1871. JV? 77. ¥rijdag 29 September. 58"te jaargang.
courant.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1G regels a 1,
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenselit opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan liet bureau bezorgd zijn.
POSTEKIJEN.
De DIRECTEUR van liet Postkantoor te Goes
brengt ter kennisse van liet publiekdat te reke
nen van af 1 Octoberhet vertrek der Diligence
naar Middelburg zal plaats vinden
des morgens ten 7 uur, des avonds ten 3 uur.
De brieven hiermede te verzenden, moeten in de bus
bezoigd zijn des morgeus ten 6 uur 30 minuten,
des avonds ten 2 uur 30 min.
Gons, 28 September 1871.
I)e Directeur van bet Postkantoor te Goes,
MEIJLINK.
Wij deelen hieronder onveranderd mede:
liet plan van burg. en wcth. alhier lot con
versie der Gemeenteschuld van Goes in verband
met het verkrijgen van de fondsen voor de uit
voering van. noodzakelijke werken.
Ingediend hl de raadsvergadering van 19 Sept. jl.
Aan
den Raad der Gemeente Goes.
Mijne Heeren
De tijdelijk minder gunstige toestand van de
finantien onzer gemeente heeft sints lang een on
derwerp van ernstige overweging bij ons collegie
uitgemaakt, en dit in den laatsten tijd te meer,
omdat wij, door gebrek aan beschikbare fondsen,
verhinderd werden, aan uwe vergadering voor
stellen te doen tot uitvoering van zeer noodza
kelijke werken.
iJe vergrooting der koopmansbeurseene dringende
behoefte, zoo ais iederen Diugsdag blijkt, is sedert
meerdere jaren, een memorie-post op de begrooting.
Voor de verbetering van het straten-plaveisel kan
slechts eene kleine, bijna niet noemenswaardige
som worden uitgetrokken.
De oprïgting van een lijkenhuis op of nabij de be
graafplaats, boe gewensclit, en door den wetgever
(wet van 10 April 1S69 stbl. no. 05) als aan
wezig verondersteld, moet steeds naar later wor
den verschoven.
liet stelsel van verbeterde riolering, al of niet in
verband met liet door de commissie ad hoe ont
worpen plan der verbeterde inzameling van fsecale
Y stoffen en kunstmatige mestbereiding, blijft, waar
liet reeds lang was, t. w. en portefeuille.
Op de aan Uwe vergadering ingediende begroo
ting voor 1S72 zijn dan ook al de posten der
2<' afdeeling van Hoofdstuk lil voor Memorie moe
ten worden uitgetrokken niettegenstaande de
noodzakelijkheid der uilvoering van de daarin
omschreven werken wel geen betoog zal behoeven.
Een en ander deed ons op middelen bedacht
zijn, om daarin te voorzien. Eene geldleening
tegen rente en jaarlijksche aflossing, een mid
del dat voor de hand ligt en steeds werd te
baat genomen, belooft, vooral met het oog op
de laatst aangegane leeningen, weinig of geene
réussite. Sedert het voorjaar van 1870 bestaat
echter te Amsterdam eene Maatschappij, die aan
gewesten, genieenten en waterschappen, geld ver
strekt op annuïteit in 68 jaren. Door de vol
doening der renten ad 5 van liet te leenen
kapitaal, gedurende gemeld tijdvak, voldoet de
leener aan al zijne verpligtingen tegenover de
Maatschappij en is de schuld na verloop van dat
tijdvak geheel gedelgd.
Wij meenden dat eene leening op die grond
slagen niet te verwerpen was, doch waren tevens
van oordeel, dat aan zoodanige leening een ander
plan kon verhonden worden, te wetenvan con
versie der nieuwe gemeentescluild.
Behalve de schuldbrieven toch, die van onze
vaderen op ons zijn overgegaan, en wier atlossing
geschiedt overeenkomstig het plan, vastgesteld bij
besluit van den gemeenteraad, dd. 1 April 1853,
is de gemeente bezwaard met een schuldenlast,
die op de begrooting voor 1S72 eene som van
p. m. 60090.bedraagt, en waarvan f 3000.
rente moet voldaan worden.
De noodzakelijke werken, waarvan wij hiervo-
ren gewaagden, zullen, volgens door den Bouw
meester opgemaakte begrooting, ruim 40000.
kosten.
Indien nu met de Maatschappij voor gemeente
krediet eene leeuiirg van 100.000 werd aange
gaan, zou de nieuwe schuld daardoor afgelost en
de noodzakelijke werken uitgevoerd kunnen worden.
