr. Pompe om trent wet en verordening. De heer Pompe stelt eene wijziging voor op eene verordening die hij niet eens juist kent! De school der 2de klasse is eene school voor min- en onvermogenden. En wat zegt nu zoowel de wet als de verordening? Wij haalden 't reeds aan in ons eerste artikel de 2de alinea van art. 33 der wet op het lager onderwijs luidt: „bedeelden en zij, die, schoon niet ^bedeeld, onvermogend zijn schoolgeld te betalen, „worden niet aan de heffing onderworpen." Tot deze laatste cathegorie behooren voor verre weg het grootste gedeelte (ongeveer s/s) de leer lingen der school van de 2e klasse.- Zij is voor minvermogenden en hen die, schoon niet bedeeld, onvermogend zijn schoolgeld te betalen bestemd. En toen nu de heer Fronsen van de Putte, op dien grond aantoonde, dat het plau van dhr. Pompe na- deeliger was voor de finkntien der gemeente, dan het voorstel van burg. en weth. komt dhr. Pompe met de curieuse vraag of iften zich dan niet houdt aan de verordening eu aüte kinderen der 2de klasse schoolgeld laat betalen Zag jonkhr. Pompe in, dat zijn amendement wroe ten was in eigen ligchaam en woft hij met die vraag eene retraite maken? j 't Was toch al te overtuigend dat 150 maal 20 ets. volgens het voorstel van burg. en wetli., voor- deeliger was dan 50 maal 40 ets. zooals het amen dement van den heer Pompe bedoelde Of was het een bewijs dat jonkhr. Pompe in zijne zucht om zich verdienstelijk te maken bij de voor standers der bijzondere school, met een onbekookt amendement voor den dag kwam, waaromtrent, hij zich niet eens de moeite had gegeven wet en ver ordening even na te zien. Onbegrijpelijk mag het zeker wel heeten, dat, als men van dat schoolgeld zoo zijn stokpaardje heeft gemaakt, men niet eens weet of er op eene school schoolgeld wordt geheven of niet. Hoe moeten niet alle berekeningen falen als dergelijke factoren on bekend zijn Deze omstandigheid karakteriseert geheel den ernst? van de roeping die de tegenwoordige meerderheid in den-raad denkt te vervullen! Dezelfde onkunde geldt van een aangevoerd argu ment dat wij zoo vrij zijn drogredenen te noemen. Eenige maanden geleden had jonkhr. Pompe van een lid van het Comité tot wering van schoolver zuim gehoord, dat het schoolverzuim sterker is op scholen waar geen of een Jaag schoolgeld wordt ge heven dan daar waar men meer betaalt en hij putte daaruit het bewijs dat er meer gebruik van de school wordt gemaakt als men meer betalen moet Eu nu zou jonkhr. Pompe ook daarom het school geld willen verhoogen, ten einde die kinderen te bewegen meer gebruik vau het onderwijs op de open bare school te maken. Bij dien afkeer van de openbare school door jonkhr. Pompe vinden we die menschlievende zucht om de kinderen door een hooger schoolgeld naar die gods dienst,looze school te zenden al heel vreemd. Maar 't is bovendien niets dan eene drogreden. Wij laten de bewering van het lid van het comité van schoolverzuim daar; maar de gevolgtrekking is geheel en al onjuist. De heer Pompe had dat een paar maanden geleden gehoord. Toen was het dus in den oogsttijd en in den zomer. In dien tijd komt altijd het meeste school verzuim bij de arme of niet betalende kinderen voor, en waarom Als jhr. Pompe beter op de hoogte was, dan zou hij weten: dat, als men in dien tijd in 20 huisgezinnen komt, men bevindt dat 19 van de 20 verzuimende kinderen met veldwerk eenig geld of eenige eetwaren voor het huisgezin moeten verdienen en hij zou dan tevens weten, dat de ouders dier kinderen dringend vragen of de jongen of het meisje, zoodra die welkome bijdrage voor den harden winter ophoudt, toch weder school mag komen. De niet betalenden hechten wel degelijk waarde aan het onderwijs, maar zoo'n jongen van 8 a 10 jaar kan eten als een wolf en als met den winter de verdiensten van den man ophoudendan moet er wat in voorraad zijn. Daarom moet zoo'n kind door kerseuwachten, rapen, enz., in den zomer wat hel pen verdienen en dus is armoede, noodzaak om van de gelegenheid dat er wat te verdienen valt, gebruik te maken, oorzaak van het schoolverzuim; ook bij de meisjeswant deze moeten in die dagen de zorg voor broertjes en zusjes op zich nemen, wijl ook moeder naar 't veld moet; die oogsttijd is te kostbaar om niet alle beschikbare armen aan te wen den ten einde in den grooten nood te voorzien. Wat kennen sommige rijken toch dikwijls slecht de beweegredenen der armen! De gevolgtrekking van jhr. Pompe daaromdat het schoolverzuim zou ontstaan omdat het gratis of voor weinig geld wordt gegeven is geheel ongerijmd en verraadt gemis van kennis van