1871. J* 84.
58ste jaargang.
dat iederen Dingsdag (behalve jfM*
den eersten) in de maand No-
vember aanstaande, zijnde den
Personele Belasting.
SUPLETOIRE KOHIEREN.
Hoofdelijken Omslag en de Belasting op de Honden
Het amendement van Jhr. Pompe tot verhooging
van het schoolgeld voor minvermogenden.
GOESSÖHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1li regels a 1,
Dicnst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
BEKENDMAKINGEN
va.ii liet Gremeen te-bestuur.
VEEMARKTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
maken bij deze bekend
14, 21 en 28 dier maand, binnen deze gemeente, de gewone
VEEMARKT zal gehouden worden.
Goes, den 17 October 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
UITLOTING VAN OBLIGATIEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren
gen ter kennis der belanghebbendendat de lijst van de
ter uitloting en aflossing aangegevene OBLIGATIEN, ten
laste dier gemeente, ingevolge art. 4 van het plan tot af
lossing der gevestigde schuldenden 11 April 1853 dooi
den gemeenteraad gearresteerd, opgemaakt is en ter secretarie
gedurende de laatste helft dezer mand ter visie zal liggen.
Zullende de uitloting, ingevolge art. 5 van evengemeld
planin het openbaar ten overstaan van burgemeester en
wethouders geschieden, ten raadhuize, Zaturdag den 18 No
vember 1871des namiddags ten één ure.
Goes, den 17 October 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES her
inneren de ingezetenen aan de bepalingen van art. 27 en
42 der wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad no. 4) omtrent
de SUPPLETOIRE AANGIFTE voor de PERSONELE BE
LASTING, volgens welke een ieder, die door uitbreiding,
vermeerdering, verwisseling of het aanschaffen van belas
ting-voorwerpen der grondslagen van het personeel, komt
te vallen onaer toepassing van een nieuwen of verhoogden
aanslag in den loop des dienstjaars, verpligt is, alvorens
en naar gelang der omstandigheden en op de boete, bij
art. 35 en 39 vastgesteld, tot het indienen van behoorlijke
aangifte deswege, in voege als bij art. 30 der wet is vo'or-
feschreven, kunnende daarvoor een biljet ter invulling
ij den lieer ontvanger der belasting worden afgehaald.
Goes, den 21 October 1871-
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H A R T M A N.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren-
fen bij dezen ter kennis van een ieder die het aangaat dat
e gemeenteraad in zijne openbare vergadering van den 20
dezer heeft vastgesteld de suppletoire kohieren van den
voor deze gemeente over den jare 1871, en dat genoemde
kohieren andermaal ter lezing zullen liggen ter secretarie
dezer gemeente van Maandag den 23 dezer tot en met Dings
dag den 31 daaraanvolgende, van des voormiddags negen tot
des namiddags twee ure, alsmede dat ieder aangeslagene
binnen dien tijd tegen zijnen aanslag bij heeren gedepu
teerde staten in beroep kan komen.
Goes, den 21 October 1871.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN
De Secretaris,
HARTMAN.
DE TWEEDE KAMER EN HET VOLK.
In een tijd als deze, waarin weder de lands
zaken dikwijls bij meerderheid van stemmen moe
ten beregt worden, dringt zich meer dan anders
de vraag op den voorgrond, of de tweede kamer
in hare verhouding tot het volk wel zuiver is.
Het volk wij geven het toe 't is een vage
uitdrukking; maar een parlement zal dan toch
wel de gansche natie moeten vertegenwoordigen,
al wordt ook slechts een klein, een zeer klein
gedeelte dier natie waardig geacht zijn vertegen
woordigers aan te wijzen.
En ook al sluit een geldkieswet de stembus
voor duizenden bevoegde staatsburgers toch
zou daarom de verhouding tusschen kamer en
volk eene geheel andere kunnen wezen dan thans.
Die verhouding toch is grootendeels te kenschetsen
door onverschilligheid, 't Is waar, de massa des
volks is niet ontwikkeld genoeg, heeft te weinig
begrip van het zamenstel der constitutionele staats
machine, om belangstelling te kunnen gevoelen
maar ook onder het meer beschaafde gedeelte
der natie, onder kiezers zelfs, worden de hande
lingen der Staten-generaal met bitter weinig be
langstelling gevolgd. In een woord, de vertegen
woordiging des volks is niet populair.
Wij achten dit een geducht gebrek; uit die
zekere minachting voor de handelingen der wet-
^gevende magt kunnen groote nadeelen voortsprui
ten voor ons constitutioneel leven, vooral thans,
nu zekere partijen haar werk er van maken om
het volk te vleijen. Kou men slechts wijzen op
hervormingen door de volksvertegenwoordiging
tot stand gebragt maar helaas, èn regtwezen,
èn financiën, èn verdediging 'twas sinds jaren
reeds bekend dat die allen moesten hervormd
worden en het blijkt thans dat millioenen
zijn besteed en duizenden redevoeringen gehouden,
zonder ons een stap verder te brengen.
