4
De Foor titter zegt deze drie verzoeken, als van den zelfden
aard zijnde, te gelijk in behandeling te brengen. Burg. en vveth.
hebben de adressen naauwgezet overwogen en ofschoon erkennende,
dat er van het standpunt der verzoekers wel gronden zijn om
ze in consideratie te nemen meenen zij evenwelniet tot eene
gunstige beschikking te mogen adviseren. Als de raad zich ge
neigd betoonde dergelijke verzoeken in te willigen, zou weldra
elke openbare verpachting onmógelijk zijnen deze is toch door
de wet als regel gewild, terwijl onderhandsche verhuring uitzon
dering is. Publieke verpachting is de gezondste maatregel om
burg. en weth. te dekken voor hunne administratie. Namens
het collegie van dagelijksch bestuur stelt hij daarom voor, de
verzoeken te wijzen van de hand.
De heer dr. Callenfels verklaart het eens te zijn met den
voorzitter. Indien men de verzoeken inwilligdezon alle ver
pachting onmogelijk zijn. Daardoor wordt de publieke concur
rentie buiten gesloten en worden sommige personen, die welligt
eene hoogeve pachtsom zouden uitloven, voorbijgegaan. Boven
dien vindt hjj de twee laatste adressen wel wat voorbarig, daar
de pacht eerst met ultimo December 1872 eindigt.
Het voorstel van burg. en weth. wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
"VIII. Alsnu komt in behandeling de aanvrage van het be
stuur van het departement Goes der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen om ongeveer 1200 M2 grond aan de westzijde der
haven tot daarstelling yan eene zweminrigting.
De Voorzitter deelt tot toelichting mede, dat dit adres, in
gekomen den 17 Maart 1869 in der tijd werd gerenvoijeerd
aan burg. en weth. ten fine van onderzoek en voorstel en dat
omtrent de plaats enz. den 6 April daaraanvolgende eene in
spectie in loco is gehouden waarbij het geschikter voorkwam,
indien de zweminrigting aan de overzijde der haven werd gemaakt.
De zaak is daarop behandeld in de raadsvergadering van 29
Maart 1870 waarin besloten werd het verzoek aan te houden
en burg. en weth. uittenoodigen, met het bestuur van het de
partement in nader overleg te treden, omtrent de plaats der
zweminrigting.
De heer Pransen van de Putte heeft daarna een onderhond
gehad met de commissie ad hoe uit het departement der maat
schappij, ten gevolge waarvan, twee staketsels zijn geplaatst langs
de haven, om te onderzoeken, in hoeverre de te maken zwem
inrigting belemmering zou veroorzaken aan de scheepvaart.