1871, JV* 43. Vrijdag 2 Junij, 58stc jaargang, BIJ DIT NOMMER BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Openbare Verpachting. Onderzoek van Schutlerpügtigen. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maakdag en Doxdekdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes J 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden ii 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en dooilberigten van 1(i regels h 1, Dicnst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie urendes namiddags. Stukken welke men als ingezonden wensclit opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan liet hureau bezorgd zijn. BEKESMDMAK51MGEW van het Gemeente-bestnur. AANBESTEDING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES zullen op Zaturdag den 10 Junij a. s., des namiddags ten één ure, in hunne vergaderkamer ten raadhuize, in het openbaar aanbesteden Het gewoon jaarlijksch onderhoud der navolgende gemeente-eigendommen als 1°. De Gemeente-gebouwenRiolen en Waterleidingen en Begraafplaatsin één perceel. 2°. Het Sasde Sasmeesters- en Saskneclitswoviingenhet Sluisje van den zaagmolen en de Kaaimurenin één perceel. 3". Het maken van een nieuwen zinkput, in één perceel. 4°. De voormalige Trekkerswoning en het huis op het Ra velijn aan de westzijde der Haven, in één perceel. Het bestek ligt ter lezing ter secretarie der gemeente van af Vrijdag den 2 Junij a. s.van des voormiddags 9 tot des namiddags 2 ureterwijl aanwijzing zal gedaan wor den op Woensdag en Donderdag den 7 en 8 Junij en wei te beginnen met de gebouwen sub 1°, des middags ten één uur. Inlichtingen omtrent de werken zijn te bekomen bij den gemeente-bouwmeester. Goes, den 27 Mei 1871. Burgemeester en Wethouders van Goes, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H A R T M A N. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, zullen op Zaturdag den 10 Junij 1871, des namiddags ten een ure, ten raadhuize aldaar, publiek en aan de meestbiedenden, trachten te verpachten 1°. liet ophalen van den Haardasch en het Vuilnis; 2". liet Nachtwerk of het ruimen der privatenbei den binnen deze gemeente beide voor den tijd van een jaar, ingaande den eersten Julij 1871 en zullende eindigen den ïaatsten Junij 1800 twee en zeventig. De voorwaarden, volgens welke beide verpachtingen zul len geschiedenliggen van lieden af tot den dag der ver pachting ter lezing op de secretarie dezer gemeente. Goes, den 27 Mei 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, bren gen ter kennis van belanghebbenden, dat de commissie tot onderzoek der redenen van vrijstelling van schutterpligti- gen hare eerste zitting zal houden op Donderdag den 8 Junij aanstaande, des middags ten 12 ure in de groote zaal van het raadhuis. Deze eerste zitting is gewijd aan hel onderzoek van hen, die in het vorige jaar, om ziekten of ge breken voorivaardelijk zijn vrijgesteld en van de rede nen, om welke hun deze vrijstelling is verleend. Burgemeester en Wethouders roepen met den meesten aan drang de belanghebbenden op, voor die commissie, ter voor noemde zitting te verschijnen, zullende zij, die hiermede in gebreke blijven, worden geacht geene redenen van vrij stelling te hebben en onmiddelijk worden ingelijfd. Goes den 27 Mei 1871. Burgemeester en Wethouders yoornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. Den Haag, 27 Mei. Het ontluiken der Pinkster-bloemetjes heeft aan de tweede kamer eene ontzettende drijfkracht gegeven. De parlementaire machine werd thans met verdriedubbelde stoomkracht voortgedreven, en het scheen eene overeenkomst te zijn dat, na het middelbaar onderwijs voor de meisjes, alleen over het budget van oorlog een zware veldslag zou geleverd worden. Al 't andere, marine, ko loniën, finantiën, zou a vol d'oiseau worden door gereden. Tegen het budget van oorlog was al het ge schut gerigt. Eerst kwam een klein voorposten gevecht, waaraan de heeren van, Eek en Lenling deelnamen. De heer van Eek vroeg 's ministers meening omtrent de bekende kwestie der mili taire huwelijken en omtrent den militairen kerk gang, de heer Eenling vroeg inlichtingen om trent zekere circulaire, waarbij 't aan alle officieren, jonge of oude, verboden werd schulden te maken. De heer van Eek zal