9 De Voorzitter zegt, niet verder te zullen spreken over de zaak, daar hij het voorstel niet ontvankelijk acht, en daaromtrent blijft volharden bij zijn voorstel, om over te gaan tot de orde van den dag. Maar de inleiding van des heeren van Renterghem's rede ioet hem nog een enkel woord in het midden brengen, dat hij daar straks opzettelijk niet geuit heeft. Wat toch is er gebeurd? De heer Liebert is benoemd tot lid van het armbestuur en heeft daarvoor bedankt met opgave van redenen, welke opgave den heer van Renterghem heeft gekrenkt. Maar dit is eene persoonlijke gevoeligheid, die niet in deze vergadering mag worden overge- bragt met het doel, om den boekhouder der bank eens gevoelig teregt te zetten. God behoede deze gemeente en iedere gemeente in Nederland voor een raad, die zich op ééne lijn zou plaatsen met de commune te Parijs, welke doet kerkeren en doodschieten een ieder, die zich verstout anders te denken en te handelen, dan zij verlangt Hij acht zich verpligt daartegen te waarschuwen en herhaalt zijn voorstel, om, onder niet ontvankelijkheid-verkla ring, over te gaan tot de orde van den dag. De heer mr. de Knokke van der Mtulen zegt, dat het der ver gadering wel niet verwonderen zal, dat hij het woord over deze zaak wil voeren, en wel om de eenvoudige reden, dat hij, als ge delegeerde van den burg., lid en voorzitter is van de directie der leenbank. Hij heeft in handen gehad de originele actewaarbij de heer Liebert tot boekhouder is benoemd. Deze is onderteekend door de toenmalige leden der directiezijnde wijlen de heeren Jacob Kakebeeke, dr. W. Hecking en Leonard de Pouw. Daaruit blijktdat de benoeming is geschied conform art. 2 van het re glement voor die instelling en dat dus de raad niets met den boekhouder te maken heeft. Het is toch bekend, hoe de directeuren steeds hebben moeten boeten voor de in-accuratesse van een vroe gere boekhouding. De boekhouder is dus een ambtenaar van de directie, niet van de gemeente. Als de heer Liebert op de vlugt ging met de kaszou het te kort verhaald worden op spreker met de twee andere directeuren de heeren J. C. Kakebeeke en T. van Heel. Maar bovendien is het kapitaal, waarmede de bank werkt, niet eens het oorspronkelijk eigendom van de ge meente. Toen voor omstreeks 100 jaren de bank werd opgerigt, heeft men van particulieren gelden opgenomen en die later terug gegeven uit de winsten, die de bank afwierp. Deze winsten waren toen niet onbelangrijk, zelfs zoo, dat meermalen de gemeente met die winsten is gebaat geworden. De stad heeft meer dan/60000 van de bank geprofiteerd en het kapitaal ad 12500, waarmede

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 13