1871. JW 60. Dingsdag 1 Augustus, 58s"" jaargang. DRINKWATER. BEKENDMAKING. Vertrek der Oost-Indisclie brievenmaal. BINNENLANPSCHE BERICTEN7~ UMli De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Dondeedag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURANT. ^"2?, Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels èt 1, 5 v<^ Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter openbare kennis, dat de scheikundige sub-commissie uit de openbare gezondheids-commissie alhier, op nieuw een onderzoek heeft ingesteld naar het water der openbare pom pen dezer gemeente en dat daarbij is gebleken, dat de toe stand van het water van verscheidene pompen sints het vorige onderzoek eene merkbare wijziging heeft ondergaan. Wat de meerdere of mindere deugdelijkheid van het drink water over het geheel betreft, meent de sub-commissie de openbare pompen in drie klassen te moeten rangschikken. Den naam van goed wenscht zij te geven aan ae pómpen geplaatst 1°. In de Kerkstraat bij het stadhuis. 2°. In de Langevos bij den heer Del Baere. Tamelijk moeten genoemd worden de pompen geplaatst: 1". Op de Oude Vischmarkt (sints het laatste onderzoek veel in deugdelijkheid achteruitgegaan.) 2°. In de St. Jacobstraat. 3°. u Bogt van Guinea. 4°. Kerkstraat bij den heer Olivierse. 6°. h 'slIeerHendrikskinderenstraat, (het laatste jaar veel verbeterd.) 6°. Langevosstraat bij mev. de wed. van Deinse. 7°. u u Op het Kerkhof bij de school van den heer Swart. 8°. u In de Nieuwstraat. 9°. h het Manhuis. Bepaald slecht bleek het water uit de pomp geplaatst Op de Beestenmarkt. Goes, den 29 Jnlij 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. POSTERIJEN. Via BR1NDISI Vrijdag 4 Augustus per laatsten trein naar Roosendaal. HET MILITAIRE VRAAGSTUK. III. Wanneer men de kaart van ons vaderland voor zich legt, dan valt het al dadelijk op, dat wanneer wij, die geene groote legers op de been kunnen brengen, door een magtigen vijand worden aange vallen, al dadelijk eenige provinciën gedeeltelijk ot geheel in 's vijands handen moeten laten. Na tuurlijk hangt dit af van de zijde vanwaar de aanval komt; slechts van twee zijden, de landzijden, is die te wachten. Wel is een landing op de kust iets dat niet nieuw zou zijn, maar onze ondiepe stranden en de jongste verbeteringen der kustver dediging maken zoo iets zeer onwaarschijnlijk. Van uit het oosten of het zuiden kan dus het onweer komen opzetten. In het eerste geval zullen Drenthe en de oostelijke deelen van Groningen, Overijssel en Gelderland al dadelijk voor ons verloren zijn; in het tweede geval Limburg en Noord-Brabant. Het zijn toch, zooals wij in ons vorig artikel zeiden, de rivieren die onze verdediging beperken, zuidelijk Maas en Waaloostelijk de IJssel. Vroeger jaren had men een ander stelsel en trachtte men door een reeks vestingen het land af te sluiten. Vandaar dat men vroeger in Limburg en Noord-Brabant die merkwaardige rij vestingen vond. Toen ter tijd waren nog steeds de blikken onzer staatslieden naar het zuiden gerigt 't zij tot eene herovering van België, 't zij uit vrees voor fransche plannen. Niemand ter wereld dacht er aan dat wij ooit aan de oostelijke grenzen drei gende schimmen zouden zien oprijzen. Aan die zijde zal men dan ook te vergeefs zoeken naar een schakel van zoo geduchte vestingen als in onze zuidelijke provinciën, zoodat, indien een rij vestingen voldoende waren om den staat te beschermen, ons land aan de oostelijke grenzen open en bloot ligt. Maar de tijden zijn veranderd; vele onzer ge- duchtste vestingen hebben hare waarde voor ons ten eenenmale verloren, omdat wij geen leger op de been kunnen brengen om zoovele grensvestingen te bezetten en te behouden. Daarenboven hebben versterkte steden het gewigt verlorendat zij vroeger bezaten; thans zal een leger dat een inval doet, zich niet storen aan een tal vestingen; het zal eenvoudig die vestingen door afdeelingen in sluiten en zijn marsch vervolgen, zooals wij dat b. v. op groote schaal hebben gezien bij den marsch der Duitsche legers naar Parijs. Deze en andere over- wegingen hebben den