De woede om lange debatten te houden ver
driet het volk. De Tweede Kamer zal dus eerstens
hare wijze van werken, otnslagtig als zij is, zoo
spoedig mogelijk moeten veranderen. Maar dit
zal niet genoeg zijn. Het algemeen belang zal
niet zoo ten achteren mogen blijven aan onze
inheemsche partijtwisten.
Men houdt bijv. een lang en nutteloos debat over
eene troonrede, over welker onbeduidendheid allen
het eens waren.
De heeren der oppositie konden zich echter het ge
noegen niet ontzeggen, nog eens een dag zoek te bren
gen met redeneren tegen het liberalisme. Natuur
lijk kwam het onderwijswapen uit het tuighuis.
Wij weten het allen met overgroote meerder
heid, met 63 legen 5 stemmen, besliste de kamer
dat men den koning geen wensch tot herziening
der onderwijswet zou voorleggen. Niet omdat de
conservatieve en ultramontaansche kamerleden
voorstanders zijn vau openbaarneutraallager
onderwijs, maar, zooals zij dan ook zeiven zeiden,
omdat zij het laterbij de behandeling der be
grooting, gepaster vonden. Die geheele discussie
heeft dus nergens toegeleidwij kunnen bij de
behandeling van hoofdstuk V, nog eens en dan wat
uitvoerigerde geheele geschiedenis zien herhalen.
Troostrijke gedachte! Zou men op zulk een wijze
de verhouding tusschen het volk en zijne verte
genwoordigers beteren Wij gelooven het niet.
Hatelijke debatten leiden tot hatelijke oordeel
vellingen. Dit heeft b. v. de discussie waarvan
wij hoven spraken reeds voldingend bewezen. De
allercliristelijkste courant in Nederland, de Heraut,
de vurige tegenstander van het goddelooze staats
onderwijs, liet tengevolge van de neerlaag der
heeren Saaijmans Vader, van Loonvan Wassenaer
Hoffmann en van Zuijlen, deze woeste oorlogskreet
hooren /,De Tweede Kamer heeft zich zelve onbe
voegd en ongeschikt verklaardom de hoogere
zedelijke belangen des volks te beoordeelen laat
staan te beschermen. Gewrocht eener partijzuch-
tige minderheiddie door kunstig spel den titel
van Volksvertegenwoordiging wist te rooven, staat
ze van nu aan in naam der natie legen de natie.
Kamer en volk zijn van nu aan twee. „Tegen
de Kamer voor Vorst en volk en vaderland" is
de leus, door haar zelve ons op de lippen gelegd."
Wij vragen of zulke debatten en zulke partij-
zieke beschouwingen niet bijzonder veel aanleiding
geven om de natie te vervreemden van hare ver
tegenwoordigers
En niet alleen dat men zich bij vraagstukken
van zedelijk gewigt in beschouwingen vermeit
men debuteert en houdt persoonlijke twisten
zelfs waar het betreft een stoomvaart! Drie dagen
lang heeft men, laat ons eerlijk zijn, plaatselijke
jaloezie zien kampen tegen een der degelijkste
en meest practische voorstellen die ooit in de
Tweede Kamer zijn behandeld. Schooner gelegen
heid voor die kamer om hare populariteit te her
winnen ware er niet. Een voorstel dat in het
belang van geheel het land was uitgegaan van
de kamer zelve! helaas, zij is voorhij, die
gelegenheid en de vertegenwoordigers des lands
stortten zich onverwijld in de discussie over de
Indische begrooting, het land verwonderd latende,
dat men de groote belangen des lands onder zulk
een vloed van woorden kon verdrinken.
Mogt dit anders worden Geen lid der kamer
behoeft stommetje te spelenieder heeft in de sec
tien gelegenheid le over zijne meening kenbaar te
maken men geve ons dan ten minste in de open
bare vergaderingen flinke adviezen, zaakrijke be-
toogen en degelijke debatten. De verhouding tus
schen kamer en natie zou er zeker hij winnen.
II.
In ons vorig artikel hebben wij, met de wet in de
hand, aangetoond dat de openbare school de dooi
de wet gewilde en voor ieder toegankelijke school is.
Nogtans wordt ook de bijzondere school toegelaten.
Er is gelegenheid gegeven aan lien die van de
staatsschool geen gebruik wenschen te maken, voor
zich zeiven de weelde te verkiezen eene afzonderlijke
^chool te hebben.
Die dit laatste verkiezen moeten echter zelf de kos
ten betalen. Doch bij die vrijheid doet jhr. Pompe
nu nog den eischgelijk regt voor de bijzondere als
voor de staatsschool. Waarom?
