Mi'. J. C. R. van dei' BILT, J. H. BIJBAU, BARTHOLOMEW VERMANDE, en D. P. DOMKÜS. Ook de heer Bylau wordt, blijkens de door de Roomscli Cath. kiesvereeniging gestelde candidaten, veroordeeld. Daarom is eendragt zeer noodig en dus: kiezers, liberale kiezers en gij die buiten de uiterste partijen staat, vereenigt u en komt trouw op. Aan insinuerenden ijver van de andere partij zal het zeker verder niet ontbreken. De partijen die, hoe verschillend ook onderling, zich verbon den hebben om uwe vrijheid, uwe rust en uwen vrede onder eenen constitutionelen regeringsvorm met een geliefden vorst aan het hoofd, in gevaar te brengen, de partijen die zich vereenigd hebben om zelf aan het roer te komen en dan eene regering te vormen waarvan de bazis uit zoo verschil lende rigtingen bestaat, dat de ergste en noodlot- tigste tweespalt is te wachten, die partijen woelen rusteloos voort om haar doel te bereiken. Wèest dus op uwe hcede en vereenigt uwe stemmen, op 9 Mei, op: UIT DE TWEEDE KAMER. De heer van Wasscnaer van Cativijck, de man der anti-revolutie bij uitnemendheid maar toch sterk ijverende voor censusverlaging, omdat het volk niet vertegenwoordigd zou zijn, heeft dit thema bij de algemeene beraadslaging over de staatsbegrooting O O O O O nader uitgewerkt, en als zijn gevoelen te kennen gegeven dat de tegenwoordige Tweede Kamer niet is de zuivere uitdrukking van het Nederlandsehe volk, en dus ook zijne behoeften niet vertegenwoor digt. Ook de heer van Lijnden geestverwant van den heer v. Wassenaer, had datzelfde gevoelen ge opperd toen ook hij sterk aandrong op uitbreiding van kiesregt, en zelfs bij niet-inwilliging daarvan, de regering bedreigde met eene coalitie van hetero gene bestanddeelen het bekende monsterverbond tusschen orthodoxen ultramontanen en conserva tieven en waarbij hij ook nog hoopte dat eenige der zoogenaamde geavanceerde liberalen zouden toe treden, eene illusie die hem, dit in 'tvoorbij gaan gezegd de heer van Eek ia de zitting van Vrijdag ontnomen heeft op eene wijze welke weer klank in den lande vinden zal. Maar de stelling zelve is ten eenenmale onjuist en wordt door de tot dus ver gevoerde debatten ten duidelijkste we dersproken. Want, behalve h^j; ernstig protest tegen dat beweren door den minister van binnenl. zaken uitgesproken, onder opmerking dat zij die zóó spre ken en zich telkens op liet volk beroepen, iets an ders willen dan de grondwet en op weg zijn naar het algemeene stemregt (hoort! hoort! heeren van de anti-revolutie rigting en denkt om Parjjs)be halve dit protest levert de' loop der debatten en de optreding der sprekers het meest doorslaand bewijs voor de valschheid der stelling van de heeren ortho doxen. Het debat leverde juist het bewijsda't alle rigtingen des volks in do kamer vertegenwoordigd zijn; dat elke meening die onder het volk kan huis vesten hare uiting in 'slands raadzaal vindt; dat alle volksbelangen daar kunnen worden bepleit en aangedrongen en dat de regering op dat alles ge zamenlijk te letten er mede te rekenen heeft en dit ook wil, in zoo ver die wenschen of verlangens niet in strijd zijn met de boven alle partijen staande grondwet of met het boven alle partij-inzigten ver heven algemeen belang. Ziet eens hier: Gedurende de afgeloopen week hebben het woord gehad: 1». de zoogenaamde ge avanceerde of echte liberalen, vooral vertegenwoor digd door den heer van Houten ofschoon hij het woord geavanceerd rëpudieerde, en waarbij zich tot zekere hoogte aansloten de heeren van Eek en Bre- dius, en, met nog meerder voorbehoud, de heer van de Putte. Meerdere vooruitgang, meerdeve verhef fing der zuiver liberale vlag meerdere activiteit ziedaar hun