1871. JV* 31. Dingsdag 18 April. 58ste jaargang. Bij dit nommer behoort een Bijvoegsel. van BEKENDMAKINGEN liet Gemeente-bestuur. Brug over de Haven. net Armbestuur en de vroegere oppositie. BINNENLANDSCHEBERIGTEN. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1.75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a 1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezondenwenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. OPENBARE VERGADERING VAN DEN GEHEEKTB.BJlJin te «O KS, op DONDERDAG den 20 APRIL 1871 des avonds ten 7 ure. 10. 11 PUNTEN VAN BEHANDELING. Mededeelingen, ingekomen stukken. Overlegging van het jaarverslag der gemeente over 1870. Verzoek van P. Wessel, om verlenging zijner pacht van het viscbregt in de haven enz. Idem van J. Strijd, om idem van de trekkers- woning enz. Idem van J. Stoutjesdijk, om idem van de gron den aan de Westerschans. Zwemplaats van het departement Goes der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Voorstel van het bestuur van het Gasthuis betrekke lijk de comptabiliteit dier instelling. Voorstel vao Burgemeester en Wethouders tot het indienen van een adres aan de Provinciale Staten nopens een steiger aan het Catsohe veer Voorstel van het raadslid dr. var. Renterghero nopens de oiivereeniubaarheid der betrekking van notaris en boekhouder in de bank van leening. Rekening en bcgrootiug der gezondheids-commissie. Aanwijzing der stembureaus voor de verkiezingen in dit jaar. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren gen ter kennis van de ingezetenen, dat, wegens het SCHOON MAKEN der BRUG over de haven, deze op Woens dag den/ MS> April n. s. niet sal kunnen ge passeerd wordtin, en dat de passage met rijtuigen dien dag zal moeten geschieden langs de begraafplaats. Goes, den 15 April 1871 Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. Zie verder de Publicatiën in het Bijvoegsel. De vroegere oppositie, thans regering in Goes, werpt, in haar orgaan, de verantwoordelijkheid voor den loop dien de zaak van het armbestuur neemt, van zich af en terug op de afgetredene regenten Is dat eerlijk? moeten wij op nieuw gaan be handelen de oorzaak van het conflict? Wij zullen dat niet doen, omdat, sints den aanvang dezer kwestie, een dergenen die er aanleiding toe hebben gegeven, is gestorven. Wij constateren alleen, dat de raad met 6 tegen 4 stemmen eene keuze tot secretaris-penningmeester heeft uitgebragt, tegen het verklaarde verlangen van regenten. Wie die 6 stemmers waren valt niet te betwijfelen en ge- rustelijk mogen wij er 5 op rekening stellen van de oude oppositie. Was die stemming dartelheid, moedwil of, vol gens de voormalige oppositie gevorderd door het belang der zaak? Welke ook het motief zij geweest de ver antwoordelijkheid voor de gevolgen moet gedragen worden door hen, die de gevolgen hebben uitgelokt. Dat het armbestuur zou aftreden, indien het iemand werd opgedrongen, dien het verklaarde, in het belangd zijner administratie, niet de voorkeur te kannen geven, was vooruit te verwachten en in ons oog blijkt daaruit een gevoel van eigen waarde, dat zeer prijzenswaardig is en maar al te dikwijls door de conservatieven en kerkelijken uit het oog wordt verloren. En nu gaat het niet aan te zeggen: »wij be hoeven er ons niets van aan te trekken!" Wij gelooven wel, dat de bewerkers van het conflict zeer met de zaak verlegen zitten en dat zij het bezwaarlijk zonder die gehate (doch meestal de kunde voor dergelijke zaken benoodigd bezittende) liberalen kunnen klaren, maar zij moeten het nu niet doen voorkomen, dat zij, uit een beginsel van waal liberalisme (sic) mannen van allerlei rigting in het armbestuur wenschen en dat zij het niet kunnen helpen, dat deze bedanken! Indedaad, die redenering is bespottelijk