van 't vegt van initiatief net behoeven gebruik te makende minister heeft voor 't volgend jaar een wetje tot vrijver klaring der militaire huwelijken beloofd. Maar zal de heer van Eek niet van 't regt van amendement ruim gebruik moeten maken Mij althans be kruipt nu reeds een donker voorgevoel, wanneer ik den heer Engelvaart hoor spreken van eene vrijverklaring „met de noodige beperkende bepa lingen." Of de tirade ook in de oorspronkelijke stenografische aanteekeningen van 's ministers rede op 23 Mei voorkwam p Üe heer van Eek had over 't andere punt, door hom besproken, waarlijk geen reden zich voldaan te betoonen. ,/t Verpligt kerk- gaan is in handen van den regter." De minister had wèl gedaan deze uitdrukking te verduide lijken. Wat is de zin er van? Moet de regter onderzoeken, of de ministeriële of koninklijke besluiten, welke dit verpligt kerkgaan voorschrij ven, in overeenstemming zijn met de wet met de grondwet, bijv.? Maar, gesteld, dat de reg ter die vraag in bevestigenden zin beantwoordde, sedert wanneer is de overtuiging van een minister, van een vrijzinnig minister, -afhankelijk van eene regterlijke uitspraak En niemand in de kamer, die den minister dit onder het oog bragtVerontwaardigd was de mi nister over 't publiek maken van zijne circulaire, welke aan de officieren, oude en jonge, rijke en arme, verbood schulden te maken. De minister noemde het een „bijzonder" verschijnsel dat men telke jare, als de begrooting van oorlog aan de orde komt, een aantal van die Tendenz-berigten vindt, om de leden wakker te maken ten aanzien van zaken, die eigenlijk in den huishoudelijken kring van het leger te buis behooren. „Ik geloof' voegde de minister er bij ^dat bet noch voor de kamer, noch voor liet leger goed is zich er veel in te mengen." Wat het „bijzondere" van het verschijnsel be treft, zal wel liet gevolg zijn van de „bijzondere" zienswijze van ieder opvolgend minister van oor log, die nu eenmaal geen goed minister meent te kunnen zijn, zonder een speelpopje te hebben, waardoor hij zich denkt gezien te maken bij den opperbestuurder van liet leger en waardoor hij zich getrouw betoont aan het orthodoxe mi litaire geloof, om de krijgstucht bij 't leger hoo- ger te stellen dan de vrijheid der burgers. De Tendenz-berigten waren altijd 't noodwendig uit vloeisel van de Tendenz-besluiten. En die Tendenz- berigteu zullen nooit ophouden, zoolang er mi nisters van oorlog hatelijk woord dat minister van oorlog; waarom geen minister van openbare veiligheid) verschijnen, die, ter wille van hetgeen zij in hun militaire glorie de krijgstucht gelieven te heeten, de vrijheden der burgers in een keurs lijf trachten te knellen, en de beperkingen van de vrijheden niet als eene burgerregtelijke, maar als eene huishoudelijke kwestie beschouwen. Het is niet te ontkennen dat de militaire stand een bijzonderen werkkring ten doel heeft, en daarom eene bijzondere studie en eene bijzondere oplei ding behoeft. Maar dat heeft de militaire stand met eiken anderen maatschappelijke!! stand ge meen. Daaruit volgt, echter niet, dat de militair, gedurende den tijd zijner inlijving, ophoudt burger te zijn, en geen voetstap zou mogen doen, zonder verlof van zijn superieur. De krijgstucht betreft den krijgsdienst, maar zij kan en mag niet betreffen de uitoefening van de burgerlijke regten, welke meestendeels liet gevolg zijn van natuurlijke reg ten, die onafhankelijk zijn van kleederdragt of uniform. Het voorposten-gevecht werd afgewisseld door het tirailleursvunr van den heer van Sypenstejn. Niet van die zijde kan echter voor den minister van oorlog eenig licht opgaan. De lieer van S/jpensiegn sprak over alles wat, en over het geheel niet. DeHaagsche dilettant-militair, trouwens dilettant in alle zaken, en in geene specialiteitbegon met een hymne voor eene hooge oorlogs-begrooting. De spreker begon te watertanden bij de gedaclfie aan een hoog oorlogs-budget. Nooit bestreed hij begrootingen van oorlog, omdat hij het eindcijfer te hoog vond. Steeds zal hij zijne stem geven aan hetgeen noodig is voor eene goede verdedi ging van ons Vaderland. Wat raakt het den spre ker, of de krachten der natie worden uitgeput Het hooge oorlogsbudget is zijn afgod. Een vreemd stelsel, al wordt het