1871. JW 27.
Vrijdag 31 Haart.
58ste jaargang.
BEKENDMAKINGEN
KIEZERSLIJSTEN.
Vaststelling der Kiezerslijsten.
Aanneming van Schoolleerlingen.
De liberale partij en de landsverdediging.
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
URANT.
Gewone advertentiën worden it 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels it 1,-
Dienst-aanbiedingenniet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
Vis inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie urendes namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomen^ moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
van liet Gremeente-bestuur.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat tengevolge van ingediende
bezwaarschriltendoor den,raad alsnog zijn geplaatst
1". op de lijst van Kiezers voor leden van den Gemeenteraad
ENDE Cz. MARINES GERARD US VAN DEN
2°. Op de'-lijsten van Kieiers voor leden van de Tweede
Kamér en de Provinciale Staten t)
HOLLANDER, ANTHONIE DEN <1+
als beiden voldoende aangeslagen in de belastingen om de be
voegdheid te bezitten, voor die kiezers door de wet gevorderd.
Goes, den 30 Maart 1871. a
Burgemeester en Wethouders van Goes,
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris.
HARTMAN.
De BURGEMEESTERjvan GOES brengt bij deze ter al-
gemeene kennisdat dé \Gtjsten ran de [Kiezers roor
Geilen ran tie Ttreetle Kamer tier Slaten-Generaal
tie PrortnetaletSlalen en den Gemeenteraad op heden
bepaaldelijk vastgesteld en gesloten zijn, nadat daarvan nog
geschrapt iswegens overlijden
CORNELIS CHRISTIAAN VAN den BOSCH,
alsmede dat de|lijsten dadelijk ter gewoner plaats in deze
gemeente aangeplakt, en andermaal op de secretarie voor
een ieder ter inzage nedereelegd zijn.
Goes, den 30 Maart 1871.
De Burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken
bij deze bekend, dat de plaatselijke school-commissieter
voldoening aan het bepaalde bij art. 6 der verordening, rege
lende het onderwijs in deze gemeente, vastgesteld door (Ten
gemeente-raad den 12 December 1859lol het aannemen
en toelaten ran GKEKf.Hft.".1 op de scholen roor
Gag er Onderwijs en de Hewaarsehoolzitting houden
zal ten raadhuize, op Woensdag den 5 April a. s., des mid
dags ten 12 ure, en noodigen een ieder uit, om van die
felegenheid gebruik te maken tot het opgeven van de kin
eren, die men na de vacantie verlangt op eene der bedoelde
scholen te zendenaangezien ditzonder de toelating der
school-commissie niet vermag te geschieden.
Goesden 30 Maart 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN
De Secretaris,
HARTMAN.
De DIRECTEUR van het Postkantoor te Goes maakt aan
het publiek bekend, dat van af\ April 1871, het vertrek
der Diligence naar; Middelburg zal plaats hebben des
morgens ten 6 ure 30 min. en des avonds ten 4 ure 30 min.
De laatste busligting heeft dus plaats des morgens ten 6
ure en des avonds ten 4 ure.
Goes, 30 Maart 1871- De Directeur,
M E IJ L I N K.
Het is reeds vóór het einde van den jongsten
oorlog gezegd en- de feiten bevestigen die woor
den Europa wordt een honderd jaar op den
weg der beschaving teruggevoerd. Het regt
van den sterkste is in al zijn bloedigen glorie her
steld. Twee soldatenrijken, Rusland en Pruisen,
hebben het lot van ons werelddeel in handen
en zij, die in dit overwigt geen gevaar voor
den vooruitgang en de beschaving ineenden te
moeten zien, zullen zich weldra bitter teleurge
steld gevoelen. Wat Harrison zeide van Engeland
is volkomen van toepassing op ons Vaderland en
zoovele kleine staten in Europa, die meenden dat
eene ontwapening op den weg dezer eeuw lag.