Omdat de voorstanders van de bijzondere school,
zooals zij zeggen de godsdienstige ontwikkeling op
de school willen en de voorstanders der openbare
school dit niet willen. Blijkbaar heerseht er ver
warring tusschen onderwijs in godsdienst en godsdien
stige ontwikkeling. 'tZou geene geringe aanmatiging
zijn, wanneer de voorstanders der bijzondere' school
zich boven de wet en boven de voorstanders dei-
openbare school het monopolie van godsdienstige
ontwikkeling wilden toekennen. Zijn de bewijzen
daarvan in de leerlingen der bijzondere scholen te
vinden
Men doe allereerst de vraag: „wat is godsdienstige
ontwikkeling" Is reeds niet het ouderwijszooals
dit in de wet is aangegeven, opleiding tot godsdien
stige ontwikkeling en tot christelijke deugden
Het is toch een erkend feit dat ondeugd en mis
daad in verband staan tot onkunde. v
Uit een verslag over de regtspleging in Frankrijk
in 1867 blijkt o. a. dat van 100 misdadigers niet meer
dan een derde konden lezen en dat de overige zoo
gebrekkig konden lezen en schrijven, dat zij geen nut
konden trekken van het weinige dat zij wisten en
wel zoo dat men veilig kan aannemen dat 4/s der
veroordeelden bijna volkomen onkundig waren.
Omtrent het gevolg van liet onderwijs lezen wij in
het Weekblad voor Onderwijs ook nog het volgende
„Opleiding tot godsdienst kan en moet elke school
geven, zonder van godsdienst te spreken, doordien zij
de discipels aan getrouwe pligtsbetrachting gewent
hetgeen hen vatbaar maakt voor de verheven indruk
ken, die liet godsdienstonderwijs kan en moet geven.
Die weet wat zijn pligt is, en gevoelt, dat hij vaak
te kort schiet, zal met meer belangstelling naar gods
dienstonderwijs luisteren dan hij, die in het wild is
opgegroeid."
Dit is de taak van de school, doch deze taak wordt
het best vervuld zonder van den godsdienst te spre
ken. Er is zelfs gevaar voor, dat wanneer de gods
dienst op de school onderwezen wordt,, de godsdien
stigheid der kinderen er niet bij winnen zalalthans
Voltaire en Giobert waren op jezuilenscholen opge
voed en in Duitschland, waar Religion op alle scho
len geleerd wordtstaan de kerken leeg. En geen
wonderwant eene verzadigde ziel vertrapt het
honigzeem, zeide reeds Salomo, en die in zijne jeugd
te veel met godsdienst geplaagd wordt, krijgt er iets
tegen en maakt er zich van los zoodra hij kan."
Deze opmerking moet niet ligt worden geschat,
want behalve die te vroege verzadigdheid, gevolgd
door latere uitspatting en walging, zal men ook zeer
dikwijls schijnheiligheid of dweepzucht aankweeken.
Ouders die b. v. hunne kinderen, zelfs al preekt
er een moderne dominé, bij wien die ouders zeiven
niet gaarne ter kerk zouden gaan, naar de kerk
zenden (soms alleen orn er eens van af te wezen),
zullen ondervinden, dat die kinderen op later leef
tijd, als zij meer behoefte aan de kerk hebben,
lieyer niet naar de kerk gaan.
Als die kinderen jongelingen en jonge meisjes zijn
geworden en ze!f een willetje gaan krijgen, dan ver
heffen zij er zich op niet meer naar de kerk te
moeten en juist in de gevaarlijkste jaren des levens
wordt het kerkgaan als een hallast ter zijde gesteld.
Soms zelfs wordt een kind tot straf naar de kerk
gezonden en juist al dat opdringen van godsdienst
in de prille jeugd heeft liet gevolg dat op later
leeftijd geen lust, geen prikkel bestaat tot beoefening
der ware godsdienst.
Nog een ander bezwaar tegen het geven van on
derwijs in den Godsdienst op de school vinden wij
in dat blad, dat mede niet van gewigt is ontbloot:
„Men wil, dat de schoolmeesters godsdienst zul
len onderwijzen. Waarvoor dienen dan de geeste
lijken? Elke kerk heeft hare godsdienstleeraars, die
met veel arbeid en kosten voor hun vak worden
opgeleid. Zijn die mannen voor hunne taak niet
voldoendedan ligt dit aan hen, niet aan de school
meesters. Ik zeg nu geenszins, dat de geestelijken
hunnen pligt verzuimen, maar ik zeg, dat die men-
schen, die oordeelen, dat er meer godsdienst-onder
wijs moest gegeven worden, zich moeten aanmelden
waar het behoort, bij de personen die daarvoor zijn
aangesteld, d. i. bij de geestelijken. Het is onbillijk
de schoolmeesters aan te klagen, wanneer men den
arbeid der geestelijken onvoldoende vindt. Die over
de school ontevreden is, beschuldigt niet den dominé
of pastoor maar den meester. Zoo moet ook hij,
die over de godsdienst kennis der kinderen ontevré
den is, den dominé of pastoor beschuldigen, maa?
niet den schoolmeester.