32
was, het eindcijfer der begrooting bedroeg 11709,61s, zoodat
de raming over dit jaar ruim 280,meer was dan in 1868
en ongeveer f 48,meer dan in 1869.
„Van eene lagere raming, dan in de twee voorafgaande jaren
kan dus geene sprake zijn.
„En toch hebben wij, ofschoon met conscïentieuse naauwgezet-
heid daarnaar gezocht hebbende, geene oorzaken kunnen vinden voor
do aanzienlijke overschrijding dier begrooting ad ruim/ 1100,
„De daarvoor aangegevene hoofdoorzaken
meerdere bevolking
en
grooter getal zieken
bestaan niet, zooals wij met cijfers uit authentieke bescheiden heb
ben aangetoond, terwijl de hoogere inkoopsprijs van sommige
artikelen ruimschoots gedekt worden door de uitsparing van andere.
„Het tekort op de dienst van 1870 is en blijft ons dus een
raadsel, welks oplossing wij naar eed en pligt moeten vorderen.
„Aan het einde van haar rapport wordt door de finantiëele com
missie geadviseerd en voorgesteld, om het verzoek van het bestuur
van het Gasthuis intewilligen, strekkende om hetzelve te magti-
gen tot het overbrengen in de rekening van 1870 van de boven
de begrooting gedane uitgaven en zij adviseert alzóó met verwij
zing naar de raadsbesluiten van 26 Julij 1867 en 15 April 1868,
bij welke voor het tekort op de dienst van 1866 ad ƒ632,43
en vau 1867 ad 426,605 gelijke magtigiug was verleend.
„Maar die vingerwijzing, mijne heeren! druischt aan tegen de
comptabele geschiedenis van het Gasthuis vóór 1868 en is na
1867 misplaatst.
„Wij achten het van belang dit ten slotte nog met een woord
aantetoonen.
„Vóór 1868 werd op verre na niet door de armbesturen in
Goes en elders voor de verpleegden in het Gasthuis vergoed, wat
deze aan die instelling kosttenen het natuurlijk gevolg daar
van was, dat de rekeningen van dat gesticht over 1867 en vroe
gere dienstjaren telken jare met een kwaad saldo sloten en sluiten
moesten, niettegenstaande het subsidie uit de gemeentekas jaar op
jaar hooger werd opgevoerd.
„In het begin van September 1867 kwam van het bestuur van
het Gasthuis bij ons in de begrooting voor het dienstjaar 1868,
waarbij tot sluiting met de uitgaven, eene subsidie uit de ge
meentekas werd voorgedragen van 32 7 2,255,
„In handen gesteld der finantiëele commissie, destijds bestaande