de toestanden in onze gemeente. Maar het amendement is ook hardvochtig. Reeds nu zijn er vele huisgezinnen voor wie het eene opoffering is om de 30 ets. schoolgeld te beta len maar men heeft nog eergevoel en ziet er tegen op zich geheel onvermogend te verklaren. Er is veel armoede, waartegen het eergevoel wovstelt en het plan van jonkh. Pompe geeft den genadeslag aan dat eergevoel. Nog meer eischt jonkh] Pompe van die huisgezinnen. En de gemeente finantieji en de concur rentie van de bijzondere school moeten dus verbe terd worden door hoogere lasten ie leggen op de schouders der minvermogenden, vau die klasse dei- ingezetenen die voortdurend worstelt om het hoolil hoven water te houden en niet te vervallen tot den armen, tot den bedeelden stand. Dezulken wil hij treffen treffen in het schoolgeld hunner kinderen en dit op hetzelfde oogenblik waar op hij met zijn vriend Jlanlo de gemeente met één slag berooft van eene inkomst van ruim 500, door de meisjes van de hoogere burgerschool te weren Die menschen kunnen zich immers onvermogend verklaren 1 Hoe gunstig steekt hierbij af liet voorstel van burg. en weth.die alle belangen hierin betrokken bevoor delen en tegelijk weder aan een tal van huisgozin- i nen gelegenheid geven, zich niet langer voor dat school geld onvermogend te moeten verklaren. En wat zou nu na al het aangevoerde nog het gevolg van het amendement zijn geweest? Wij zullen dit ten slotte aantoonen: De voorsteller van het amendement is kennelijk niet op de hoogte van de soort der kinderen waar mede de verschillende scholen in onze 'gemeente zijn bevolkt. Met een triumfantelijkcn blik naar het publiek toch, vroeg hij: ,/hoe, zou een schoplgeld van 40 /Cents te veel zijn. voor de kinderen van ingezete- ,/nen die in stand op de meest gegoeden volgen?" Zeker niet 1111'. Pompe! maar al weder schijnt het u onbekend te zijn, dat die kinderen nu op de school der le klasse gaan en dus reeds 60 cents be talen. Niet voor dezen, maar voor minvermogenden is de school op de Vlasmarkt. Wanneer later uw plau doorgaat om het school geld voor de school klasse op 80 cents en voor die der 2° klasse op 40 cents te brengen, dan zou in uwe redenering, een groot getal kinderen van do school le klasse naar die der 2e gaan. Er zou dan een veel verminderd getal kinderen op de school der 1° klasse blijven en met uitzondering van de verhooging voor die overbljjvenden, zou het school geld iu het algemeen eene dalende beweging hebben genomen. Die nu 00 cents betalen, zullen voor een groot deel dan 40 cents betalen; die gij op 40 cents wildet stellen zullen verplaatst worden naar de scho len waar niets betaald wordt en alle loealcn zullen óf te groot óf te klein worden, terwijl de opbrengst aan de gemeente zal verminderd zijn. Ziedaar bet noodzakelijk gevolg van het amende ment in zijn geheel. Het gevolg zon dus zijn ge weest dat juist het omgekeerde zou bereikt zijn van het beoogde doel. Of dit voortkomt uit des voor stellers onbekendheid met de verordening, dan wel uit weinig' nadenken, zooveel is zeker dat jonkhr. Pompe bedoelde, dat door hooger schoolgeld ook van de minvermogenden te heffen, er meer iu de gemeentekas zou vloeijeu en dientengevolge de be lasting ook voor de niet gebruikers der openbare i school zou verminderen. Dat dit denkbeeld zondigt tegen de eenvoudige waarheid dat, hoe hooger schoolgeld men vordert van minvermogenden hoe meer huisvaders er zullen zijn die zich onder de onvermogenden moeten rang schikken behoeft wel geen betoog. De heer van de Putte bragt teregl de omstandig heid ter sprake, dat, niettegenstaande de aanvragen voor de school 2C klasse met de uiterste nauwge zetheid door de commissie van klassificatie, (ook al een ligchaam bij het onderwijs welks werkkring jonkh. Pompe onbekend scheen) werden overwogen, bij een schoolgeld van 30 cents, slechts 50 a 60 betalende leerlingen werden verkregen. Hoe hooger nu het schoolgeld, hoe minder betalende leerlingen. En dus het plan van jonkhr. Pompe zou finantieel voor de gemeente en ergo voor- de belastingbetalen de», nadeelig zijn geweest. Daarentegen zal, bij het plan van burg. en weth., waarbij nu het schoolgeld tot 20 cents is verlaagd, het getal betalende leerlingen stijgen tot 150, ergo daardoor meer in de gemeentekas vloeijen clan vroe ger, en meer dan bij de verhooging tot 40 cents liet geval zou zijn geweest! Wat zou dus liet practische nut zijn geweest van het amendement? Wij begonnen met te zeggen dat het een treurig amendement was en wij blij: en daarbij.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1