1871. JW 74. Dingsdag 19 September. 58s,e jaargang.
BIJ DIT NOMMER BEHOORT EEN BIJBLAD.
BEKENDMAKINGEN
van het Gemeente-bestmir.
UiTLÜTIiYG OBLIGATIEiY.
Vei'lrek der OosHndische brievenmaal.
Naar aanleiding van het plan van jonkh.
P0MPE tot reorganisatie der Meisjesschool
alhier.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Dondebdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren
gen ter kennis der belanghebbenden, dat de, bij art. 9 van
net plan eener geldleening van 44,000,en bij art. 9 van
het plan eener geldleening van /T0,000,beiden ten laste
van deze gemeente, vastgesteld door den gemeenteraad het
eerste den 12 February 1866 en het tweede den 25 Fe
bruari/ 1869, bepaalde en bij bekendmaking van den 9 dezer
aangekondigde openbare uitloting van aandeelen in die
geldleeningenop heden ten raadhuize heeft plaats gehad,
en dat daarbij zijn uitgeloot van de eerstgenoemde leening
de nommers 44 en 56, en van de laatstgemelde het nom-
mer 20, welke uitgelootte obligatiëu in de maand Januarij
eerstkomende, ten kantore van den gemeente-ontvanger
zullen worden afgelost.
Goes, den 16 September 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. H. KAKEBEEKE, weth. L. B
De Secretaris
HARTMAN.
lf
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente GOES
brengen ter algemeene kennis der ingezetenen, dat d elijst
tier ingeschrevenen voor de dienst der brand
weer ter inzage van een ieder zal liggen, ter secretarie
der gemeente, van af Maandag den 18 tot en met Zaturdag
den 30 September a. s., dagelijks van des voormiddags 9
tot des namiddags 2 ure, en worden de belanghebbenden
uitgenoodigd, om, zoo hun eenige personen bekend zijn,
die daarop ontbreken of ten onregte gebragt zijn, daarvan
in diezelfde dagen aan hen opgave te doen.
Goes, den 16 September 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. H. KAKEBEEKE, weth. L. B.
De Secretaris.
11 A R T M A N.
POSTER IJEN.
Via TRIEST
Woensdag 20 September,
per eersten trein naar Roosendaal.
Via BRINDISI
Vrijdag 22 September,
per laatsten trein naar Roosendaal.
II.
Reeds herhaaldelijk hebben wij er op gewezen
dat het drijven van jonkh. Pompe en zijne partij,
in zake het onderwijs te dezer stede er toe leiden
zoudat meer degelijk onderwijs alleen voor de
meer gegoeden bereikbaar zou worden terwijl de
bedoeling der liberalen die door goedkoop onder
wijs juist de mindere standen willen ontwikkelen,
jammerlijk wordt miskend.
De partij van mr. Pompe toont belangstelling
in het onderwijs maar het is eeue belangstelling
welke leidt tot beperking tot belemmering in het
gebruik maken door de mindere standen.
Ligt dit reeds in den aard der zaak wanneer
men de meening voorstaat dat de kosten van het
onderwijs geheel door de gebruikers behooren
betaald te wordenmen kan bezwaarlijk een
meer afdoend bewijs voor onze bewering vinden
dan in het plan van jonkh. Pompe nopens de
meisjesschool.
De ontwerper geeft blijken van zeer wel te
weten wat door goed onderwijs moet worden ver
staan en dus ook de waarde er van te kennen.
Nu komt het ons voordatals men dat onder
wijs van algemeen belang en zelfs een on misbaar le
vensbeginsel" acht; als men de waarde van goed
onderwijs kentmen ook zou trachten ieder
mensch tot dat peil van ontwikkeling te brengen,
dat aan het algemeen belang bevorderlijk is en
het gehalte van ons volk verbetert.
Hieruit zou volgen dat het onderwijszoo niet
geheel kosteloosdan ten minste tegen een zeer
inatig schoolgeld werd verstrekt.
En toch brengt jonkh. Pompe in zijn plan voor
de meisjes-school, het schoolgeld van 3-3.op ge
middeld f 51.dus nog hooger dan aan de hoogere
^♦burgerschool alhier, welke eene inrigting is voor
■middelbaar onderwijs
Duidelijk wordt door dezefbepaling de schoone
aanhef van het ontwerp geheel vernietigd; een
onmisbaar levensbeginsel toch moet men niet duur
der maken maar goedkooperwijl men anders
dat //onmisbaar levensbeginsel" slechts voor de meer
gegoeden beschikbaar stelt en de mindere klassen
door gebrek aan dat levensbeginsel doet kwijnen.