verlangen2°. de tevreden liberalen met waardering van de voornemens en plannen der regering en met goede verwachtingen voor de toe komst, als de heeren RutgersSmidtZijlker, Idserda; 3°. de onbevredigde liberalen, als de heeren Moens en de Roo, schoon daarom geen steun aan het ka binet ontzeggende; 4o. de tevreden conservatieven, al meer en meer tot de liberalen naderende, als de heeren van Voortliuijzen en 's Jacob; 5». de ontevre den conservatievenhandenreikend eenerzijds aan de orthodoxen en ultramontanen, anderzijds, vooral waar het de census-verlaging betreft, zelfs aan den „boozen man" van Houtenin één woord, de Dag- blad-partij in het debat vertegenwoordigd door de heeren Heemskerk Az de BrauwHasselman, van Kuïjk en Insinger6». de anti-revolutionairen en or thodoxen, die volgens den heer Bichon noch de oud testamentische theocratie, noch de Pauselijke hië rarchie wenschten (zoodat in onze schatting slechts de Dordtsche supprematie overblijft)als sprekers gerepresenteerd door de heeren van Wassenaer Cat ivijck van Lijnden en Bichonen eindelijk 7°. de ultramontanen, met het mystieke programma Heg- denryek en met de jesuiten-speeeh Haffmans. Nu wenschten wij aan de heeren van Catwijck en van Lijnden wel gevraagd te hebben ivelke rigting in de tweede kamer niet vertegenwoordigd wordt welke volksbelangen daar kunnen gesmoord worden; hoe men zeggen kan dat in de volksvertegenwoor diging die wij hebben, de behoeften van het Neder landsehe volk niet vertegenwoordigd worden? Wij gelooven dus te hebben aangetoond dat de stelling der heeren antirevolutionairen, met hun »ahnung (zou de heer tan Lijnden zeggen) naar het revolu tionaire algemeen stemregt, volkomen onjuist en anti-grondwettig isin zoo ver de staten-generaal het geheele Nederlandsehe volk vertegenwoordigen, waarvan gelijk wij boven gezien hebben de af spiegeling zich in de tweede kamer in ruime mate vertoont. Vraagt men ons, die alleen eene verkeerde voorstelling wilden weêrspreken, of het op-zich zelve beschouwd, nu zulk een heugelijk verschijnsel is dat in een klein land als het onze, zóó weinig overeenstemming van gevoelen, zoo vele uiieenloo- O O f pende iuzigten en rigtingen zich vertoonen en be kampen? dan zeggen wij volmondig neen. Wat moet er worden van een land, met eene zich meer en meer uitbreidende ultramontaanscbe, goed gedisciplineerde partij, wanneer hare erf-vijan- den, de orthodoxen en de conservatieve protestan ten pur sang, uit partijbelang of politieke kans rekening, zich bij haar aansluiten, terwijl aan den anderen kant de groole liberale partij, nadat het ministerie Fock bet regeren onmogelijk gemaakt werd, onderling aan het kibbelen gaat over wat meer of wat minder snelheid van stap; over de meerdere of mindere-bejaardheid van de pas meer derjarig geworden grondwet van '48, en over andere vraagstukken van theoretisch staatsregt en van politiek idealisme? Voor de groote liberale partij die, men moge zeg gen wat men wil, op het gebied van practisch staats beleid één is van zin en overtuiging, voor baar mogen vooral niet verloren gaan de woorden van den heer Thorbecke tot den heer van Lijnden ge- rigt, en waaromtrent ook de N. G. Courant nu zal kunnen oordeelen over de toevalligheid der on derlinge zamenwerking. »De heer van Lijnden bedreigt mij niet eene coalitie van conservatieven, anti-revolutionairen, vroomsch-catholicken en heeft hij radicalen of ultra-liberalen genoemd? ik weet het niet in »elk geval een ras dat van de drie vorige ver- schilt. Aan lien, die dergelijke coalitie mogten verlangen of daarin willen treden, moet ik over- laten de vraag te beantwoorden, of eene vereeni- »ging van de