Wij maken onderscheid tusscheti de oude (zoo
genaamd gevestigde) schuld en de nieuwe (die der
geldleeningen van 1865, 1806 en 1S09.) De hou
ders der obligatien van de eerste zijn niet verpligt
tot aflossing, en al had de gemeente nog zoovele
fondsen, zij zou deze daartoe niet kunnen dwingen.
Daarom geschiedt dan ook jaarlijks eene uitnoo-
diging bij publicatie, om, indien zij genegen zijn,
hunne obligatien in de uitloting te doen deelen,
daarvan door aangifte te doen blijken. Iets anders
is liet met de houders der pieuwe schuldbrieven.
De gemeente heeft tegenover deze liet regt, ieder
oogeublik, als zij daartoe in staat is, liet geleende
geld terug te geven en aizoo de schuldbrieven
iutewisselen.
Door de leening met de Maatschappij voor ge-
meente-crediet zou dus de nieuwe schuld, die
thans in drie onderscheidene leeningen is gevestigd,
plus de kosten der noodzakelijke openbare werken,
in céne schuld geconverteerd worden.
Het voordeel van zoodanige conversie behoeft,
in ons oog, geen betoog. Terwijl de stand onzer
selnild op dit oogenblik zoodanig is, dat op de
begrooting voor 1872 voorkomt
aan rente2907.50
en aan atlossing- 2750.
tc zamen dus 5657.50
zou aan de Maatschappij voor gemeeiite-crediet
zelfs met inbegrip van liet meer te verkrijgen bed,rag
voor de openbare wérken, aan annuïteit slechts be
hoeven betaald te worden f 5000.'s jaars,
zijnde 5 rente van f 100.000. En zoo als wij
hoven zeiden, door de voïaoéning dier rente ge
durende 68, jaren is dan het kapitaal tevens afgelost.
Wij voorzien een tweetal bedenkingen en wil
len trachten die dadelijk te wederleggen.
Men zal mogelijk tegenwerpen, dat de gemeente
door eene leeuing, als wij bedoelen, gedurende 68
jaren met eene som van t 5000 wordt bezwaard,
terwijl bij de aflossing, zooals die nu geregeld is,
na 40 jaren de laatste termijn betaald wordt. Wij
erkennen de waarheid dier tegenwerping, maar,
behalve de vraag, of onze voorvaderen ook zoo i
over de zaak dachten welke vraag ontkennend
moet worden beantwoord, getuige de zooge
naamde gevestigde schuld, waaronder obligatien zijn
van 1621 moet men niet uit het oog verliezen,
dat de leeningen 1865, 1866 en 1869, zoowel als
de gelden die wij wenschten optenemen, gestrekt
hebben en zullen strekken voor werken, waarvan
liet volgende geslacht evenveel, ja meer genot
zal hebben dan liet thans levende. Het valt
zelfs niet te ontkennen, dat liet onbillijk is om
lien, die thans leven, dat wil zeggen, die slechts
de op-of inrigtiug en den eersten toestand der wer
ken enz. zien, te bezwaren met de algeheele
kosten. Van de Hoogere Burgerschool h. v., van
de goede inrigfing der overige scholen, van de
vergrootte Korenbeurs, uitbreiding der stad en
tal van verdere verbeteringen, welke blijvende
waarde hebben, zullen de vruchten eerst latei-
gekend en naar wij hopen gewaardeerd worden,
beter dan dit thans het geval is.
Tegenover de schuld, die wij nu nog aflossen
en die in 1890 geheel gedelgd zal zijn, doch meer
dan 2S eeuw oud is, noemen wij het geene on-
regtvaardigheid, de gemeente te verbinden om ge
durende 68 jaren eeue vaste som te moeten vol
doen, tot delging eener schuld, aangegaan om de
administratie en comptabiliteit op een goeden voet
te brengen en tevens nuttige en noodzakelijke
werken uit te voeren.
De tweede bedenking, die mogelijk gemaakt zou
wordenisnaar ons oordeel de vaste som, die
als annuïteit door de maatschappij gevorderd wordt
eii die na eenigen tijd hooger zal zijn en telkens
liooger zal worden, dan de aflossing en rente eener
gewone leening bedraagt. 1) Oogenscliijnlijk bevat
ook deze bedenking waarheiddoch meer dan
schijn is het niet.
