31
van het dienstdoend personeel gerekend is:
„In de memorie van toelichting op de begrooting van 1870
en van alle vroegere jaren wordt woordelijk op art. 12 het na
volgende gelezen
„„Om de suppoosten dagelijks, de zieken zooveel noodig en de
gezonden tweemaal per week vleesch te verstrekkenwordt ge
middeld berekend noodig te zijn 26 pond rund- en kalfvleeseh
per persoon, makende voor 78 personen (zijnde het gemiddeld
getal verpleegden met inbegrip der suppoosten) 2028 pond.""
„Wij achten het alzoo overbodig bij deze opmerking langer
stil te staan.
„De finantiëele commissie meent, blijkens haar rapport, dat
de overschrijding der begrooting in het dienstjaar 1870 alleenlijk
te wijten is aan het lofwaardig streven van het bestuur van het
Gasthuis, om, met het oog op de finantiëele omstandigheden, de
begrooting zoo laag mogelijk te ramen en daarop alleenlijk uit-
tetrekken de hoogst noodige, onvermijdelijke uitgaven.
„Ook wij noemen zulk een streven in 't algemeen zeer lofwaar
dig, mits men er ook naar streve zoodanig te beheeren, dat men
blijve binnen de grenzen der begrooting. Doet men dit niet, over
schrijdt men die aanzienlijk, dan noemen wij zulk eene handelwijze
zeer afkeurenswaardigomdat die noodwendig leiden moet tot
bittere teleurstelling en schroomelijke verwarring.
„Ook achten wij het oogenblik niet gelukkig gekozen, om eene
zekere deernis met het gemeente-finantiewezen voortespiegelen juist
in het tijdperk, dat door het bestuur van het gasthuis is gevraagd
en door dezen raad gevoteerd eene vrij aanzienlijke buitengewone
bijdrage tot daarstelling van een bad-locaal.
„Maar daarenboven, mijne heerenkunnen wij ons met die mee
ning der finantiëele commissie volstrekt niet vereenigen, om deze
eenvoudige reden, dat het eindcijfer der begrooting voor 1870
gelijk is aan dat van de jaren 1868 en 1869, en de huishoudelijke
uitgaven voor dat gesticht niet lager zijn geraamd in 1870, dan
in de beide voorafgaande jaren.
„In 1868 bedroeg het eindcijfer der begrooting 12060,45
„Hiervan afgetrokken het daarbij berekend kwaad
slot van rekening over 1866 ad632,43
„dan blijft voor dienst 1868 11428,02
„In 1869 bedroeg het eindcijfer12088,12
„Waaraf het kwaad saldo over 1867 ad - 426,60s
„blijft voor dienst 1869 11661,51s
„Terwijl voor 1870, in welk jaar geen uadeelig saldo te dekken