bestanddeelen, door den heer van Lijnden genoemd, van bare ivaarheid en opregt- »heid getuigen zou. Maar dit wil ik zeggen, dat »bet ministerie niets zal toegeven of terughouden »teu gunste of op het verlangen, hetzij van deze of »gene partij, hetzij van alle partijen gecoaliseerd." Welnu, dat de liberalen dan de coalitiën op omvaren en onopregiem grondslag overlaten aan de christelijke staatslieden van Dordt en van Rome en aan de sluwe conservatieven. Versterken zij zich veeleer in eigen boezem door .toenadering, door vergèljjk, door wederkeerige op offering van verschil-punten over iets meer of' minder, daar waar toch de beginselen onloochen baar één van aard en natuur, het doel gelijkmatig is. Tegeuover de beginselloosheid, karakterloosheid en onopregtheid van het nu openlijk in de Tweede Kamer aangekondigd monsterverbond, past slechts ééne gedragslijn, één antwoord der liberalen in en buiten de kamer: Het het liberale ministerie, aan welks hoofd de man staat die ons de liberale grondwet en de daarop geschoeide reorganisatie van ons staatsbe stuur en wetgeving gaf, staan wij als één man tegen uwe coalitie over. Tegenover uwe kunst matige agitatie, stellen wij de kracht onzer begin selen. Tegenover uwe kuiperijen tot zamen- koppeling van heterogene minderheden, staat onze eensgezindheid op overeenstemming van beginselen gegrond. Dit zij tegelijk het wachtwoord bij de verkiezin gen, en daarom heeft het debat over de begrooting zijn nut en beteekenis gehad. Zie voor buiten- en binnenlandsclie berigten het bijblad. Ingezonden Stukken. POLITIEKE OVERPEINZINGEN. I. Het is geenszins van gevaar ontbloot voor jonge menschen met een ambtdat vertrouwen ver dient en dat een smaakje geeft van macht, ge plaatst te worden in eene kleine stad. Het getal uitstekende menschen in ons geheele land is niet zoo heel groot; in een kleine stad zijn ze, als er zich al bevinden, natuurlijk wel te tellen. Het is aan jonkheid eigen, vooral als die wat over 't paard wordt gebeurd, zich zelf nog al wat goede eigenschappen toe te schrijven, in 't bijzon der op intellectueel gebied; met andere woorden, zich voor nog al knap te houden. Het is aan jonkheid eigen, niet bijzonder be scheiden te zijn in het beoordeelen van anderer verrichtingenmet andere woordenhet er voor te houden het een of ander veel beter te kunnen doen dan het gedaan is. De jeugd is bedilziek. Het is aan jonkheid eigen, aan eerzuchtige'in blazingen gehoor te geven. Deze drie eigenheden zijn soms voor den pa tient zelf schadelijk en voor anderen daarbij. Hij brengt daardoor dikwijls een deel van zijn rast en levensgeluk ten offer, zonder eenigen dank in te oogsten. De verdiensten van anderen gering te schat ten en zonder zich te bedenken de plaats in te nemen van lien die én aan levenservaring én aan levenswijsheid én aan bekwaamheid én 'aan rechtvaardigheid huilne verheffing danken, legt van meer dan gewonen jeugdigen overmoed ge tuigenis af, die verontwaardiging en vijandschap opwekt, slechts te verzoenen door een openhartig me a culpa. Een bedaard man haalt over die jonge onbe zonnenheid de schouders op: bij iemand, over wien spotlust spoedig vaardig wordt, wekt de patient de gedachte op aan zekeren kikvorsch, die' tot zijn schade en schande absoluut de dikte wenschte van een os; iemand die rechtvaardigheid en hu maniteit raadpleegt, vraagt: wat geeft dien jongen mensch recht, aanspraak te maken op onderschei ding die alleen het loon kan zijn van meer dan gewone verdienste? En toch, ofschoon ik meen aangetoond te hebben dat er gevaar ligt in het bezit van genoemde eigenheden voor een jong mensch, zien we daar aan toch dikwijls bot vieren. Niet te vreden