1871. JV* Bingsdag' 8 Augustus. 58B,P jaargang. BEKENDMAKINGEN van het Gemeente-bestuur. MIDDELBAAR ONDERWIJS. SCHITTER IJ. Vertrek der Oost-Indische brievenmaal. BINNENLANDSCHE BERICTEN. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a f L- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken bekend, dat de Commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar onderwijs in deze gemeente op Woensdag den 23 Augustus 1871, des middags van 12 tot 1 ure, in haar lokaal bij de school eene ZITTING zal houden tot het inschrijven van jongelieden, die voor het leerjaar 18711878 als leerlingen op de Hoogere Burgerschool of Burger-avond school wenschen te worden toegelaten waarbij van de leerlingen, die buiten de gemeente geboren en gevaccineerd zijn, de overlegging eener geboorte-akte cn bewijs van ondergane inenting of natuuiuijke kinder ziekte zal worden gevorderd dat voor al de ingeschrevenen een examen van toelating zal worden gehouden, op Maandag den 28 Augustus 1871 en dat de LESSEN op de beide inrigtingen zullen aanvan gen mede op Maandag den 28 Augustus 1871. Goes, den 19 Junij 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris. HARTMAN. BURGEMEESTER cn WETHOUDERS van GOES, willende voldoen aan de circulaire van den heer Commissaris des Konings in de provincie Zeeland, van den 19 Januarij 1852, A, no. 103, le afd. (prov. blad no. 11) brengen ter kennis van belanghebbenden, dat jaarlijks vóór of uiterlijk op den 20 Augustus moet ingezonden worden, eene opgave van de in deze gemeente zich bevindende officieren en verdere leden der schutterij, die in de termen vallen ter erlanging van het EERETÉEKEN, ingesteld bij Zr. Ms. besluit van des 6 December 1851, voor eervolle langdurige werkelijke dienst bij de Schutterijen en verlangen daarmede begiftigd te worden. Burgemeester en Wethouders noodigen de regthebbenden uit, om, met over legging van eenen staat van dienst, waaruit blijkt, dat zij fedurende vijftien jaar en langer, voor zich zeiven in wer- elijke dienst zijn geweest en zich aanhoudend onberis pelijk hebben gedragen, van hun verlangen om met het bedoelde eereteeken begiftigd te worden, aan hun collegie te doen blijken, vóór of uiterlijk óp den 15 Augustus eerst komende, ten einde ten bepaalden tijde gevolg aan de be- komene aanschrijving te kunnen geven. Goes, den 5 Augustus 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN POSTERIJEN naar OOST INDIEN Via TRIEST 9 Augustus, per eersten trein naar Roosendaal. Via BRINDISI II Augustus per laatsten trein naar Roosendaal. GOES, 7 Augustus 1871. Uit Amersfoort schrijft men dat Z. M. de koning des avonds van den 4 jl. ter naauwernood aan een groot ongeluk is ontkomen. Omstreeks ten half negen ure van een bezoek bij Z. K. H. prins Hendrik op Soestdijk terug- keerende, passeerde Z. M. in een met twee paarden bespannen rijtuig den straatweg op bet oogenblik dat trein no. 7 van den centraal spoorweg in volle vaartbergafwaartsvan Utrecht komende, daar over moest gaan. Daar de avond reeds gevallen was en bij den sluitboom geen teeken van on veiligheid van den overtogt door den koetsier kon worden opgemerkt, reed het rijtuig op den overweg aan en zou veel gevaar hebben geloopen onder den aankomenden trein te geraken, indien niet een heer uit Amersfoort, ter plaatse aanwezig, zich voor de paarden had gesteld, deze in hun snellen gang had gestuiten door die niet van eigen gevaar ontbloote beweging, de schromelijkste gevolgen had voorkomen. Naar men verneemt is thans bij den raad van state aanhangig een wetsontwerp tot beteugeling van besmettelijke ziekten. Thans is in beginsel beslist, dat ook meisjes tot de rijks hoogere burgerscholen kunnen worden toe gelaten. Althans 'door den minister van binnen- landsche zaken is op een rekwest desbetreffende van een ingezeten uit Saoperaeer goedgunstig beschikt, zoodat