het Roosjeshof,
DE ZOUTKEET „DE HOOP"
Goes,
11 Mei 1871.
C. W. TEMPERMAN.
)'l
OPENBARE VERKOOPING
IN HET LOGEMENT „DE ZOUTKEET" TE GOES,
Op Maandag den 22 Mei 1871,
uitgegaandat er voortaan wegens het verinoorden
'Van vreemdelingen geen vergoeding zal worden
gegeven. Daar ik nu geen plan heb mijn leven
te laten onteigenen zonder schadeloosstelling, denk
ik in de verte niet meer aan een bezoek aan het
Hemelsehe rijk. En zelfs op liet vaste land ver
toeven we niet overal. Frankrijk laat ik liggen,
want de heer van Nispen zou er welligt een argu
ment van mijne sympathie met. de Commune in
vinden. Ook Noord-Duitschland laten we liggen
omdat helaas onze verbinding in het noorden nog
niet is aangesloten, dank zij den strijd der locale
belangen die ook in Duitschland over het beste
punt van aansluiting bestaat, zoodat niet-aansluiting
de beste tegemoetkoming aan het nationaal be
lang schijnt. Ik was dus niet in de gelegenheid
ofschoon den heer Hingst dankende voor zijne
petitie bij den minister de vraag te onderzoeken
door een ander spreker gedaan, of wij tegenover
het tolverband in de voorregten deelen der meest
begunstigde natiën krachtens de handelstractaten
van dat verbond met Frankrijk. Weenen durven
wij ook niet aandoen uit vrees van hetzelfde te
ondervinden als een vriend van den heer Gratama,
die den gezant afwezig vond, en dat kan voor
een Nederlander lastig zijn als hij den gezant
noodig heeft. Naar Petersburg wenschte ik ook
liefst niet heen te gaan, omdat aldaar onze gezant
soms maanden achtereen er in het geheel niet is
maar hier te lande in de omstreken van het Loo
en in de buurt der centrale kiesvereeniging en van
het eerzame Dagblad doorbrengt. Wel is waar ver
nam ik op reis dat de graaf van Zuylen op dit
oogenblik werkelijk te Petersburg was, maar een
exemplaar van de ondeugende doch goed geïnfor
meerde Uilenspiegel deelde het berigt mede
dat Z.n E. de graaf wederom was afgereisd.
Ik bepaalde mij dus liever allereerst tot een uit
stapje naar het naburig België, een land met het
welk wij zoo vele belangen gemeen hebben tot
zelfs clericale uitspattingenmaar waarmede wij
ook nog eenige hangende kwestiën hebben, gelijk
ik vernomen had uit den mond van den stalknecht
van den heer van Zinnicq Bergmaan, die 't weder
had uit den mond van zijn meester, die het iu de
kamer verteld had, dat het Maastractaat door België
niet werd uitgevoerd om Noord-Brabant den voet
dwars te zetten, iets dat naar ik van andere zijde
vernam door onzen minister is tegengesproken. Ook
was ik zeer benieuwd hoe het toch met die oude
kwestie der Nederlandsche beurzenstichtingeu in
België was, waarop, als ik mij niet vergis, sedert
jaren de speciale aandacht van vele r. kath. leden
gevestigd isdoch ik vernam daaromtrent alleen
dat de zaak in handen der Nederlandsche bisschop
pen was en dan dacht ik zal het wel goed zijn
voor de studiën en voor de beurzen beiden. Van
vrij wat minder gewigt beschouwde men de an
dere hangende kwestie over het verhoogd invoer-
regt op het gedestilleerd in strijd met 't tractaat
van 186B. Men zeide in Brussel ronduit maar
het is hier de nalatige partij die 't beweert dat
dat balletje door den heer van Kuijk zou zijn op
geworpen om zijne Schiedamsche kiezers pleizier
te doen nu defameuse 8 Junij nadert; maar ik heb
dit bepaald tegengesproken en hen die zoo spraken