en ver raadt eene onmagt die liet geheele optreden der vroegere oppositie veroordeelt. Zij en niemand anders is wel degelijk, als oorzaak van het conflict, gehouden deze zaak tot eene gewenschte oplos sing te brengen. Bij de vorming van het armbestuur komt geene rigting te pas. De armen mogen onder den strijd der rigtingen niet lijden. Daarom konden wij ons ditmaal vereenigen met de keuze van den heer Nortiereerstens omdat hij het, evenals de heer Pompe, aan zijne partij verpligt was, te helpen goedmaken wat verkorven was, maar ook omdat wij in een armbestuur den heer Nortier een zeer bruikbaar lid achten. De keuze van de heeren Hanlo en Meijlink beschouwen wij dan ook als een buigen voor de noodzakelijkheid, omdat zij mede hebben geholpen om het conflict te ver oorzaken. Desniettegenstaande keuren wij hunne benoeming af, eensdeels omdat zij leden van den raad zijn, anderdeels omdat zij niet op de hoogte der zaak kunnen zijn en dit is geen eerlijk herstel van de bewerkte verwarring. En juist omdat in deze zaak geene rigting mogt gemoeid zijn, is de miskenning van het afgetreden collegie dubbel roekeloos geweest. Het was geen strijd tegen eene rigting, het was eene gratuite beleediging van personen, die eervol eene betrek king vervulden en nu wordt het voor ieder die gevoel van eigenwaarde beeft, eene gewetenszaak om zitting te nemen, niet alleen uit vrees voor de kans van eene dergelijke miskenning, zoolang de raad uit dezelfde personen blijft zaamgesteld, maar tevens omdat door aanneming der benoeming, men onwillekeurig het gepleegde onregt goedkeurt. Daarom bedankt het grootste gedeelte, en nu, wij herhalen het, nu moet en behoort de oppositie, als oorzaak van dien toestand, daaraan door eigen kracht niet alleen een einde te maken, maar ook en vooral een waardig collegie te vormen. Nu moeten zij, die door 184 stemmen zijn aan gewezen om regering te worden, zij die aan den volke hebben verkondigd, dat alleen van hun be stuur, het wel en wee van de burgerij afhangt, niet terugdeinzen voor hunne taak. Zij behooren niet alleen de grieven der burgerij weg te nemen, maar ook weder op te bouwen wat zij begonnen zijn omver te werpen. Die grieven? tegen de liberale rigting. Kent de thans heerschende rigting den verbazenden omvang welken zij zelve daaraan heeft gegeven? En toch het is haar pligt of liever hare roeping om al die grieven weg te nemen. Kan zij dat niet, dan heeft zij door hare verschijning niets gedaan dan zich zelve op het kussen gebragt, met verbanning van al wat daar vroeger als kundig en eerlijk liberaal was gezeten. Nu reeds kan de nieuwe partij niet even sterk opbouwen, wat zij begonnen is omver te werpen. Nu reeds, op den eersten dag van hare zegepraal, werpt zij de verantwoordelijkheid voor de gevol gen der door haar teweeg gebragte revolutie van zich af en vermomt zij onder een schijn van libe ralisme hare onmagt. Gewis zulk eene partij verdient de onder steuning der burgerij niet! En nu moge men van zekere zijde onze meening curieus noemen, wij kunnen niet anders dan blij ven beweren dat de vroegere oppositie thans rege ren moet en verantwoordelijk is voor de door haar in het leven geroepen beroeringen. Kan zij dat niet, waartoe is zij dan opgetreden? Waarom heeft zij dan het mandaat der bur gerij aangenomen Weet zij niet wat zij aan de burgerij gepredikt heeft om hare verkiezing mogelijk te maken? Weet zij 'tniet? Wij zullen 't haar herin neren zooals wij het uit den mond van een burger, hare partij toegedaan, hoorden: »men make van de hoogere burgerschool een pakhuis, jage de leer aars weg, ontheffe ons van de gedwongen bijdrage aan de staatsschool en vermindere met dat alles den hoofdelijken omslag." Ziedaar wat een deel der burgerij van de thans bovendrijvende