1871. -A* 33. 58s,e jaargang. Dingsdag 25 April. Bij dit no. behoort een bijvoegsel, inhoudende het verslag van het verhandelde in de jongst ge houden raads-zitting. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes f 1,75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COIIiW Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels 5 1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenseht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan liet bureau bezorgd zijn. TEGEN DE AANSTAANDE VERKIEZINGEN. I. Naauwelijks eenige maanden genietende van de kalmte na den vorigen verkiezingsstrijd ingetre den is reeds weder liet eerste schot voor den nieuwen strijd losgebrand. De kiesvereenigingen /Oostelijk gedeelte van Zuid-Beveiandeen nieuw ligchaam en „Aan allen regt," hebben hare candidaten gesteld voor de aanstaande verkiezing voor de Prov. Staten. Met een gevoel van hoop en moed staan wij voor de aanstaande maanden Mei, Juuij en Julij, omdat alsdan op nieuw de gelegenheid aanwezig is om tegen den geest van uitsluiting, van ïno- nopoliezueht der eonservatief-anti-revokilionaire rigting thans vereenigd met de ultroniontanen in ons kiesdistrict, meer bepaald te velde te trekken. Onze meening omtrent de waarde dei- liberale rigting is ongeschokt. De liberale rigting is niet wat de andere partij haar wil doen zijn. Het liberalisme is niet noodzakelijk ongodsdienstig, niet onvaderlands- of koningslievend niet repu- blikeinsch, evenmin als een orthodoxe noodwendig een braaf mensch is. Wij staan vast in de overtuiging dat het liberalisme, d. i, de liefde voor niet het omverwerpen van vrije staatsvormen, de liefde voor onbevangen denkbeelden, de liefde voor en daarom juist niet de ophitsing van het volk de rigting is welke, inzonderheid op politiek gebied, aan den staat en de staatsburgers, onder een constitutio- neelen regeringsvormop den duur zekerheid en welvaart kan verzekeren. Men heeft van de andere zijde geinsinuëerd en het doen voorkomen dat liberalisme leidde tot bras- serijgodsdienstloosheid en koningsmoord. Met dergelijke hooge woorden en daarbij tegelijk zich zeiven liet monopolie van braafheid en vaderlands liefde toekennende, heeft men de menigte ver vaard gemaakt en zich daarbij niet ontzien om het godsdienstig privé-leven van andersdenkenden in opspraak te brengen. De ongedoopte kindertjes liggen ons nog versch in het geheugen, 'tls te hopen dat de algemeen door Nederland met verontwaardiging bejegende circulairewelke slechts door de N. G. Ct.en om redenenis verdedigdthans door de kiezers op de regte nietswaardigheid worde geschaten dat zij hebben leeren inzien, door hunne verkie zing van jhr. Pompetengevolge dier circulaire eene den waar godsdienstigen mensch onwaardige handeling te hebben gepleegd. Om die handeling te herstellen breekt thans weder de gelegenheid aan. Men vervalle niet in de dwaling, dat eene ver kiezing voor de Prov. Staten van minder belang is dan eenige andere. Integendeel de vergadering die uit eigen boezem de leden van Ged. St. het hoogst administratief collegie in de provincie, ver kiest, die de afgevaardigden ter Eerste Kamer be noemt, staat, met het oog op het volksbelang en van een politiek standpunt zeer hoog. Doch al ware dit het geval nietiedere ver kiezing moet in het oog der kiezers zijn van even groot belang en een dure burgerpligt, Ook de keuze van leden der Prov. St. is eene keuze tusschen de rigtingen welke in den staat tegenover elkander staan. *Aan welke rigting zal men zich aansluiten Aan welke politiek de voorkeur geven Aan de vrijzinnige rigting die geheel overeen komt met den aard van ons volk, eene rigting welke, wanneer men zich spiegelt aan het liberale Engeland, bij onschendbaar behoud van het ko ningschap, het volk tot ontwikkeling en welvaart brengt, het volk opvoedt opdat het streve naar het geestelijk en stoffelijk welzijn van zich zeiven en zijnen evenmensenin verband met de be doeling van het Opperwezen, dat den mensch eene veel hoogere mate van bevattingsvermogen schonk dan aan alle andere aardsche schepsels. Eene- rigting die de politiek wil* afgescheiden houden van den godsdienst, omdat deze eene zaak van het hart en dus