naam schadelijke vestingen in de wereld gebragt. Zoo rekent men Vlissingen MaastrichtBredaBergen-op-Zoom enz. tot die soort en zijn of worden die dan ook ontmanteld. Toch zijn er vestingen ^an het hoogste gewigt voor de verdediging; zij namelijk die de knoopen der spoorwegen beheerschon, of groote magazijnen bevatten, of bruggen of onderwaterzettingen ver dedigen. Dit alles te zamen trekkende komen wij tot het besluit, dat het zoogenaamde barrière stelsel voor onze verdediging van nul en geene waarde is te achten, na de volmakingen der militaire wetenschap. Wij moeten ons bepalen tot eene vooraf vastge stelde lijn van verdediging. De groote vraag, voor onze financien zoowel als voor onze onafhanke lijkheid van het hoogste belang, is dus: waar zal die lijn getrokken worden De hoofdzaak is en blijfthet hart des lands de provinciën Holland met de hoofdstadte vrij waren. Men kan dus de verdediging doen beginnen bij de rivieren IJssel en Maas en Waal men kan zich bepalen tot de verdediging der Grebbe- en Utrechtsche-linie. Beide stelsels vinden onder mili tairen en niet-militairen trouwe aanhangers en ver dedigers. Terwijl de een aantoont dat een ver dediging van de IJssel-linie ons in staat zal stellen om de Utrechtsche- en Grebbe linien in oorlogs toestand te brengen door onderwaterzettingen (die niet in eên dag zijn te stellen) als anderzins, wordt aan den anderen kant in het licht gesteld, dat eene zoo lange verdedigingslinie als die van den IJssel (circa 16 uur lang) een te groote troepen- magt zou vorderen, die daarenboven om naar de Utrechtsche linie terug te trekken (hetgeen bij den tegenwoordigen toestand der IJssellinie onvermij delijk zeer spoedig zou moeten gebeuren) een uit gebreide, ongedekte vlakte, de Veluwe, zou moeten doortrekkenwaar een overmagtigevervolgende vijand uitnemend de gelegenheid zou hebben ons te vernietigen. 't Is niet voor tegenspraak vatbaar: de uitne mende kracht onzer verdediging ligt in het water wij moeten een vijand dus niet afwachten in het open veld maar achter dijken, in polders en slooten. In het geval dus dat men vaststelt dat wij den IJssel moeten verdedigen dan moeten er geene kosten gespaard worden om door het gra ven van kanalen onze stellingen langs die rivier onder water te kunnen zetten, want de IJssel is slechts in sommige maanden des jaars een hooge rivier die voor een leger ondoorwaadbaar is, maar het grootste gedeelte des jaars is hij geen noemens waardige hinderpaal te achten. De bruggelioofden moeten verbeterd en versterkt worden, elke spoor- weglijn moet bewaakt worden door een aanzienlijk fort, zoodat het den vijand onmogelijk moet wezen party te trekken van de versnelde middelen van vervoer. Want of men onze spoorwegbruggen al in duizend stukken laat vliegen of de overspan ningen er uit neemt, voor den vijand beteekent het niets. Lang vóór den oorlog van 1870 hadden de Pruissen in hunne magazijnen de brugbogen der Fransche spoorwegen kant en klaar voorhan den, zoodat ze slechts verzonden en opgesteld be hoefden te worden. (In de lezenswaardige brochure van den kapitein J. C. C. den Beer Poortugael: Duitschlands legeraanvoering in 1870 wordt dit feit vermeld.) Het vernielen van bruggen, in sommige gevallen zelfs van spoorwegen, is tegenover een zoo deug delijk leger als het Pruissische, dikwijls gelijk aan baldadig verwoesten. Heeft het springen der Fran sche spoorwegwerken den marsch des vijands slechts één dag vertraagd Geenszins, maar wel hebben sommige vestingen Metz, Verdun, Toul enz., die de spoorwegen naar Parijs afsloten, een belangrijk tijd verlies aan den invallenden vijand berokkend. Zoo ook zullen geduchte werken op geschikte punten der spoorwegen, nabij onze grenzen, den vijand be letten zijn zwaar geschut, dat hij moet hebben om onze liniën aantevallen, te vervoeren. Maar op den voorgrond staat, dat bij de wet worde vastgesteld welk systeem van verdediging wij zullen volgen regeling bij de wet van ons krijgswezen is de eerste voorwaarde. Jaren lang heeft de liberale partij in het waarachtig belang des lands op die wet aangedrongen; altijd