1871. JV» 30. Vrijdag 14 April. 58ste jaargang. BEKENDMAKINGEN BINNENLANDSCHE BERIGTEN. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal ioo binnen als buiten Goes 1,76. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 e. COURANT. Gewone advertentiën worden a 15 e. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a 1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. van liet Gremeente-be stuur. VEEPEST. De BURGEMEESTEK der gemeente GOE3 brengt, naar aanleiding eener circulaire van den heer commissaris des konings in deze provincie van den 7 April jl. A no. 2203/1, 3e afdj ter openbare kennis, dat .de VEEPEST zich op meer dan een punt in BELGIË vertoond heeft, en Zee land, door zijne nabuurschap met dat rijk, bloot staat aan het gevaar van overbrenging der ziekte. De burgemeester voornoemd vestigt met den meesten ernst de aandacht der landbouwers en veehouders op dit gevaar, en geeft hun den dringenden raad, om geen vreemde koop lieden bij hun vee toetelaten, dewijl de besmetting door dezen ligtelijk kan worden overgebragt. Eindelijk worden de belanghebbenden herinnerd aan de bepalingen van art. 13 der wet van 20 Julij 18?0 (Stbl. no. 131) volgens welke de houder of hoeder van vee verpligt is, op straffe eener geldboete van f 25 tot 75 dadelijk bij den burgemeester der gemeente aangifte te doen, wan neer zich bij eenig stuk vee verschijnselen van eene besmet telijke ziekte openbaren. Goes, den 8 April 1871. De Burgemeester voornoemd, M P. BLAAUBEEN. COMMIES TER SECRETARIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren gen ter openbare kennis, dat door hen op den 1 April jl., tot commies ter secretarie dezer gemeente is benoemd: de heer dhr MEIJNART JOHAN DE MAKERS VAN SW1N- DEREN, die den 17 dezer in functie zal treden verzoe kende mitsdien Burgemeester en Wethouders den benoemde als zoodanig te erkennen. Goes aen 12 April 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN De Secretaris, H A R T M A N. Opbrengst van de eolleete. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES bren gen ter openbare kennis, dat de collecte, op jl. Vrijdag fehouden, voor het verschaffen van zaaigranen aan de dooi en oorlog verarmde Fransche landbouwers, heeft opgebragt de som van Honderd acht en vijftig gulden vjjt' en zeventig cent. Burgemeester en Wethouders betuigen hunnen aank voor de bijdragen der ingezetenen, met mede- deeling, dat het bedrag aan het alhier gevestigde comité overgemaakt en door dit met erkentelijkheid aangenomen is. Goes den 12 April 1871 Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN, De Secretaris. H A KT M A N. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van 's HEER ABTSKERKE c. a.roepen bij deze op Vi*aclit- rijdei'S, genegen tot het vervoer van ZAND, benoodigd voor den weg loopende van af de Hof stede van David Koster te Sinoatskerke tot aan het scheid van den Sinoutskerkschen Zandweg tot het inleveren hunner inschrijvings-biljetten bij den Bur gemeester of den Wethouder M. Stevens e, hij wien nadere inlichtingen verkrijgbaar zijn, zulks vóór of op 1 Mei aanstaande. Burgemeester en Wethouders voornoemd, B. VERMANDE, De Secretaris, Z. D. van der BILT LA MOTTHE. HET SPOOK. Toen wij in ons laatste nummer dc treurige gebeurtenissen te Parijs en hare aanleiding be spraken, gaven wij als onze meening te kennen dat er inderdaad te billijken oorzaken bestonden tot ontevredenheid en opgewondenheid. Wij heb ben daarmede fn de verste verte niet bedoeld de dolzinnige handelingen van de aanhangers der Commune te vergoelijken. Maar wij wenschten er slechts op te wijzen hoe verkeerd het is, de gewel dige omkeeringen in de maatschappij te willen ver klaren door eenige magtspreuken en groote woorden. Dit laatste geschiedt ook al te dikwerf met de magt, die wij aan het slot onzer vorige beschou wing noemden, het socialisme. Wij gaven ons opstel tot opschrift: het spook"; daarmede bedoelen wij dat zelfde socialisme. Want, al heeft de geestige pen van Hildebrand ons niet kunnen bewegen naar de terugkomst van den tijd, „geloovende aan dui velen en spookverschijningen," te verlangen, er zijn wel degelijk verschijnselen in de