„Maar nu zal dan" zegt de begaafde schrijver
in de Fortnightly Review „nu zal dan de oorlog
in zijn eer hersteld worden. De normale vorm
des levens zal de militaire worden. Ons bur
gerlijk leven zal eene geheele hervorming onder
gaan. Eik burger moet soldaat wezen. Elk burger
lijk persoon spreekt van kanonnen, granaten, aapt
de taal van den menschenslagter na. V. Moltke
en v. Bismarck zijn de groote mannen van onzen
tijd. Pruisen is onze modelstaat van een gewapend
en gedrild volk. De groote kwestie van den dag
is de hervorming van ons legerstelsel. Onze uit
spanning bestaat in het praten over de gebeur
tenissen van die groote slagtingen. Onze literatuur
is het schilderachtig verhaal van den veldslag of
iet beleg. En zoo gaan wij, ivat puhlielee moraliteit
betrefteen eeuw terug. De echte type der mensclie-
lijke zamenleving wordt de militaire; elk meê-
doogenloos strategicus is een held; elk gewetenloos
complotten maker een staatsmandie natie in
Europa welke het best gedresseerd en gewapend
is, zal in de voorhoede der hedendaagsche beseha-
viug gaan. Onzinnig en verstompendEn dit
hebben wij aan Pruisen te wijten
Helaaswie die den vooruitgang lief heeft
moet niet met diepe smart erkennen dat die woor
den de geheele waarheid bevatten? Wij liberalen,
wij haten het militairisme, wij haten den korpor-
ïaalsstok, wij haten den verlammenden invloed
der militaire dressuur. Daarom hebben wij altijd
onze stem verheven tegen alle onnoodige uitgaven
op onze oorlogsbudgettendaarom protesteerden
Wij tegen de poging om een leger in ons land
te vormen dat tegenover de burgerlijke maat
schappij een jonker domachtige houding zou
bezitten.
Wij bestreden de doodstraf in onze wetten en
wij verachten den oorlog. Wij zagen met vreugde
de beulen-bezoldiging van de staatsbegrooting
schrappen, wij zouden met niet minder geestdrift
de staande legers zien verdwijnen.
Men zou meenen dat dergelijke gevoelens zelfs
geen aanleiding zouden kunnen geven om de vrij
zinnige partij verdacht te doen voorkomen.
Toch wel. Wordt de groote trom geslagen te
gen de liberalen, dan zijn 'm niet alleen de oor
zaak dat Nederland zijne koloniën en 2ïjn welvaart
zal verliezen, dan zijn zij niet alleen de aanleiding
tot ontzedelijking des volks, maar dan zijn zij
ook bitter slechte vaderlanders. „Immers," zoo
spreekt de heer Groen van Prinsterer „in de schat
ting der liberalen, is prijsstelling op het kenmerk
van onze nationaliteit een schadelijk en dus, tot hun
spijt, niet licht uitroeibaar vooroordeel van de heffe
des volks, van het nietdenkend gedeelte der natie."
Deze woorden, uit den mond van het erkende
hoofd der orthodoxe partij, zijn een argument te t
meer tegen den tijd der verkiezingen. De libe
ralen zijn geen ware vaderlandersWij tarten
ieder, den bekwamen geschiedvorscher wiens woor
den wij aanhaalden, niet het minst, te bewijzen,
dat deze stelling, den liberalen toegedicht, waar
heid bevat.
Ja, wij willen het gaarne erkennen, wij hul
digen het wereldburgerschap in den uitgestreksten
zin. Wij zien in alle menschen onze broeders;
wij bestrijden alles wat strekken kan om den
haat der volken aantewakkeren. Maar zouden
wij daarom geen goede vaderlanders kunnen zijn
Ook voor ons bestaat de geschiedenis en wij zul
len het nooit vergeten hoe ons volksbestaan za-
menhangt met de bloedige worsteling voor de
vrijheid. Maar wij begrijpen wat gij bedoelt met
uw „kenmerk onzer nationaliteit." Dat kenmerk
is, lezers hoort hetGereformeerd bloedWelnu,
dat kenmerk bestaat voor ons niet. Wij stellen
prijs op ons onafhankelijk volksbestaan omdat wij
een eigen geschiedenis, eigen taal, een 'op het
water veroverd land bezitten. Wij hechten aan onze
onafhankelijkheid omdat wij een vrij volk willen
blijven, maar wij verloochenen geenszins onze na
tionaliteit omdat wij in onze scholen verdraag
zaamheid, niet enkel voor de gereformeerden, maar
voor alle mogelijke denkwijzen, willen geleerd
hebben.
Hoewel wij den oorlog verafschuwen, hoewel
wij met hart en ziel den bond des vredes steunen
wij zouden, zoo ons Vaderland werd bedreigd,
met daden toonen dat wij niet lafhartig zijn. Op
offeringen willen wij ons getroosten voor onze
onafhankelijkheid. De treurige toestand van Eu
ropa dwingt er ons toe, althans zoo wij den naam
van een vrije natie willen behoudem Laster is
het, de liberalen voortestellen als verachters on
zer nationaliteit.