diens dochter met het begin van den nieuwen cursus de lessen aan de rijks hoogere burgerschool te Sappemeer zal volgen. De beide Haagsche dagbladen bespreken in on- guustigén zin deze beschikking van den minister van binnenlandsche zaken. Het Vaderland is van oordeeldat het geven van middelbaar onderwijs aan jongens en meisjes gezamenlijk uit een paeda- gogisch oogpunt niet is goed te keuren, daar de behoeften der meisjes andere zijn dan die der jon gens en alleen op bepaalde voor meisjes ingerigte scholen bunnen bevredigd worden. Het Dagblad gaat veel verder. De toelatiug van meisjes op de hoogere burgerscholen zou 1° zeer noodlottig zijn voor de zedelijkheid der natie; 2o den eerbied voor 's lands wetten ondermijnen en 8° zijn in strijd met den geest en de letter der wet. Beide bladen gaan blijkbaar van de veronder stelling uitdat hier eene algemeene magtiging is verstrekt. Dit is echter niet het geval. De minister heeft toch in zijn antwoord te kennen gegeven, dat het verzoek van bovenbedoelden heer aanleiding had gegeven te onderzoeken, of er beden king was met betrekking tot de school, de leeraren of de leerlingen om zijne dochter aan het onderwijs op de hoogere burgerschool te laten deelnemen, en eerst na ingewonnen advies van den directeur aldaar, bestond er bij den minister geen bezwaar dat ver zoek toe te staan. De heer I. J. Paardckooperheeft de benoeming tot lid van den gemeenteraad alhier niet aange nomen. De nieuwe vrije verkiezing zal plaats hebben den 18 Augustus a. s. Met belangstelling vernemen wij dat reeds met Z. Exc. den Grootmeester van 's Konings Huis, rar. II. J. Graaf Schimmelpennickeenige generaals en hoofdofficieren der land- en zeemagt, gedeco reerd met het Metalen Kruis en de Citadel-me daille, eenige leden van de beide Kamers der Sta- ten-Generaal en de Voorzitters van de Vereenigin- gen »Het metalen Kruis" en Het Zilveren Kruis" 'en van den Nederlandschen Weerbaarheidsbond zich in commissie hebben vereenigd, ten einde de oprigting van een gedenkteeken te verzekeren op het graf waarin de overblijfselen zullen rusten van de dapperen, die op de Citadel van Antwerpen hun leven voor het vaderland hebben gelaten. Wij hopen en vertrouwen, dat de commissie op haar vaderlandslievende bemoeijing die algemeene ondersteuning moge ondervinden, waarop het schoone denkbeeld zoo ten volle aanspraak mag maken. {Dagblad.) Onder de in het jongste nummer van het al gemeen politieblad gesignaleerde personen komt o. a. voor Charles van den Bnssc/ien, klerk bij den Belgischen spoorweg die met eene som van fr. 25000, ten nadeele van genoemde Maatschappij zich uit de voeten heeft gemaakt. In velschillende locale bladen wovdt aangedron gen op het tijdig nemen van alle mógelijke maat regelen van voorzorg tegen het gevaar der ge vreesde nadering van de cholera-epidemié. In de N. Rott. Ct. wordt dit onderwerp door den in zender van een stukje, met J. S. onderteekend, eenigzius breeder uitgewerkt. Die schrijver is van gevoelen, dat een der eerste voorzorgen moet zijn het tegengaan van jaarmarkten, waarbij wel overwogen mag worden of het voordeel van eeni ge kramers en winkeliers kan opwegen tegen hét gevaar dat daaruit voor allen zou voortspruiten eu de tweede voorzorg: het verschaffen van zoo veel mogelijk zuiver drinkwater, waarbij de schrij ver zich beroept op een geschrift van dr. A. M. Ballotwaarin deze heeft aangetoond, dat bij toe voer van zuiver water de ziekte zich slechts spo radisch heeft vertoond. SCHETSEN OVER DE OOST. I. Het was ons aanvankelijk plan eene schets van het cultuurstelsel in Indie te geven. Sints werd ons door een onzer medewerkers toegezegd eene serie van schetsen over Javawaarin als van zelf het kultuurstelsel moest worden behandeld. Het komt ons voor dat uit die schetsen genoeg zaam dat stelsel blijken zal en wij laten dus aan be doelden medewerker