maatschappij die door velen als spookgestalten worden gevreesd. Daaronder is het socialisme niet de geringste. En toch, het lag op den natuurlijken weg, dat de maatschappelijke vraagstukken eenmaal dreigend zouden oprijzen. De groote omwenteling van 1789 deed reeds voorzien wat eenmaal zon geschieden, wat thans reeds gedeeltelijk feiten zijn. Babeuf, die in 1796 op het schavot zijn leven verloor, verdedigde reeds tijdens de eerste Fransche omwenteling, in zijn blad, de Volkstribune, op ruwe wijze en hij zou ze, ware hem de magt gelaten te vuur en te zwaard hebben toegepast de beginselen, die men thans eenigzins gewijzigd, ontwikkeld en beschaafd den naam geeft van socialisme. Die naam geeft het reeds te kennen-: eene hervorming der maatschappij wordt hier bedoeld. Nu zal ieder die zich reken schap geeft van hetgeen hij om zich heen ziet gebeuren, moeten toestemmen dat de maatschappij inderdaad hervorming behoeft. Ja, het is waar, de tijden zijn veranderd, ja, het is waar, er zijn blanke slaven in ons midden wie die het zal durven ontkennen? Hervorming der maatschappij is dus op zich zelve niet te verwerpen. Welke echter is de groote fout van velen die, werkelijk ter goeder trouw, hun leven wijden aan de oplossing van de maatschappelijke vraagstukken Zij willen het onbereikbare; zij ineenen dat liet mogelijk zou zijn gelijkheid te verwezenlijken. En dit is niet mogelijk. Niet één enkelen dag zou in eene be schaafde maatschappij eene algemeene gelijkheid kunnen bestaan. In een maatschappijals wij dit woord hier mogen bezigen van wilde, weinig behoefte kennende heidenen, zou zij welligt eenige kans meer hebbenmaar ook daar zou zij op den duur onmogelijk blijken. Gelijkheid sluit vrij heid uitgelijkheid zou de zedelijke dood der maatschappij wezen. Onze lezers begrijpendat hier sprake is van een gelijkmatige verdeeling van goederen. Dat toch is het groote doel der socialisten en communisten. Dat streven is op dit oogen blik een der oor zaken die het Burgerbloed hij stroomen in de hoofdstad der beschaafde wereld doen vergieten. De mannen die zich met verachting van orde en vrede te Parijs de magt in handen hebben weten te klemmen, zijn ter goeder of ter kwader trouw, voorstanders dier onmogelijke gelijkheid. De ellende en de smaad die thans over Parijs worden uitgestort, zijn weder wapenen voor alle vrienden van den goeden ouden tijd. »Dat zijn dan nu de gevolgen van het geprezenliberalisme" zegt men. Ach, dat men toch eens oogen hadde voor het wezen der zaak eri al de onreine om- hulselen in hunne onwaarde liet! Neen, vrijzinnigheid behoeft niet tot plundering en moord te leiden; die bangmakers zijn nu reeds zoo lang gebezigddat het toch eindelijk eens tijd wordt dat niemand ze meer durve gebruiken. Tot zelfs de opregtste republikeinsclie fransche dagbladen (en daardoor reeds is een bewijs ge leverd voor onze meening, dat vrijzinnige denk beelden niet die zijn van gewelddadige, maatschap pelijke omkeeringen) hebben zich met hevigheid verklaard tegen de misdadige pogingen der Pa- rijzenaars. Want elke misdaad, gepleegd om een verbetering tot stand te brengen, blijft toch een misdaad. Reeds in 1848 heeft men in Parijs door het oprigten van nationale werkplaatsen gemeend het sociale vraagstuk te kunnen oplossen men liet 100000 arbeiders op staatskosten werken, straten plaveijenlantaarns poetsen enz. Men had het paard van Troje binnen gehaald met 100000 oproerige, luije werklieden. Even als thans was ook toen Blanqui een der mannen die aan het hoofd der oproerige beweging stond. Moeten wij nu tegenover deze verschijnselen sidderend terugtreden? Moeten wij doen of dit alles niet bestaat? Of zou men den werkman niet met geweld tot rede kunnen brengen Niets van dit alles. Het is toch niet te weer spreken de toestand der arbeidslieden is niet zooals hij moest wezen. Meer en meer en laten wij er bijvoegen „ge lukkig" meer en meer verrigten de machines het werk der handen; de handwerkers worden beter onderwezen, dit doet hen hunne waarde als mensch heter gevoelen. Wanneer, en dit is slechts al te veel het geval, de arbeider te weinig verdient om zijn gezin te onderhouden en sommige