Bovendien bewijst mr. pomi-e toch een gunst aan
de rijkeren het schoolgeld gebazeerd op 30 leer
lingen is nog, hoewel te hoog voor den middelstand,
te laag om de kosten der inrigting te dekken. Alleen
het onderwijzend personeel zou 2300.kosten,
eene berekening welke, bij de eischen die jonkh.
P. aan de onderwijzeressen steltwaarschijnlijk
te laag zal blijken.
Neemt men nu daarbij in aanmerking de overige
kosten der inrigting, onderhoud van het gebouw,
vuur, licht, enz., en dat er gerekend wordt op
30 leerlingen die ƒ51.ƒ1530.totaal be
talen dan begrijpt ieder dat er toch eene aan
zienlijke bijdrage van de gemeente wordt gevorderd
om aan 30 gegoede meisjes meer uitgebreid lager
onderwijs te geven.
't Valt dus al spoedig in het oog dat deze inrig
ting als zij alleen voor 30 gegoede meisjes moet
dienen, eigenlijk geheel zich zelve moest bedruipen,
of dat het plan veel beter zou zijn wanneer het
schoolgeld zoo laag werd gesteld of gehouden dat
burgerme,\&}es er gebruik van konden maken.
Bij een laag schoolgeld zou het aantal leerlin
gen zeker aanzienlijk stijgen. En mogt dit al niet
voordeeliger blijken dan weinig leerlingen tegen
hoog schoolgeld het was «mn in ieder geval eene
gemeente-instelling ook voor den middelstand be
reikbaar en dus meer van algemeen belang, waaraan
eene bijdrage van de gemeente verdedigbaar is.
Eene inrigting voor 30 dochters van meer ge
goeden echter, die voor uitgebreid lager onderwijs
ƒ51.kunnen betalen, voorziet zeker niet ineen
algemeen belang en in zoo'n geval komt ons eene
bijdrage van de gemeentezoo niet onwettig, toch
niet billijk voor.
Art. 33 der wet op het lager onderwijs sluit
in zich dat de gemeente eene bijdrage verstrekt;
maar tegelijk kunnen wij daaruit alleen begrijpen
de bedoeling, dat dan ook die bijdrage kome ten
bate van het algemeen belang en dus ook voor den
middelstand.
Bovendien houde men in het oog dat thans slechts
18 meisjes de school bezoeken. Er wordt dus
gerekend op eene vermeerdering van 12 leerlin
gen. Maar is dit waarschijnlijk, als het school
geld zoodanig wordt verhoogdterwijl de inrigting
eene inrigting voor meer uitgebreid lager onderwijs
blijft en dus wordt wat zij bij het tegenwoordig
schoolgeld behoorde te zijn
Want wel wordt in het plan eenigzins het
middelbaar onderwijs door het uitgebreid lager
heen gehaspeld (eene omstandigheid welke bo
vendien de vraag doet ontstaan of dit niet strijdig
is met de wet en of men onderwijzeressen zal
kunnen vinden die juist aan die eischen voldoen)
maar dit is zeker, dat het nog geene inrigting
wordtwaar de meer gegoeden voor hunne doch
ters eene volledige opvoeding kunnen bekomen.
Wel beschouwd wordt dus de voorgestelde re
organisatie een tweeslachtig ding dat voor de
gegoeden niet afdoende en voor den middelstand
te duur is. Wel beschouwd wordt dus het ont
werp eene speculatie op de kas der gemeente
die geen grond van slagen biedt en zeer zeker
niet voor den middelstand is geschikt.
Want, kon men bij het primitieve plan tot
oprigting eener middelbare school voor meisjes
die, als men 't wel uitrekentniet meer van de
gemeente zou hebben gevorderdrekenen op de
deelname van alle gegoeden in de gemeente en
in den omtrek, zelfs bij een schoolgeld van ƒ45,
op die deelname valt bij het onvoldoende van
dit plan niet te rekenen.
Maar ook al werd dit plan aangenomen, en al
kwamen er genoeg kinderen van gegoeden, zoodat
de inrigting slechts eene kleine bijdrage vroeg
van de gemeentedan blijven wij beweren het
plan van jonkh. Pompe voldoet niet aan tie behoefte
ivant de middelstanddie de grootste behoefte aan
meer uitgebreid lager onderwijs heeft, kan er geen
gebruik van maken.