beduid dat de heer van Kuijk genoeg steun heeft
aan het Haagsahe Dagblad en aau zijn vindingrijk
plan om met al de burgemeesters van zijn kiesdistrict te
confereren over het hooge nut en de noodzakelijkheid
om al hunne buurten in het Westland met buurt
spoorwegen te voorzien, dat het te dwaas is om alleen
te loopen, dat de heer van Kuijlc nu nog in de kamer
den schijn zou willen aannemen alsof hij een speciaal
mandaat van de Schiedamsche en Delftsche bran
derijen had. Overigens wemelt het hier van fransche
uitgewekenen, liberalisten, imperalisten, socialisten,
communisten, materialisten, jesuiten, generaals, co
cottes, pauselijke zouaven, Polen en spionnen. Maar
de bevolkiug is het vroomste volk der wereld, wel
niet onfeilbaar, maar zóó echt godsdienstig en con
stitutioneel tevens, dat zij gelijktijdig zweren bij de
Encycliek en de belgische Grondwet, iets wat re
calcitrante roomseh-catholyke godgeleerden en pro
fessoren in Duitschland beweren dat onmogelijk zauien
kan gaan, doch voor welke onbeschaamdheid zij
dan ook teregt met de excommunicatie (de groote
wel te verstaan) zijn gestraft. Wel moge het die
ongezeggelijken bekomen! Geen wonder dat ik,
eenmaal in België zijnde, reikhalzend verlangde een
uitstapje te maken naar het scjioone landje dat
vroeger met ons door het Weener-tractaat uitge
huwelijkt, later van ons afgescheurd, maar steeds
voor het grootste gedeelte onder het bestuur van
denzelfden vorst die ons regeert heeft gestaan en
in de laatste jaren vooral de aandacht en de be
geerlijkheid van maglige potentaten heeft opgewekt.
Het schilderachtige Luxemburg moest toch even
worden bezocht en het was mij even als in België
waarlijk lang niet aangenaam om ook hier weder
gestoord te worden door hollandsche muizenissen
die ik juist wilde ontloopen.
Eerst stelde ik mp eenigermate op de hoogte
van de eigenaardigheden en den tegenwoordigen
toestand van dat aloude strijdveld der Europesche
gladiatoren en kwam tot het besef, dat dat landje
veel heeft van de minnares, door twee voorname
heeren begeerd of anders bedreigd, niettemin aan
haar amant de coeur getrouw blijft. Van de las
tige aanzoeken van haar zuidelijken ridder is zij
nu welligt voor langen tijd ontslagen, maar die
krachtvolle, stijfhoofdige, onversaagde, noordooste
lijke Don Juan, die zich zelfs van »la Pucelle" heeft
weten meester te maken en in zijn wapenschild
gebeiteld heeft: macht boven recht," die kan het
liaar misschien nog al lastig maken en hare trouw
en aanhankelijkheid aan den man harer keuze op
zware proef stellen. Maar in al die gewigtige
overpeinzingen was ik al te spoedig gestoord door
een zeer druk en ernstig debat, waaraan ik eenige
mijner landgenooten hoorde deelnemen, Ik be
merkte dadelijk dat zij 't met een hooggeplaatst
persoon uit dit groothertogdom aan den stok hadden,
die mij werd aangeduid onder den naam van den
minister Servais, terwijl ik in mijne landgenooten
terstond den heer W. van Goltstein aan zijn diplo
matiek, van Lijnden aau zijn laconiek en vooral
Jonckbloet aan zijn comiek gezigt herkende, hoewel
ook nog eenige anderen nu en dan aan het vrij
heftig gesprek deel namen. Zij beweerden dat
Luxemburg ons nog veel geld schuldig was van
vroegeren datum, nog uit den tijd der gemeenschap,
en dat dit bij de scheiding niet was uitbetaald.