het heilig goed van i ede ren mensch afzonderlijk is öf aan de andere rigting die het godsdienstig leven van den mensch aan de schatkamer des harten ontrukt, het door de politiek heen haspelt, ja die alle betrekkingen van het burgerlijke en van het staatsleven uit het eenzijdig standpunt van eigen leerstellig geloof beoordeelt. Eene rigting wier Praisischgezindheid niet te miskennen valt, althans te oordeelen naar de voor liefde voor de Pruisische overwinningen en de genoegdoening over der Franschen nederlagen. Het arme Frankrijk, meêdoogenloos ten onder- gebragt door de meerdere geoefendheid en de vlugge en zekerder doodende wapenen van de Pruissen, die bet. in de kunst van menschenslagting en ver nieling, naar de regelen der wetenschap, zoo ver gebragt hebben, dat arme Frankrijk, dat zoo me nigmaal voor groote idéen heeft gestreden, wordt voorgesteld als regtmatig vernederd, terwijl Pruis sen dat, niets gedaan beeft dan ingelijfd en ge annexeerd en ten slotte dit ook weder met Frankrijk heeft bewezen beschouwd wordt als een staat zoo als hij behoort, te zijn! In den grond van hun hart nemen dus de con servatieve en anti-revolutionaire aanbidders van den Pruissischen regeringsvorm de partij van den adelvan het absolute gezag op tegenover de stoutmoedige verklaring der mensehenregten welke door de liberalen worden voorgestaan. De revolutie van 1789, door welke voornamelijk het menschepregt op den. voorgrond is gesteld, is een doorn in het oog van den adel en van •som mige vorsten. De keizer van Duitschland is daar voor rond uitgekomen. En zeker is er geen mo narch, die door die revolutie niet iets van zijne voorheen onbeperkte inagt heeft, moeten opgeven, terwijl de adel, tuk op magt, nog altijd genegen blijft het middeleeuwsclie stelsel te steunen dat alle magt in de hand van den monarch en zijne satrapen legt. Het is die rigting welke de niet-liberale partij steunt. Pruissen is haar modelstaat en zoo zij in Nederland mogt triomferen, weet de Hernel waar die bewondering voor Pruissen ons heen zou voe ren. Wijl nu het Nederlandsehe volk te veel vrij heidszin heeft om met een Pruisischen regerings vorm ingenomen te kunnen zijn en liever verkiest te blijven genieten van eenen toestand zooals ons gezegend vaderland onder eenen geliefden vorst uit liet huis van Oranje ons biedt, heeft men tot velerlei hulpmiddelen de toevlugt genomen, voor namelijk tot den godsdienstzin der natie en hare liefde voor het huis van Oranje zelveom eigen plannen te bedekken cn de liberale rigting te benadeelen. Van die beide groote deugden heeft men be hendig partij getrokken om de eenvoudigen en vromen van gemoed te winnen. Wij bespreken het misbruik dat van die deug den is gemaakt in een volgend n°. 'sHage, 23 April. Beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald, zou ik gisteren den minister van marine wel heb ben willen in overweging geven toen hij, met zeldzame vasthoudendheid, de zonderlinge stelling, reeds in de eerste kamer onlwikkeld, bleef vol houden, dat, hoewel het ontslag van marine-offi cieren wegens het aangaan van een huwelijk bui ten 'skonings toestemming, door het aangenomen amendement van Eek uit de wet van 1851 nopens de bevordering en het ontslag van zee-officieren was vervallen, de koninklijke besluiten, gegrond op dat verbod en regelende deszelfs uitvoering konden blijven bestaan, zoodat er niettegenstaande de aan neming van het amendement, toch straf, zij 'tdan ook disciplinaire straf kon worden opgelegd wegens het trouwen zonder voorafgaande vergunning des kouings. Een minister van marine behoeft zeker geen regtsgeleerde te zijn, ofschoon wij er in dei- tijd een gehad hebben die tevens burgemeester was geweest, maar een minister van marine moet toch wel zóóveel van constitutioneel regt en usance we ten dat wanneer eene wetsbepaling vervalt met liet kennelijk doel om het daarin geschreven ver bod voor altoos opteheffenliet toch niet aangaat om de daardoor in het leven geroepen vrijheid van handelingop andere wijze en dat nog wel bij anlerieur koninklijk besluit, strijdig met de wet en tegen de wet, wederom aan banden te leggen. Bij deze beschouwing blijft de kwestie over de al of niet