W K 17 Vervolgens verzoekt de Voorzitter den heer jhr. mr. Pompe van Meerdervoort, als voorzitter der finaiitieelé commissiein wier handen de stukken gesteld zijn, het rapport dier commissie te wil len voorlezen. Dit rapportdd. 9 October luidt als völgt „De finantièele commissie uit den gemeenteraad te Goes, heeft de eer te berigten, dat na naauwkeurig onderzoek van den door het bestuur van het Gasthuis, ter opheldering van deszelfs verzoek tot magtiging om de rekening en verantwoording van het door hetzelve over 1870 gevoerd beheer te doen sluiten met eèn kwaad slot van „vermoedelijk 1050'' voorloopig overgelegden spe- cifieken staat van ontvangsten en uitgaven Over 1870, haar is ge bleken dat volgens dien specifieken staat de ontvangeue pachten 5,71 en de ontvangeue vergoedingen en kostgelden 70,72s minder hebben bedragen danj bij de begrooting voor dat jaar ge raamd was. Dat daarentegen aan rente 11,25 meer ontvangen is dan bij die begrooting geraamd is, zoodat de ontvangsten dier administratie 65,185 zijn gebleven beneden de raming bij de be grooting. „De op dien specifieken staat verantwoordde uitgaven werden door uwe commissie alle bevondeu overeenkomstig de tot staving daarvan overgelegde quitantien, „Zooals echter reeds door burg. en wethf. is opgemerkt, is ook aan uwe commissie gebleken, dat de werkelijke uitgaven, ten be hoeve van verschillende onderdeelen dier administratie, de daar voor bij de begrooting geraamde en toegestane sommen aanmerke lijk en wel tot een gezamelijk bedrag van ƒ1102,35 hebben oveï- schreden. „Ter appreciatie van dit feit acht uwé commissie het onontbeer lijk post voor post na te gaan, waar dit het geval is geweest, en tevens de oorzaken mede te deelen die daartoe geleid hebben. Te vens meent uwe commissie te mogen opmerken, dat zij, ofschoon instemmende met burg. en weth., dat het onder gewone omstan digheden niet van diligentie zoude getuigen, wanneer zulk een ongunstige toestand eener rekenpligtige administratieeerst zoo eruimen tijd na het sluiten van het dienstjaar, daarvan kennis geeft, dit in casu meer begrijpelijk is, tengevolge van het overlij den van den vroegeren, en het eerst in April aanvaarden zijner betrekking door den tegenwoordigen secretaris. „Wat de afzonderlijke artikelen betreft der begrooting die over schreden zijn, blijkt uit den specifieken staat al dadelijk, dat, waar onder artikel 8 bij de begrooting als eerste post van uitgaaf voor

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 5