Dat vonden zij nu alles behalve fraaitelkens waren
wij met onze schuldvordering opgekomen, maar
telkens was zij met protest teruggezonden, en werd
er zelfs zooals wel meermalen in dergelijke zaken
't geval is, eene contra oftewel kallebas
rekening opgemaakt, die- nog grooter was dan de
schuld waarvoor men aangesproken werd, zoodat
men van onwillig schuldenaar iu voornaam schuld-
eischer verandert. Het is haast onmogelijk te zeg
gen hoe veel diplomatieke wijsheid en geleerdheid,
wat niet hetzelfde is, onze drie afgevaardigden aan
den dag legden, en het is niet te gelooven met
welk een procureurs-genie die heer Servais de ge-
heele lijst der exceptiën, zoo in facto als in juris
doorliep, en zich daarbij handig bediende van zekere
twee s> blunders" die de heer Roest van Limburg
in zijne Noia-wisseling met den diplomaat procureur
had gemaakt. Maar wat mij nu eigenlijk niet
beviel, was de houding van sommige onzer woord
voerders, die na lang en breed de conclusien van
den heer de Servais bestredende wettigheid
onzer pretentie te hebben aangetoond en de tegen-
vordering als ten eenenmale ongefundeerd geken-
schetst, eindigden met het op een accoordje te
gooijen, dat wil zeggenmet voortestellen zich
met gesloten beurzen te betalen. Maar dan
erkent gij immers de tegenvordering zeiden de
anderen, en wilden liever eene arbitrage. Ik
mag het wel lijden, maar als ik in aanmerking
neem, wat ik van alle drie de sprekers die over
de zaak gesproken hebben, gehoord heh, dat namelijk
een allezins billijk voorstel tot schikking onzerzijds
nog verleden jaar gedaan door de Luxembursche
regering werd afgewezen, dan verwacht ik bij de
arbitrage zelve zooveel oponthoudexceptiën en
uitstel als in den regel, bij kwade betalers te doen
gebruikelijk is en stelj er mij niet veel van voor.
Maar in één opzigt zal die bespreking toch haar
nut kunnen hebben. Tot nu toe wjl de buiten-
landsche pers Luxemburg maar niet anders be
schouwen dan behoorende tot Nederland. De Köl-
nische Zeitung behandelt zelfs de Luxeinburgsche
aangelegenheden, die vooral gedurende den jongsten
oorlog al ras tot ongelegenheden konden aanleiding
geven, steeds onder de rubriek ïKönigreich der
Niederlande." Zal men nu eens beginnen in te
zien dat dit loutere dwaasheiddiplomatieke en
geographisehe onzin is, w.iar het Königreieh zelf
sedert jaren aan het haspelen is met het Groszher-
zogthum over de terugbetaling eener schuld ont
staan door en bij de scheiding van Nederland.
Deze brief is vrij uitgebreid geworden. Mijn
plan is nu om met het heerlijke saisoen een goed
eind verder te gaan. Ik ga bepaald naar Rome
alwaar, naar ik zoo even in de couranten zie, onze
missie is behouden, zoodat ik zeker ben onzen ge
zant bij den paus daar aan te treffen, als hij ten
minste niet zulk een trekvogel is als de vrederedder
van Europa.
Ik zie tevens dat over die missie al heel veel
is gesproken en over den roovcrslaat ook. Te Flo
rence hoop ik dat alles op mijn gemak na te
pluizen. Wat die Bergman toch een juweel is
Zie binnen- en buitenland in het bijvoegsel.)
Ingezonden Stukken.
Niet tevreden met de plaatsen intenemen der
leden van het burgerlijk armbestuur, die gedurende
eene reeks van jaren naap beste weten daaraan hunne
krachten hebben gewijdgaat de oppositie nog
verder en tracht het beheer dier leden door laster
verdacht te makengetuige dat de heer B. Meijlink,
op Dingsdag jl., in de sociëteit sprekende over het
afgetreden armbestuur zich niet heeft ontzien, tot
regtmatige ergernis der aanwezigen, te kennen te
geven, „dat hun beheer een knoei
boel was."
Door geloofwaardige vrienden daarvan onderrigt,
neem ik, als voormalig voorzitter, de partij zoo voor
mij zelve als voor mijne geachte mede-regenten op
en sommeer den heer Meijlink in het openbaar te
bewijzen, waarin door hem knoeijerij in het ge
houden beheer is ontdekt. Zullende ik, bij gebreke
van het leveren van dat bewijs, hem teregt houden
voor een eerloozen lasteraar, wiens gedrag de ver
achting van alle weldenkende medeburgers verdient.
Goes, 10 Mei 1871.
J. A. A. FRANSEN van de PUTTE.
Aan „EEN BOER."
