26 cveumin als wij bezwaar hadden in de uitgaven der meerdere waterpenningen en de kosten voor de inspectie der landerijen. „Wij achten de laatste integendeel met de commissie zeer doel matig; alleenlijk merkten wij uit een administratief oogpunt op, dat voor die beide posten reeds sedert lang af- en overschrij ving had kunnen en behooren gevraagd te worden. „Ook willen wij niet urgeren den post van 42,voor de 10 maaltjjds registers, die wij gaarne aan eene vergissing toe schrijven, ofschoon het ons blijft bevreemden, dat die vergissing kon plaats hebben in een dienstjaar dat een tekort van ruim 1100,oplevert; terwijl wij ons allerminst kunnen neder- leggen bij de verontschuldigingen van het bestuur, dat nu die 42,in 1870 zijn uitgegeven, die uitgaaf in 1872 niet meer noodig is. Zulk eene stelling noemen wij eene administratieve ketterij. Ook is ons de redenering der fin. commissie nopens de begrooting ten respecte van dezen post niet duidelijk, om de eenvoudige reden, dat die post niet behoorde in de begrooting voor 1870 (zooals zij daarin ook niet gevonden wordt) maar in de begrooting voor 1872, omdat die registers eerst in dat dienstjaar benoodigd waren. „Doch alle deze posten zijn van meer ondergeschikt belang. „Het komt voornamelijk aan op de uitgaafposten der begrooting voor het dienstjaar 1870, volgnummer 2, Gewoon onderhoud der eigendomwen, begroot op 600, „Volgnommer 12, Bedeelingen in geld, brood, brandstof enz. voor de gealimenteerden in het Gasthuis, begroot op 8498, „en volgnommer 14 Medicijnen en ververschingen van zieken, begroot op 545, „Bij ieder dezer posten moeten wij nog kortelijk stilstaan. „Ad. 1. Onderhoud der gebouwen. „Daarvoor is uitgegeven 898,73 en f 298,73 of bijna 50% meer dan bij de begrooting was toegestaan. „Het bestuur van het j gasthuis en de fin. commissie veront schuldigen die overschrijding door te wijzen op de bouwvalligheid van het gesticht. „Ook wij hebben vele gemeente-gebouwen te onderhouden, en daaronder ook vele oude en bouwvallige; wij weten dus bij onderbinding, dat eene voorziene reparatie vaak tot eene onvoor ziene aanleiding geeft en dus tot eene grootere uitgaaf, dan aan vankelijk geraamd was, maar nooit hebben toch die onvoorziene> die toevallige reparatien de geraamde som met ongeveer de helft of 50 doen overschrijden; daarvan bestaat in de gemeente-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 14