Daarvoor is het schoolgeld te duur en zoo blijft in ons
oog de behoefte bestaan aan dat degelijk onder
wijs dat voor de maatschappij in het algemeen
een onmisbaar levensbeginsel is.
Het plan van jonkh. Pompe karakteriseert ge
heel het streven van hem en zijne partij.
Er komen bij dit plan, noch godsdienst noch
gemoedsbezwaren te sprake.
Voor hen die nog ,/Schillen voor de oogen"
hebben, is het zeker kunstmatig in elkaar gesteld.
Het onderwijs wordt genoemd een „onmisbaar
levensbeginsel;" dit klinkt als een erkenning van
belangstelling. Opvoering van het schoolgeld, om
dat het billijk is dat men bijdraagt in de meerdere
kosten, dient tot geruststelling van de beurs.
Maar die geen „schillen voor de oogen" hebben
zullen begrijpen, dat het een het ander vernie
tigt en dat, terwijl de kosten voor de gemeente
niet verminderen, een plan is gemaakt, dat. alle
ontwikkeling van fowyer-meisjesdie veel meer
die ontwikkeling noodig hebben voor haar eigen on
derhoud, dan de meisjes uit de hoogere standen voor
haar optreden in de maatschappijdoor dit plan den
kop wordt ingedrukt.
Werd vroeger vrees gekoesterd voor het be-
noodigde aantal „schoenpoetsers" wij zouden willen
vragen of dit ontwerp niet aan vrees voor naaisters,
buffetjuffers en winkeldochters lijdt?
Het kan niet genoeg worden opgemerktin
stellingen van onderwijs waarvoor de gemeente
bijdraagtmoeten zoodanig worden ingerigt dat
de burger-kinderen er van kunnen profiteren. An
ders houden zij op eene inrigting te zijn van al
gemeen belang voor de gemeentenaren.
De hoogere burgerschooleene inrigting voor
middelbaar onderwijskost slechts 40,en de
helft der leerlingen zijn kinders van ouders die
beneden een inkomen van ƒ1000,in den hoofdei,
omsl. zijn aangeslagen.
Hiervan wordt dus door den middelstand partij
getrokken.
Nu wil de heer Pompe eene inrigting van uit
gebreid lager onderivijs, waaraan even groote, zoo
niet nog grooter behoefte bestaatopvoeren tot
51,terwijl het schoolgeld, in verhouding,
hoogstens 30,— behoorde te zijn. Hij weert
daardoor het gebruik maken van de inrigting door
den middelstand. Onze burgermeisjes worden er
van uitgesloten.
Ziedaar dus de uitkomst van wat wij in zake
het onderwijs van de tegenwoordige meerderheid
in den raad hebben te wachten.
Dit plan wij herhalen het is karakteris
tiek. Terwijl de liberalen inrigtingen in het leven
hebben geroepen, die door een laag schoolgeld den
middelstand tot ontwikkeling brengt, zal de partij
die thans de overhand heeft, ons gemeente-instel
lingen bezorgen, die even groote offers van de
gemeente eischen en waarvan nogtans alleen de
meergegoeden gebruik kunnen maken. De zorg
van jhr. Pompe en zijne partij, herhaaldelijk in
haar orgaan uitgedrukt, dat het niet goed is, dat
de kinderen boven hun stand worden opgevoed,
blijkt ook weder uit dit plan. Kon dit nog eenig
zins een schijn van waarheid hebben bij middel
baar of hooger onderwijsop dit plan dat in een
„onmisbaar levensbeginsel" moet voorzien, kan
die zorg niet meer van toepassing zijn. De meisjes
zouden door dit onderwijs nog slechts in haar
eigen stand en betrekking gevormd worden.
En indien nu jhr. Pompe ook zelfs dit onder
wijs voor burgermeisjes nog te hoog acht en
daarom het schoolgeld zoo hoog opvoert dat het
voor hen niet bereikbaar is, dan zou hij conse
quent aan zijne vroegere redeneringen, dat hij die
het onderwijs geniet ook de kosten moet beta
len, een plan hebben moeten maken dat «Ie ge
meente van iedere bijdrage, hoe gering ook, ontheft.
Maar dit plan, dat offers vraagt van de ge
meente en onbereikbaar is voor burgermeisjes, is
noch consequent, noch ten nutte van het algemeen
belang.