lieden, dikwijls ter kwa der trouw, hem wijzen op de rijken die baden in weelde; wanneer zij hem opruijen om zich regt te verschaffen, dan is het zoo begrijpelijk moge lijk, dat de vreesselijkste schokken niet uitblijven. Want, dit moet men wel in het oog houdende werklieden vormen de meerderheid; wanneer zij zich aaneen sluiten en de Internationaledie in de groote steden, ook van ons land, ijverig werftbewijst die zamenwerking vormen zij een verpletterend overwigt. De arbejders-vereenigingen en de werkstakin gen, die bijv. in Engeland met gruwelijken on- derlingen dwang zamengingen; bladen, die de organen van den arbeider willen zijn, zooals hij ons de Toekomst, de Werkman enz., bewijzen zij niet dat overal een gisting bestaat? Wat te doen? Onderwijs enkel baat niet. Teregt zeide professor Brill, in een de vorige week te Utrecht gehouden vergadering van het genootschap Nuttige kennisdat onderwijs dan eerst het zekere geneesmiddel zou blijken te zijn, wanneer geen enkele socialist kon lezen of schrijven en er onder hen die dit wel kunnen, noch luiaards, noch nij digaards werden aangetroffen. Godsdienst dan En hier komen wij tot een opmerkelijk verschijnsel. Terwijl De Toekomst spreekt van uitzuiging en van de „witte, vette handen der rijken", gewaagt De Heraut, door den zeer regtzinnigen predikant Kuyper te Am sterdam geredigeerd, van de staatsburgerlijke regten der werklieden, die zij op den voorgrond moeten stellen OpgepastRoomschen en orthodoxen trachten zich meester te maken van de groote drijfkracht die de ontzaggelijke strooming in de arbeiders wereld aanbrengt. Die wereld is nu niet juist de meest verlichtste, al is zij welligt de meest verdienstelijkste. Zij zal dus godsdienstige en maatschappelijke overdrijving te eerder voor goede munt aannemen. In een boekje dat dezer dagen verscheen Be arbeiderskwestie en de kerk (ingeleid alweer door ds. Kuyperwordt gezegd dat alleen de terugkeer tot het regtzinnige geloof de kwestie zal oplossen. Immers" zoo heet het daarin op bl. 20 »de ge boden Gods zijn een omheining met tien palen (onze lezers begrijpen dat hier sprake is van de 10 geboden) »al sprong men ook slechts over een dier tien heen, dan is men toch buiten de heiningen dus buiten het gewijde erf." De arbeiders vraag dreigt ons dus met een dubbel gevaarkerkelijke overheersching en maat schappelijke dwingelandij. Er is slechts een middel de liefde tot onzen naaste. Ook de geringste ar beider is een even nuttig lid der maatschappij als deze of gene excellentie, dikwijls nog vrij wat nuttiger. En waarom dan nog die voornaamheid als ware die arbeider een „mindere man." Wan neer de liberale partij inderdaad dien naam ver dient, kan zij door zamenwerking, door broeder liefde een spooksel verdrijven, dat nu nog dreigend voor ons staat. Veronachtzaamt zij dit, dan zal de schok, dien de maatschappij zal ontvangen, een zoodanige wezen, waarbij de omwenteling dei- vorige eeuw kinderspel zal schijnen. Het liberalisme kan dus juist het middel zijn tegen het kwaad dat sommigen als een gevolg van het liberalisme willen doen voorkomen. t» GOES, 13 April 1871. De leden van de tweede kamer der staten-gene- raal zijn ter vergadering opgeroepen tegen Dingsdag den 18 dezer maand. Op 19 Junij e. k. zal te 's Hage examen worden gehouden voor de betrekking van landmeter en landmeter bij het kadaster. Wij hebben er nota van genomen dat de voor malige oppositie in den raad, die zedelijk het arm bestuur tot aftreding heeft genoopt, in haar orgaan alle verantwoordelijkheid van zich afwerpt om een nieuw armbestuur te vormen. Ook dat, als zij uit een gevoel van waar liberalisme (sic), de keuze vestigt op liberalen, zij het niet helpen kan dat deze bedanken. Plaatsgebrek verbiedt ons ditmaal reeds die cu- rieuse politiek van de oude oppositie breedvoeri ger te behandelen. Wij hopen er spoedig op te rug te komen. Wij hebben van bet departement van finantiën ontvangen de staten van de in-, uit- en doorge voerde voornaamste handelsartikelen, gedurende de maand Januarij 1871, welke staten aan ons bureau voor belangstellenden ter inzage liggen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1