met eene eervolle positie in de maatschappij, voor velen benijdenswaard, die, zoo ze goed wil worden waargenomen, tijd en studie vereischt, wil men toch meer. Men wil een rolletje spelen. Men heeft wel eens gehoord of gelezen van eminente menschen, die de leiders zijn van een staatkundige partij; men wil ook aan liet hoofd staan, is het dan niet van een partij, dan toch van een kleine fractie en zich zelf diets maken dat men nu toch ook nog al zoo min niet is. Men wil de belangen voorstaan van die kleine fractie, want ofschoon nooit iemand daarvan heeft gehoord, bestaat er bij den patient een duister vermoedendat er rechten worden verkracht; en dat vermoeden is soms zoo overweldigenddat als men eens fiks zijn slag kan slaan, men blijft zitten met den mond vol tanden. Ach, die wel de belangen wil voorstaan, be ginne eerst zijn eigen zaken te behartigen, zich rust, vrede en geluk te bezorgen eii ieder die het leven een weinigje meer dan oppervlakkig kent, weet boe moeijelijk dit is; daarna denke men aan anderen. Voelt men roeping óok voor hen iets te doen, men ga dan te rade met zijne krachten, want hiervoor worden levenswijsheid en capaci teiten gevorderd, die de jeugd in de meeste ge vallen mist. Hij die zich wil bewegen op politiek terrein, Het zij dit is in 'tgroot, hetzij dit is in 't klein, Bedenke zich eerst goed, of hij den tijd kan missen En mag zich daarna nooit iii zijne plaats vergissen; Want hij bedenke wel, dat elk hem eritiseert, Wat eerder zijn geluk vermindert dan vermeert. Zijn toestand wordt daardoor soms droevigja (soms hachelijk Maar 't ergst van alles is als hij zich maakt (belachelijk Mijnheer de Redacteur! Ik ben maar een eenvoudig burgerman maar stel toch een groot belang in hetgeen de heeren van het Stadhuis zoo al verhandelenals zij bij malkander zijn, vooral sedert de oppositie van vroeger de meerderheid van den raad uitmaakt. Ik lees daarom de verslagen der vergaderingen, niet alleen in uw blad maar ook in de Nieuwe Goessche en de Middelburgsclie Couranten. De eene verslaggever mogt eens wat vergeten hebben, dat de andere heeft opgemerkt. Nu wil ik wel bekennen, dat het ver slag in, of bij uw blad gegeven, het uitvoerigst is, maar of het daarom naauwkeurig- is kan ik niet beslissen en ik zal genoodzaakt zijn, telkens de ver gadering bij te wonen, om te weten, wat waarheid is. De Nieuwe Goessche Courant stelt toch de zaken soms heel anders voor, dan Uw blad ze mededeelt. Om maar één voorbeeld te noemen uit het verslag der laatste vergadering,'diene het volgende: In uw blad wordt gezegd, dat de heer van Ren- terghem, over zijn voorstel omtrent den heer Liebert, gesproken heeft, onmiddelijk nadat onze burgemeester de brief had voorgelezen en toegelicht, en dat de doctor gezwegen heeft als een mof, toen hij het lekkere mopje van den burgemeester en den heer de Knokke i an der Meulen kreeg. Maar de Nieuwe Goessche Courant vertelt, dat eerst de heer van der Meulen en de burgemeester gesproken hebben en dat toen de heer van Renterghem toch zijn gevoelen beeft verdedigd. Nu was mijn vriendelijk verzoek, dat U de goed heid wilt hebben, om die verdediging nog mede te deelen. Daarmede zult gij groot genoegen doen aan EEN BURGERMAN. Wij hebben bovenstaand verzoek aan onzen ver slaggever medegedeeld doch deze berigt ons dat de heer v. Renterghem slechts eenmaal over de zaak gesproken heeft, en wel met, de rede, die ge melde heer grootendeels op schrift had, en aan den verslaggever heeft afgestaan. Een burgermanzal zich dus bij de redactie der Nieuwe Goessche Courant moeten vervoegen. Mogelijk heeft haar verslaggever

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 2