Maar wij zullen ons daarom niel in een Prui-
sischen dresseerstaat laten herscheppen. Daartoe
zit ons het vrijheidsgevoel nog te veel in merg
en been. Wij willen onze ontwikkeling niet ver
stikt zien door legerorganisaties. Wij verlangen
dus in de eerste plaats dat men het zoo gewigtige
regt om oorlog en vrede te verklaren overbrengt
bij de volksvertegenwoordiging. Daarna dat men
ons land in een zoo volmaakt mogelijken toestand
van verdediging brenge, zonder het tegelijk finanti-
eel uitteputten en het zoodoende te zwak te maken
voor zulk een zware wapenrusting. Men voltooije
onze verdedigingslinien, men oefene ieder jonge
ling en man in den wapenhandel (verbetere dus
de wetten op militie en schutterijen) en hervorme
de militaire wetten. Want er bestaat nog altijd
een kaste, die van het leger een soort van aristokra-
tisch werktuig wil maken. Toen in de vorige week
de wakkere afgevaardigde van Middelburg, de heer
v. Pekhet voorstel deed om de bepaling te laten
vervallen, dat officieren die zonder toestemming
des konings een huwelijk aangegaan hebben, uit
de dienst kunnen worden ontslagen, ontzag de con
servatieve heer de Casembroot zich zelfs niet, er met ze
kere minachting van te gewagen dat in Nederland
„de zoons van bakkers en slagers" zelf officier
konden worden Dien de Casenrbrootschen geest
nu, zullen wij immer bestrijden. Wij verheugen
ons dus zeer dat het liberale voorstel van den
heer v. Pek door de tweede kamer is aangenomen
al viel het ons niet vreemd, dat de afgevaardigde
van ons district, de heer Saaymans Vader, tegen
het voorstel stemde. Mogten toch, door dergelijke
stemmingen, de oogen der kiezers eens opengaan!
En er bestaan nog zooveel bepalingen in de
militaire wetboeken; die er niet in moesten blij
ven. Nog wordt in het Reglement van krijgstucht,
aciuer mi. ai, nenuiieru, utu. uei vciumjrcn
(voor militairen natuurlijk) door geschriften de
maatregelen en voorschriften te beoordeelen. Nog
worden de soldaten in het Nederlandsche leger
gestraft door onthouding van hun gewoon eten
en het met een ijzeren keten kromsluiten. Maar
al verheffen wij tegen deze verkeerdheden onze
stem daarom achten wij toch de verdediging onzer
onafhankelijkheid eene gewigtige zaak. Wij zijn
overtuigd dat zij mogelijk is; maar, men woekere
met de gelden en den tijd. Men werpe onze
belastingpenningen niet weg. Want dit is ge
schied De schatten die zijn besteed aan de
thans gesloopt wordende vestingen in Noordbra
bant en Limburg zijn geheel onnut besteed. Stiel
tjes heeft het medegedeeld, hoe de geheime drijfveer
tot de instandhouding dier vestingen is geweest
raad eens onze verdediging neen, de her
overing van Belgie." Nog in 1845 liet een onzer
meest bekende staatslieden geschiedkundige on
derzoekingen instellen naar de beste wijze om
België aantevallen.
Wij hebben dus regt openbaarheid en nog eens
openbaarheid te eischen, voor alles wat in verband
staat met onze verdediging. Zulks is de pligt
onzer vertegenwoordiging, niet minder dan om bij
een minimum van uitgaven een maximum van
verdediging te verkrijgen. Maar dat men de li
berale partij niet verdacht make, door te bewe
ren dat zij de waardering van ons onafhankelijk
volksbestaan een vooroordeel acht. Deze uitspraak
zou een verkeerde voorstelling te meer zijn.
Slot van den briej uit 's Plage van 26 Maart.
De minister van marine was bij de behande
ling zijner wet op de bevordering der zeeofficieren
minder gelukkig wat het resultaat betreft. Die wet
heeft menige ingrijpende verandering ondergaan
en het door den minister warm verdedigde stelsel
van uitbreiding der bevordering bij keuze is uit de
wet geligt, terwijl daaruit tevens is verdwenen
het reeds bestaande voorschrift, dat een offiicier,
zonder toestemming van hooger hand in het hu
welijk tredende, ontslagen wordt, en zulks op voor
stel van den heer van Eek en met vrij groote
meerderheid. Intusschen, dit punt uitgezonderd,
gebiedt de onpartijdigheid er op te wijzen dat de
aangenomen amendementen nopens het stelsel bij
keuze, volgens den heer van Routen zelf, niet die
groote beteekenis hebben welke velen er aan hech
ten, zóó dat de aanneming er van den minister
zoude hebben moeten nopen de aldus geamen
deerde wet intetrekken. Immers, de heer van Houten
betoogde, dat noch zijne bestrijding, noch zijne amen
dementen noch die van den heer de Casembroot eigen
lijk gerigt waren tegen het stelsel des ministers.