4 III. Nog zegt de Voorzitterdat burg. en weth, met het oog op de kon. besluiten van 15 November 1856 en 2 December 1863 (Stbl. no. 115 en 133) gemeend hebben, aan beeren ge deputeerde staten mededeeling te moeten doen van de benoeming van den heer E. van den Bosch tot secretaris-penningmeester bij het bestuur van het Gasthuis, omdat aan de herstemming, tus- sclien den benoemde en den heer de Eouw de vader van eerst- gemelde, het raadslid C. C. van den Bosch, heeft deelgenomen dat ged. staten verzocht hebben eerst om het besluit der be noeming en later om een volledig extract uit de notulen, het geen hun ook is toegezonden, ten einde de zaak aan het oordeel der hooge regering te onderwerpen; en burg. eu weth. in afwach ting van die beslissing, het besluit tot benoeming van den heer E. van den Bosch tot genoemde, betrekking nog niet aan hem hebben uitgereikt. Ook dit wordt voor notificatie aangenomen. IV. Eindelijk geeft de Voorzitter kennis, dat de eenige lijderes aan kinderziekte in deze gemeente, volgens verklaring van den geneesheer, die haar behandeld heeft, is hersteld en er dus voor het oogenblik geene kinderziekte in de gemeente is. De Voorzitter voegt daarbij, ook als vervolg op de mededee ling in de vorige vergadering, omtrent de maatregelen, ter voor koming van de epidemie der kinderziekte; 1°. dat burg. en weth. de hoofdonderwijzers en schoolhouders in deze gemeente hebben herinnerd aan art. 59 der verordening in het belang der openbare gezondheid, het voorschrift bevattende, dat geene kinderen de scholen mogen bezoeken dan waarvan blijkt, dat zij gevaccineerd zijn of de kiuderziekte gehad hebben en dat het registev, ingevolge art. 60 dier verordening is opge vraagd; dat op de school van den bijzonderen onderwijzer N. Pos zich eenige leerlingen bevonden, die niet gevaccineerd waren, en die ook de kinderziekte niet gehad hadden; doch welke kinderen van de school zijn verwijderd 2°. dat de besturen der instellingen van weldadigheid door burg. en weth. zijn uitgenoodigd hun iuvloed aan te wenden bij hunne verpleegden, enz., opdat deze zich zouden doen vaccineren of revaccineren en dat daarop van alle instellingenuitgezonderd van de diaconie der Evang. Christ, gemeente, antwoord is ontvangen. De brief van burg. en weth., zoowel als de ontvangen berigten, worden daarna door den secretaris gelezen, en hierdoor blijkt dat burg. en weth. onder de maatregelen, die leiden kunnen om de epidemie te verhoedenof ten minste te verzwakken, de vaccine en revaccine rekenenen daarom dringend aanbevelen dat de besturen hun invloed bezigendat van dit middel zooveel mogelijk worde gebruik gemaakt; dat het burgerlijk armbestuur al de weezen (die bereids gevac cineerd waren) heeft doen revaccinerenen zijn beginsel gehand haafd, dat vaccinatie en schoolgaan der kinderen van de verpleeg den voorwaarde 'voor de bedeeling is doch dat het op de be deelden zeiven geen dwang heeft willen uitoefenen

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 8