die door eigen aanschouwing- op de hoogte der zaak mag geacht worden, gaarne het woord. „Gaat ge naar de Oost, jongen, hoe durft ge." Ziedaar een der eerste uitroepen welke iemand als antwoord ontvangt, wanneer hij de mededeeling doet aan vrienden en bekenden, dat hij naar Indie vertrekt. Vreesselijke voorstellingen van ontzettende warmte, gevaarlijke negers (zooals men dikwijls de Javanen hoort noemen) tijgers, muskieten en vooral van liet gevaar der reis, waarbij de herinnering aan het too- neelstuk „de schipbreuk der Medusa," eene groote rol speelt, worden opgesomd en men is van mee ning dat de naar Indie vertrekkende een bijna ze keren dood te gemoet gaat, of in het gunstigste geval terug komt als een uitgedroogde stokvischmet eene kleur als perkamentmet eene leverziekte, een spaar- zamen haargroei, enz., enz. *V „Maar" laat men er eindelijk op volgen „er is geld te verdienen en dus „Nu ik wensch je goede reis, maar mêe, voor geen geld van de wereld." Even zoo dwaas als deze laatste ik sa niet uitdrukking is want men zal toch niet meenen »al het geld van de wereld" te worden aangeboden voor het gaan naar de Oost, even zoo dwaas zijn de voorstellingen welke men zich van de reis naar en het verblijf in Indie maakt. In de werkelijkheid blijkt eeue zaak soms zoo geheel anders dan men zich had voorgesteld en de spoken wijken steeds uit de verbeelding, wanneer men den moed heeft het spook wat nader te gaan bekijken. Zoo is het ook met deze zaak. Wanneer men goed voorgelicht wordt omtrent de keuze van het schip waarmede men de reis gaat doen en omtrent uitrusting en eenige noodzakelijke dingen aan boorddan zal men spoedig bemerkendat de verschrikkingen eener zeereis sterk overdreven zijn. 't Is waar men zit op een schip in zee niet zoo veilig en gemakkelijk als in eene aangename kamer op het landmaar zoodra men door het En- g-elsche kanaal gevaren en in volle zee is, dan is bet grootste gevaar voorbij. Zeeziekte! ja, die daaraan lijdt heeft zeer onaan gename oogenblikken maar de ziekte is zonder eenig gevaar en spoedi; S over. Brand aan boord zeker een ontzettende ramp wajjt redding in booten is in volle zee zeer onwaar schijnlijk; maar ieder is voorzigtig met vuur aan boord, dewijl ieder begrijpt dat zijn leven van die voor- zigtigheid kan afhangen. Aanzeilingbij de tegenwoordige voorschriften omtrent sein-licbtenkan aanzeiling schier niet dan aan onachtzaamheid worden toegeschreven. De schepen nemen tegenwoordig bijna dezelfde route over den oceaan. Men kent de punten, b v. in bet kanaal en aan de linie, waar men zeker weet schepen te ontmoeten. Op die punten moet aan de eene zijde van het schip een rood, aan de andere zijde een wit licht hangön zoodat men elkander op eeni- gen afstand kan zién aankomen en juist door de ver schillende lichten weet of het schip ons tegemoet komt of medevaart. Na korte dagen gevoelt men zich dan ook aan boord geheel op zijn gemak. Men heeft zich in zijne hut zoo comfortabel mogelijk ingerigtmen heeft kennis gemaakt met de overige passagiers en wanneer men dan aangename mede-passagiers en vertrouwbare ge zagvoerders aan boord heeft, dan begint men spoedig te bemerken dat het leven aan boord als passagier nog zoo kwaad niet is. Men brengt den dag eigenlijk wel wat al te gemakkelijk door. 'tls eene afwisse ling van eten, drinken, partijtjes maken, lezen, pra ten en wat op en neer wandelen over het dek. Er wordt weinig aan studie gedaan en vele passagiers brengen het grootste gedeelte der reis door op sloffen, zonder dat zij zich de moeite geven schoenen aan te doen. Alleen des Zondags wordt bepaald werk van het toilet gemaakt. De heenreis biedt weinig afwisseling aan. Men ziet geen land en alleen wanneer er eens bijzondere vis- sehen of vogels te zien zijn of een voorhijzeilend schip

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1