Hadt gij mij in uw laatste geschrijfals het dien
naam verdient, niet tweemaal aangesproken (onder
den selioonklinkenden naam Slikdoipenaar naast dien
van Slikdorper)ik had daarop niet geantwoord om
de eenvoudige reden dat mijn'bekrompen verstand
niet begrijpt, wat gij wilt. Waar toch mijn hemel
hebt gij uw logica geleerd
Gij handelt als de zinkende.'" Eerst schrijft ge een
stukdatals te persoonlijk, niet geplaatst kan wor
den. Gij zinkt, maar klemt u vast aan een stroohalm
dien de Redactie u toesteekt. Nieuwe hoop op red
ding. Rrrrtalweer een ander stuk
De stroohalm breekt; gij zinkt dieper en worstelt
hevigeren vindt eindelijk .weer een stroohalm.
Nieuwe hoop op reddingl Rrrrtalweer een ander
stuk!
Zinkbeste boer zink en kom gereinigd weer
te voorschijn!
Als de Redactie uw eerste en het lezend publiek
uw tweede geschrijf met dit laatste vergelijkt, zullen
ze zien, wat schipperen ishoe gij de denkbeelden,
die ik voorstondtot de uwe maaktterwijl ge doet,
alsof gij zc bestrijdt. Wat zegt gij vau een dief,
die een geldkist plundert, terwijl hij met het ernstigste
gezigt van de wereld uitroept: „Weg, met dat vuil
en verfoeilijk slijk der aarde"
Slikdorp.' FERDINAND.
275ste STAATSLOTERIJ.
Prijzen van j 100 en daarboven. 4e kl.
Ie lijst. No. 19292 f 5000 no. 18198 f 2000;' no.
12167 en 12488, ieder f 200no. 2041, 5920, 7215,
8271, 13094, 13331 en 18089, ieder f 100.
2e lijst. No. 13322 f 25,000no. 1631 f 1500
no. 6556 f 1000 no. 1098 f 400 no. 13323 f 200
no. 4448, 6669, 10740, 13046 en 14580, ieder
f 100.
3e lijst. No. 7219 f 1500; n. 3716, 9243,16041
en 17724, ieder f 1000; no. 52, 17764 en 19867,
ieder f 400; no. 19891 f 200 no. 8748, 11901 en
18860, ieder f 100.
CORRESPONDENTIE.
Het verslag van de co-operatieve voorschotvereenigihg en
spaarbank te Goes, moeten wij, wegens plaatsgebrek, tot
een volgend no. uitstellen.
ADYERTENTIËIV.
Ondertrouwd
J. ROSEBOOM van Vreeswijk
en
H. KUIJPERS van 's HeerAbtskerke.
Mei 1871.
*2* Getrouwd
J. J. QUIST
en
Deventer, 9 Mei 1871.
Heden overleed Mevrouw C. J. de WITT HA
MER, Geb. van der Muelen.
Eenige kennisgeving.
Gevoelig voor de vele bewijzen van deelneming
ondervonden bij de langdurige ziekte en bet over
lijden van hun geliefd kindbetuigen de onder-
geteekenden daarvoor hunnen welgemeenden dank.
J. A. A. FRANSEN van de PUTTE
F. A. FRANSEN- van de PUTTE
Goes 11 Mei 1871.
burger.
Van stonden aan voor 5 a 6 Gemeten Taaije
Groene KIEMEN bij C. HEIJB0ÉR,
landbouwer onder 's Heer Arendskerke in den Nieuwe
Kraaijert Polder.
des voormiddags ten 10 ure,
van
Een WOONHUIS met
gfgjÉË C II XJ XT K, verdere Tim-
üasl mering en Erve, zoomede een
Boomgaard en eene partij Bouwland,
alles bijeen en genaamd
aan de oostzijde van de Haven, even buiten de
stad Goes, ter grootte van 1 hectare 94 aren 60
centiaren, waarvan de ondergrond nog voor een
groot gedeelte uit zoogenaamde ZELKASCH
bestaat, van goede kwaliteit, zoodat dezelve uit het
bereids ontgonnen gedeelte geregeld aan Glasblaze
rijen werd afgeleverd. -
met derzei ver INVENTARISannex
Pakhuis, Erve en regt van Wa-
ter pompen uit de Haven te Goes, staande en
liggende dit perceel aan de Westzijde dier Haven
en hebbende eene grond-oppervlakte van 10 aren
60 centiaren.