19
de nadere inlichting van het bestuurdat vaak eene schijnhaav
geringe reparatie, wanneer die eenmaal ondernomen wasgrootere
niet te voorziene uitgaven ten gevolge had. Dit toch moet een
algemeen bekend verschijnsel geacht worden bij reparatie van bouw
vallige gebouwen.
„De uitgaven ten behoeve der gealimenteerden in het Gasthuis,
bij art. 12 der begrooting geraamd op 8198. hebben in wer
kelijkheid bedragen ƒ9032,89 of ƒ531,89 meer dan de raming.
Deze meerdere uitgaaf wordt veroorzaakt waar de uitgaven
voor brood ƒ41,50, voor aard-, boom- en peulvruchten 143,62
voor gort, rijst en kruidenierswaren 83,675 minder hebben be
dragen dan geraamd was door eene meerdere uitgaaf voor
vleesch en visch ad 504,14% voor brandstof en licht ad ƒ159,035,
voor melk, boter en kaas ad 129,48, voor zeep, soda en
azijn ad 11,03.
„Ofschoon ook deze overschrijding had kunnen voorkomen wor
den door eene ruimere begrooting, waarbij op alle eventualiteiten
was gelet, acht uwe commissie de daarvoor door het bestuur aan.
gegeven oorzaak allezins begrijpelijk. Volgens het bestuur toch
vindt die meerdere uitgaaf voor vleesch, zijn oorzaak in het bui
tengewoon groot aantal ziektegevallen die zich in het Gasthuis
voordeden, wat tengevolge had, dat gedurende de ongesteldheid aan
deze personen 7 maal 's weeks vleesch werd verstrekt in plaats van
2 maal, zoo als gewoonlijk geschiedt. Daarbij komt dat de aan
koop van 2 varkens, in plaats van 340, zooals bij de begrooting
was geraamd, door de meerdere duurte van het spek en de meer
dere zwaarte der varkens dan geschat was, eene uitgaaf vereisclite
van 430.
„De meerdere uitgaaf voor brandstoffen werd kennelijk veroor
zaakt, zoo door een meerderen inkoop van 220 ton korte turf dan
geraamd was, benoodigd, zoowel voor brandstof als voor meerder
benoodigde turfkolen voor de stoven van vele oude en gebrekkige
gealimenteerden als door de veel hoogere dan geraamde prijs der
Ruhrkolen. Werden deze bij de begrooting beraamd op 70 cent,
blijkens gespecificeerde rekening van den heer J. Kooman, behoo-
rende bij mandaat n°. 118, was de inkoopsprijs niet minder dan
875 cent of 25 boven de raming.
„Ook de prijs van de benoodigde boter, die bij de begrooting ge
raamd was op 1,25 per kilogram, bedroeg in werkelijkheid 1,30,
terwijl daarbij 1400 kilogrammen noodig bleken waarschijnlijk
ook, tengevolge van het meer dan gewoon aantal ziiken, in plaats
van 1365, zooals geraamd was.