12
De Voorzitter verzoekt den heer Pompe het geschreveu stuk
te willen suppediteren hetgeen deze toezegt.
Daarna vervolgt de Voorzitterdat hij niet één bewijs met
cijfers heeft 'nooren aanvoeren, als zou de door dé schoolcommis
sie verlangde school zooveel meer kosten, dan die van den heer
Pompe. Wanneer niet op positieve wijze kan aangetoond worden,
dat de kosten te hoog zijn geraamd, blijft spreker vasthouden aan
het plan der commissie. Ook heeft hij (Voorzitter) opgemerkt
dat de heer Pompe in zijne latere beschouwingen veel teruggegaan
is tot het uitgebreid lager onderwijs, In de eerste missive was
het onderwijs veel meer omvattend dan in de laatste. Als de
vakken door de schoolcommissie opgegeven, vergeleken worden,
met diewelke de heer Pompe wenscht te doen onderwijzen
dan zijn er slechts 3 in het plan der commissie meer. En dit
zijn vakken waaraan volgens de commissie slechts weinig tijd
zou worden besteed, t. w. scheikunde, boekhouden en staatsinrig-
ting. Het is uit dien hoofde en in gemoede, om de denkbeelden
van den heer Pompe te verwezenlijken dat burg. en weth. hun
voorstel doen. De door den heer Pompe ontworpen school heeft
inderdaad veel meer het karakter eener school voor middelbaar
dan voor uitgebreid lager onderwijs. Spreker gelooft niet, dat er
onderwijzeressen zullen zijn in staat om alles te onderwijzen
wat de heer Pompe van haar vorderen wil. Ook de programmata
voor de examens geven daartoe niet het regt.
De heer dr. van Renterghem gelooftdat de vergadering niet
en regie is. Er bestaat een besluit tot het oprigten eener Hoo-
gere Burgerschool voor meisjes. Zoolang dat besluit niet is in
getrokken moet het gehandhaafd worden, en is het niet de vraag,
eene andere school te créëren.
De Voorzitter zegtdat juist daaraan het voorstel van burg.
en weth. zijn ontstaan te danken heeft.
De heer dr. van Renterghem. herneemt: dat moet ook aange
nomen worden en eerst als het blijktdat de subsidie niet te
bekomen iskan men aan een ander plan denken.
De heer dr. Callenjehvraagt welke de reden isdat de zaak
in handen van den heer Pompe is gesteld? In de vergadering
van 28 Maart jl. heeft de Voorzitter gezegd, dat geene subsidie
kon verkregen worden en toen den heer Pompe uitgenoodigd om
zijne denkbeelden over de reorganisatie der Fransche meisjesschool
mede te deelen. Waarvoor nu al dat geschrijf van dien heer, en van
den schoolopziener en van de schoolcommissie, in dien men er geen
gebruik van maakt. Het is met iemands goedheid den spot drijven.