11 Zij bevatten lo. eene verduidelijking zijner vorige missives. Spr. kan het gevoelen van den heer schoolopziener niet deelen, dat men of de school op geheel anderen voet moet inrigten, of van doelma- matig en degelijk onderwijs afzien. Het groote verschil bestaat in wat men te verstaan heeft onder „de beginselen van de vak ken." De schoolopziener meent, dat de leerlingen de beginselen reeds spoedig te boven zijn. Spr. meent, dat „degelijk gramma ticaal onderwijs, waarvan het gevolg is, dat de leerlingen goed leeren spreken, goed leeren schrijven, goed leeren verstaan wat zij lezen en een naauwkeurig letten op de uitspraak nog onder de beginselen behoort." 2o. de wederlegging van het gevoelen, dat eene school voor meer uitgebreid lager onderwijs alleen dienstig is voor oppervlakkig on derwijs. Spr. zegt, dat indien dit waar is, geen der leden van de tegenwoordige maatschappij, die alleen onderwijs genoten hebben op scholen van meer uitgebreid lager onderwijs, wezenlijk blijvend nut zouden hebben van het door hen genoten onderwijs. 3o. het begrip der door Spr. gebezigde woordenmeer of minder oppervlakkig overzigt. Sprekers bedoeling was, dat het onderwijs in alle vakken niet even ver behoeft te gaan. Waar hij in zijne eerste missive sprak van degelijk grammaticaal onderwijs in de talen, vergenoegde hij zich ten opzigte van de kennis der natuur „met een niet geheel onbekend blijven der zoogenaamde alge- meene wetten," met een blik „in den grooten rijkdom der plan ten- en dierenwereld." 4o. de taak der onderwijzeressen. Spr. zou niet aan ieder van deze het onderwijs in een tiental vakken willen toevertrouwen, maar, „naarmate b. v. de hoofdonderwijzeres meer bekwaamheid aan den dag legde in Engelsch of Duitsch of Fransch enz., zou haar het onderwijs in die vakken kunnen worden opgedragen. Evenzoo met de te benoemen bulponderwijzeressen." 5o. het schoolgeld. „Dat de schoolopziener vroeger een school geld van 45 volstrekt niet te hoog achtte, meende Spr. te mogen beweren, waar ZEd., voor zooveel Spr. bekend is, geene bedenking maakte tegen een schoolgeld, tot dat bedrag voorge steld door de plaatselijke schoolcommissie, bij haar plan tot op- rigting eener middelbare school voor meisjes, toen bij als lid van dezen raad dat plan verdedigde." Spr. geloofde daarmede het laatste schrijven van mr. de Kanter weerlegd te hebben en verklaarde tegen het voorstel van burg. en weth. te zullen stemmen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 11