doelmatigheid en wenschelijkheid der trouw- vrijheid der militairen, met al de deels niet geheel ongewigtige deels vermakelijke redeneringen die daaraan vastgeknoopt zijn of kunnen worden, ge heel en al ter zijde gelaten zoo mede het pleidooi voor handhaving van het verbod door den min. van oorlog geleverdomdat deze in de wet op de bevordering en het ontslag bij het leger, het verbod onder strafbepaling van ontslag nog heeft. Die wet bestaat nog ongeioijzigd op dat punt. Dat nu een minister, die in gemoede van oordeel is dat de vrijlating om te huwen met wie ook, van nadee- ligen invloed zou moeten zijn op de discipline, op het esprit de corps, op den kameraadschappelijken bond in de dienst en op het lot van in zorgen of kommer gerakende officieren, met een in den regel gering traktementdat zoodanig minister vol gens die overtuiging zegtik acht het onraadzaam het verbod op te heffen en ik zou in het belang der dienst en der officieren, de verantwoordelijk heid daarvoor niet kunnen op mij nemen, dat is te begrijpen en te verdedigen, ook al deelt men geen enkel der bezwaren waarop 's ministers over tuiging berust. Maar waar, gelijk voor de marine, het verbod is opgeheven en de minister dat geamen deerd ontwerp niet heeft ingetrokkendaar komen geen achterdeurtjes te pas; daar verraadt het gebrek aan constitutionelen zin en aan eerbied voor de par lementaire beslissing, als men in het vervolg toch nog beperkingen en straffen wil handhaven, die haar raison d? et-re ten eenen male verloren hebben; daarge laten nog tot welke subjectieve opvattingen bij op volgende ministers de vraag kan^aanleiding geven: wat is een huwelijk beneden den stand of het ka rakter van den officier en welke andere onderzoe kingen omtrent familie-rélatiën enz. daarbij als van zelve in aanraking kunnen komen. Een aristocra tisch minister van marine zou misschien indertijd van oordeel zijn geweestdat de rnarine-officier Brocx te burgerlijk was getrouwd we laten nu de bakkers-dochters van den heer de Casembroot, volgens zijne nadere verklaring, deel uitmakende van het ruggèmerg der maatschappij", gelijk hij in zijn zoete- broodjes-speech van gisteren de burgerij noemde, geheel daar. En een ander minister kan omtrent hetgeen het karakter en het fatsoen van een offi cier in eene kwestie van huwelijk past, veel meer vrijgevige denkbeelden bezitten; maar welke maat staf, welk rigtsnoer heeft dan de officier? "Dan heeft hij en het is teregt in de discussie bij- gebragt, geen rigtsnoer hoegenaamd; dan is hij van erger conditie dan onder het kennelijk en duidelijk verbod der wet met de straf die er op staat; dan hangt hij geheel af van subjectieve consideratiën en daarop al of niet gebaseerde dis ciplinaire straffen of belemmering van promotie; in een woord dan is hij overgeleverd aan wil lekeur en misschien ook aan de intrigues van coteriën in de hoogere sfeeren der Hadgsche marine die de bakkers-dochters liever zien in den Zoölogi- schen tuin dan in de kringen der freules, die voor beur beminden gestort hebben om de wittebroods weken niet disciplinair in het cachot (zooals de trouw lustige officier zonder consent of storting) maar am freien Deutschen Rliein te gaan doorbreno-en. Dan genoeg over de reeds overbekende zaak. Een enkel woord over het gevolg der interpellatie Casembroot. Als naar gewoonte heeft zij geen ge volg hoegenaamd gehad, en niet het minst door de zonderlinge houding van den interpellant zei ven, die eerst allerlei bezwaren bijbragt omtrent de uitvoering die de minister aan de besluiten wilde geven, die mede over willekeur en moge lijk onregt klaagde, en zich ten slotte bij de ver klaringen des ministers tot handhaving der besluiten nederlegde. Welke was dan het doel zijner inter pellatie geweest? Toch niet, om eene, hoewel dan niet ongezochte gelegenheid te hebben om zijne vroegere gansch niet inalsche uitdrukkingen over de burgerij en de bakkers en slagers-zonen te verduidelijken door nu den nijveren burgerstand te verklaren voor liet maatschappelijk ruggemerg, waaruit natuurlijk ook het kiezersmerg In Junij' aanstaande over jonkheer de Casembroot alhier uit-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1