rigting verwacht. Ziedaar wat de verhevene taak is welke haar ter vervulling is op gedragen, eene taak waaraan de oppositie, voor zij de overhand had, zelve aanzijn, gestalte, omvang heeft gegeven, door telkens en telkens op het aanbeeld van gemoedsbezwaren en duur onderwijs te slaan. En als de oppositie nu reeds terugschrikt voor de verantwoordelijkheid om een nieuw armbestuur te vormen, nadat zij het oude zedelijk genoodzaakt heeft om af te treden, hoe staat het dan met haren moed om de kolossale grieven welke zij bij de bur gerij heeft aangekweekt, tot oplossing te brengen? De ervaring zal leeren, dat andere mannen aan het roer zijn gekomen, dat veel onrust en ver deeldheid in de gemeente is gezaaid, dat het leven tusschen burgers en burgers tot eene hel is ge maakt endat de burgerij bedrogen is uitgekomen. GOES, 17 April 1871. Het Mail-overzigt van den Java-bode luidt als volgt Het groote, maar dan ook het eenige nieuws van hier is het verwacht bezoek vau den koning van Siara, Z. M. Somdech Phara-Paramidr Maha Chulalonkorn, de vierde vorst der nu regerende Siamsche dynastie. Zijne komst wordt tegen den. loden dezer maand te gemoet gezien. Op dit oogen- blik bevindt de koning zich te Singapore, en in navolging der luisterrijke ontvangst, hem daar bereid, zal ook de receptie te Batavia waardig eru plcgbig zijn. Dij de aanliomob tor rocdo, Ao- koning reist met vijf oorlogschepen zal hij door den resident van Batavia aan boord verwelkomd, en bij het aan wal stappen door den legerkom- mandant en den kommandant der marine opge wacht en begroet worden. Yan den Boom tot Rijswijk zullen troepen geschaard staan, de caval- lerie der Bataviasche schutterij zal den vorst tot eere wacht verstrekken, en hare infanterie post vatten op het plein vóór het hotel van den gou verneur generaal. In dat gebouw zal de koning met zijn onmiddellijk gevolg zijnen intrek nemen, terwijl ten behoeve der verdere volgelingen een groot huis op het koningsplein gehuurd is. Daar men niet verneemt, dat de gouverneur-generaal voornemens is, zich naar Batavia te begeven, zal de koning vermoedelijk naar Buitenzorg komen. Het geheele bezoek is van zuiver vriendschappe- lijken aard, en schijnt van de zijde des konings, die nog jong is en niet veel meer dan twintig jaren telt, alleen kennismaking met naburige staten ten doel te hebben. Daar de koning het Engelsch wel niet spreekt, maar toch verstaat, zal het niet moeijelijk vallen met hem van gedachten te wisselen. D. v. Z. cn 's H. In de afgeloopen maand Maart hebben de rijksmid delen (hoofdsom en opc.) opgebragt ƒ7,613,077.79 tegen 7,359,715.76^ in Maart 1869 en tegen een raming van 6,146,288.53. De opbrengst van het eerste kwartaal 1871 be draagt 17,655,270.49i tegen 17,766,963.22^ over hetzelfde tijdvak van 1870 en tegen een raming van ƒ18,438,865.59. De minister van marine heeft ter kennis van belanghebbenden gebragt, dat dit jaar drie jonge lingen na afgelegd examen als scheepsklerk zullen kunnen worden aangesteld. De jongelingen die tot dit examen hetwelk in de maand Augustus zal plaats hebben wen schen te worden toegelaten, moeten zijn Nederlan ders, en op 1 Januarij van dit jaar den ouderdom van -15 jaren hebben bereikt, doch mogen hun 18e jaar nog niet zijn ingetreden; alzoo komen alleen zij in aanmerking die geboren zijn in de jaren 1854 of 1855. Ouders of voogden, die verlangen dat hunne zonen of pupillen bij het examen mededingen, moe ten daartoe vóór ultimo Julij a. s. een verzoek schrift op zegel indienen aan den minister van marine, met de daarbij behoorende stukken, in de Staats-Courant no. 87 vermeld, die tevens nadere bijzonderheden bevat. Zie verder voor Binnen- en Buitenlandhet Bijvoegsel

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1