voorgedragen door een lid der nationale partij. Maar dan toch, men moet het erkennen, een stelsel. Maar, waarde heer van S/jpesleign, wees dan ten minste consequent in nw stelselEven zwak van herinnerings- als van voorstellings-vermogen, vergeet onze spreker da delijk de stelling, welke hij zoo straks heeft voor opgezet. Terwijl ieder deskundige, Stieltjes, de Iioo, Stormeen der hoofdgebreken van den feite lijken toestand gelegen acht in de geringe getal sterkte der troepen, zegt van Sypes/e jn: dit. bezwaar is ongegrond. In zes dagen had men bij de mo bilisatie van 't vorige jaar bijna 00,000 man bij elkander. „Ik hecht niet aan dit groot aantal troepen, want naarmate dit grooter wordt, nemen ook de bezwaren om hen goed te oefenen, in de zelfde rede toe. Het geldelijk, bezwaar wordt in dezelfde rede grooter." Ergo, in de toepassing van zijn stelsel wil de spreker ivel eenige waarde schenken aan het geldelijk bezwaar, dat hij in den aanvang verwierp. Op eenmaal is de warme vriend van opdrijving in een apostel van bezui niging gemetamorphoseerd. En, let wel, de beer van Sgpestejn wil bezuiniging daarop, waarop geen deskundige bezuinigen wil; niet op de weelde van het leger, niet op de uitgebreidheid van den ge- neralen staf, niet op uiterlijk vertoon, maar op de getalsterkte der troepen. „Hoe geringer het aantal troepen, hoe beter de geoefendheid." Zie daar de sententie van den heer van Sgpeslejn die, naijverig op den roem van de Roo, nu ook naar kernachtigheid begint te streven. Maar heeft de heer van Sypesleijn, die zoo gaarne patronen en vele patronen afschiet, niet ingezien, dat hij hier al een heel leelijke patroon afschoot, want, indien men deze stelling streng toepast, dan zou men de kern van ons leger tot eenige honderdtallen kunnen doen inkrimpen. l)at zouden eerst geoe fende manschappen zijn Even militair geoefend, als de heer van Sgpesleju parlementair geoefend misschienIk zal nu maar r.iet bij de ver dere bezwaren van dezen tirailleur stilstaan, noch bij zijne afkeuring van de paarden-tuigen, noch bij zijne afkeuring van de «wtuigen. Wij weten nu, dat het speeltuig van den heer van Sgpes.'eijn (even als de wet op de maten en gewigten van 1809) verre van volmaakt is. Het was eerst na den lieer van Sj/peslejn, dat liet geschutvuur losbarstte. De heeren de Roo en Stieltjes vatten den stier bij de horens. Waarom vraagt de eerste dat tasten naar de oor zaken van den weinig bevredigenden toestand van 't oogèriblik? Wa.irojn niet aan de kamer een verslag ingediend, even als in Zwitserland en in België, het goede en liet kwade van den tegen- woordigeu toestand aanwijzende? Waarom geene volledige, ingrijpende voorstellen gedaan, op dat verslag gegrond? Waarom zich halstarrig vast geklemd aan eene vrèdes-indeeling, terwijl wij behoefte hebben aan eene oorlogs-indeeling, die eene spoedige mobilisatie mogelijk maakt, eene formatie in division en brigades? Waarom niet begonnen met 't begin: niet een onbeduidend scluit- terij-wetje, dat geen verband hield met onze strijd krachten, een greep in de duisternis, maar met de leger-organisatie. Met paperassen kunnen wij ons niet verdedigen, wèl met manschappen. En wat baat het. of wij vier jaren bezig zijn met alle mogelijke militaire wetten, terwijl 't voor naamste, wat wij behoeven, 't leger ontbrak. Zie daar een practiseh advies van de Roo, waarmede Stieltjes geheel overeenstemde. Maar de minister van oorlog wilde, even als een voormalig minister van koloniën, zijnen weg bewandelen. En welke was nu die weg? Pré- judiciëeren op de leger-organisatie in de toe komst dobberen en schipperen tusscheii de ver schillende militaire meeningen in hangen aan eene defensie-wet, die, wanneer zij den trein militaire wetten opende, den slaat onberekenbare kosten zou veroorzaken, belemmeren en onder drukken der burgerlijke vrijheid in één woord* in 't uitgerafeld tapijt hier en daar een gaatje digtstoppenonverschillig voor de vraag of door dit geknutsel de ziektestof zelve blijft voortwoelen. Toch is de 'oegrootiug van den weifelenden weinig parlementairen, weinig doortastenden mi nister van oorlog niet 41 tegen 27 stemmen aan genomen. Eene overwinning, die niet veel verschilt

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1