1) Dut wil niet zeggendat er meer dan f 5000,per
jaar moet worden betaald; die som blijft altijd gedurende
de GS jaar even hoog; maar dat bij eene gewone, als tot
hiertoe gevolgde leening, naar mate er termijnen van af
lossing zijn verstreken, de interest natuurlijk minder wordt
vatl het nog af te lossen bedrag. Ilot verschil tusschen 5000,
bij annuïteit en de jaarl. aflossing e*n interest eener gewone
leening wordt dus jaarlijks grootèr. flled)
Wij zijn in staat., eene berekening aan uwe ver
gadering over te leggen, geheel gebaseerd op den
toestand onzer gemeente. Daaruit blijkt het groote
voordeeldat eene leening bij de Maatschappij
hoven eene leening met aflossing oplevert. Aan
gezien wij dit stuk bij ons voorstel voegen, ont
houden wij ons van verdere bespreking van dit
argument en vertrouwendat het aangevoerde
voldoende zal zijn om ook deze bedenking te we
derleggen. 2)
Wij waren dan ook van het nuttige der leening
bij de Maatschappij zoodanig overtuigd dat wij
voorshands met liet bestuur der Maatschappij in
correspondentie zijn getreden ten einde de we
tenschap te erlangen, of, indien uwe vergadering
onze zienswijze deeltde leening werkelijk zou
kunnen gesloten worden.
Tot ons genoegen mogten wij liet berigt ont
vangen, dat de raad van toezigt der Maatschappij,
na uaauwkeurig den finantieelen toestand onzer
gemeente te hebben onderzocht, geene bezwaren
heeft, doch bereid is de gevraagde gelden te ver
schaffen.
Wij zullen de som van f 100,000 kunnen er
langen, minus de in de statuten als voorwaarde
gestelde deelneming in liet kapitaal der Maat
schappij zijnde pandbrieven tot een bedrag van
5 der gevraagde som.
Van een en ander geven wij de meest gewenschte
inlichtingen, zoo door overlegging der circulaires
die liet bestuur der Maatschappij bij hare oprig-
ting uitvaardigde, als van de correspondentie, die
wij met dat bestuur gevoerd hebben.
Uit overweging dat uwe vergadering onze ziens
wijze deelt, doen wij dan ook met volle vrijmoe
digheid liet voorstel, om te besluiten, ons te mag -
tigen, eene leening bij de Maatschappij voor ge
meente erediet aan te gaan tot een bedrag van
f 100,000 onder de gewone voorwaarden in de
statuten der Maatschappij vermeld, ten einde
niet die gelden af te lossen het nog resterende
der geldleeningen van 1865, 1866 en 1869, als
mede te doen uitvoeren de werken op de begrooting
van den Bouwmeester vermeld.
Het tijdstip der geldleening stellen wij UEd.A.
voor te bepalen op 15 Februarij 1872, zijnde dit
liet tijdstip, waarop de termijn der annuïteit be
gint te loopen, en welk tijdstip ons, met het oog
op de te erlangen goedkeuring van Heeren Ged.
Staten, en hij réussite, op de voorbereiding tot de
uit te voeren werken, zeer geschikt voorkomt.
Gons, den 9 September 1871.
Burgemeester en Wethouders vail Goes,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H A R. T M A N.
2) Het bedoelde stuk seven wii in een volgend nummer.
(Ked.)
BINMENLAftiDSCHE BERIGTEN.
GOES, 28 September 1871.
(Per telegraaf.) Bij de Tweede kamer zijn ingekomen
verschillende wetsontwerpen waaronder dat tot vervanging-
van eenige artikelen in het wetboek van stratïegt over
de vereenigingen van werklieden; dat tot invoering eener
algeraeene belasting op de inkomsten ter vervanging van
het patentregt enz.; dat tot afkoopbaarsteiling der tienden,
en dat op de vuur-, ton- en bakengelden.
Tot rapporteurs over het ontwerp tot beteugeling van
besmettelijke ziekten zijn benoemd de heeren liotubach,
Wintgens, Pijls, Wasterhojf en van Delden.
Het Handelsblad van Antwerpen verneemt uit
goede bron, dat kouiug Willem der Nederlanden
een brief heeft geschreven aan koning Leopold 11,
om dezen zijn hartelijken dauk te zeggen voor
liet goed onthaal dat de Nederlanders in België
hebben genoten, toen zij het gebeente der gesneu
velden van 1832 te Antwerpen hebben afgehaald.
De brief draagt een bijzonder vriendschappelijk ka
rakter.
Gisteren is bij den heer burgemeester dezer ge
meeute een antwoord ontvangen op zijne aauvrao-e
om vernietiging der oordeelvelling van den raad
omtrent de toelating der meisjes tot de lessen der
Hoogere Burgerschool. Naar wij vernemen moet
de Minister van Staat cn var. Binneulaudsche Zaken
verklaard hebben dat er zijns inziens geen grond
voor die vernietiging bestaat.