waren beloften het antwoord en heeft de conservatieve partij het als een soort van heiligschennis voor gesteld, krijgszaken bij de wet te regelen. Bij een wet op het vestingstelsel zal voor goed uitgemaakt worden en natuurlijk eerst na grondige studie, welke vestingen wij moeten behouden en welke kunnen vervallen. Wordt beslist dat wij den IJssel zullen verdedigen dan zullen hooge offers worden gevergd om daarvan eene werkelijke verdedigingslinie te scheppen, maar dit zal dan ook slechts eene bui tengewone uitgave voor eens zijn daarna zal de begrooting van oorlog kunnen worden verminderd. Natuurlijk er zal, buiten de IJssel-linie, nog wel wat te doen vallen. De vraag mag niet onbeant woord blijven of de rijke provinciën Friesland en Groningen geheel weerloos zullen blijven en slechts zullen dienen tot voorraadschuren voor den vijand. In 16/2 is reeds door den generaal v. Aylva in Friesland een reeks schansen aangelegd thans is er geen spoor meer van te vinden. Ook eene vraag van menschelijkheid is bij het re gelen van ons vestingstelsel optelossen. De wreede wijze waarop de Pruisen den jongsten oorlog voer den waarbij zijzooals zij zeiven hebben getuigd »um moralisch zu wirken" hun geschut op de weer- looze bevolking rigtten moet ons er op bedacht doen zijn de vestingwerken van de versterkte ste den, die noodwendig in ons stelsel moeten blijven bestaan, zóó ver uitteleggen dat het bombardement eener stad onmogelijk is. Ook in dit opzigt vol doet niet één onzer vestingen aan den eiseh des tijds. Het is zelfs te betwijfelen, of, zoo eenmaal de Utrechtsche linie mogt belegerd worden, een bombardement van Utrecht zelve niet tot de waar schijnlijkheden zal behooren. Veel is dus aan de regeling van ons vesting- stelsel verbonden toch hopen wij ten aller spoedigste (want rbeds tie generaal v. Muiken be loofde voor twee jaar de indiening der vestingwet) de totstandkoming van de wettelijke regeling van ons verdedigingsstelsel te zien. Dan bestaat er een vaste grondslag, waarnaar het niet minder gewigtige o o o o vraagstuk kan opgelost worden hoe moet ons le^er zijn ingerigt? GOES, 31 Julij 1871. De minister van binnenlandsclie zaken brengt thans ter kennis van belanghebbenden, dat de exa mens ter verkrijging van acten van bekwaamheid voor het middelbaar onderwijs zullen worden afge nomen in de maanden September en October aan staande. Zij, die zoodanig examen wenschen af te leggen en zich tot dusverre nog niet hebben aan gemeld, worden uitgenopdigd dit schriftelijk aan het departement van binnenlandsche zaken te doen vóór den 15den Augustus aanstaande en daarbij naauvvkeurig op te geven, tot welk examen zij ver langen te worden toegelaten. o De opbrengst op de lijnen der maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen van den lsten Janu ary jl. tot den 15den dezer bedroeg per dag en kilometer 13,46 tegen 12,01 in dat tijdbestek van 1870. Wij beleven een raren tijd in Goes. Wordt aan de eeüe zijde de politieke atmosfeer wat zuiverder, aan den anderen kant nemen de draaijen en wen dingen toe. Wij zullen de zeer fraaije vergelijking door de N. G. Ct. gemaakt tusschen de Duitsche staten en de Goessche kiezers buiten beschouwing laten. Wij zijn het reeds gewoon dat men van die zijde, in de benaauwdheid der verkiezing, met wat curieus voor den dag komt. Wat we echter wèl opmerken is: 1°. dat de N. G. Ct. thans ronduit erkent alleen door eene vereeniging van Rome en Dordt de over winning te kunnen bevechten. Die beide legers worden aangevuurd tegen eene derde party door de N. G. Ct. den gemeenschappelijken vijand ge noemd, hoewel die vijand eigenlijk de vriend van beiden is. Als de overwinning op die derde partij is bevochten, zijn wij benieuwd wie zich als over winnaar zal staande houden en of niet de veree- nigde legers elkander bloediger dan ooit zullen be oorlogen. 2°. eene bekentenis van de A7. G. Ct. In Januarij jl. berekenden wy dat de liberale partij de sterkste in onze gemeente was, wanneer gle partyen zuivere partijen bleven. Toen haalde de

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1