1871. M 15. Vrijdag 17 Februarij, 58ste jaargang. BIJ DIT NOMMER BEHOORT EEN BIJBLAD. BEKENDMAKINGEN van het Gemeente- bestuu r. op Vrijdag den 17 Februarij 1871, HULP-GASTHUIS. HET MINISTERIE EN EENIGE KOLONIALE BINNENLAND3CHE BERSGTEPJ. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1.75. Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1G regels 1,- Dienst-aanbiedingenniet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezoöden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. OPENBARE VERGADERING van den JSJtt Bi aiWTBi- UA.A.n te GOSSê, ten itaadhuize aldaar, des avonds ten 7 ure. PUNTEN VAN BEHANDELING: 1. Mededeelingen, ingekomen stukken. 2. Benoeming van een lid der gezondheids-commissie. 3. Idem van een lid der commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar onderwijs. 4. Af- en overschrijving op de begrooting voor 1870. 5. Verzoek van mej. Timans om ontslag als hulponder wijzeres. 6. Wijziging der instructie voor den secretaris-penning meester bij het burgerlijk armbestuur. 7. Bepaling van den borgtogt voor den te benoemen se cretaris-penningmeester bij het armbestuur en van het Gasthuis. 8. Aanbeveling voor een secretaris-penningmeester bij het armbestuuren idem van het Gasthuis. 9. Voorstel van dr. Callenfels omtrent de besteding van de kieeding der politie agenten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat door hen ter hunner vergaderkamer in het Raadhuis op Zaturdag den 25sten Fe bruarij des namiddags ten 1 ure, in het openbaar zal worden aanbesteed Het maken onderhouden en weder afbreken van een Hulp-Gasthuis ter verpleging van eventuele poklijders. Bestek en voorwaarden liggen ter secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage dagelijks van des voormiddags 9 tot des namiddags 2 ure, terwijl op Donderdag den 23sten Februarij des voormiddags ten 10 ure de aanwijzing in loco zal plaats hebben. Goesden 15 Februarij 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De secretaris, HARTMAN. VI. In de vijfde plaats mag van dit kabinet ver wacht worden de regeling der geldelijke verhou ding tusschen Indië en het moederland en in verband daarmede, de herziening der comptabi liteitswet, welke ook in verschillende opzigten gebleken is soms belemmerend te werken, hetgeen dan aan de bestrijders van haar beginsel en vooral van de vaststelling der O.-I. begrooting bij de wet, gereede aanleiding geeft om aan liet beginsel te wijten wat aan gebrekkige of min juiste bepa lingen nopens de toepassing is toe te schrijven. Beide deze onderwerpen zijn voor den beer van Bosse vooral alles behalve nieuw of vreemd, en ook in dat opzigt kan de optreding van een financieman aan het hoofd van liet departement van koloniën, nuttige en hoogst practische resul taten opleveren. Over de financiële verhouding tot het moederland en over de quaestie van vaste of andere bijdrage uit O.-I. aan de Nederlandsche schatkistheeft hij sedert zijne weder-optreding in 1868 met den heer de Waal van gedachten gewisseld en meermalen zijne eigen meening in de kamers geuit. Hij gaat uit van het beginsel, dat Nederland allezins regt heeft op eene bijdrage uit het kolo niaal overschot niet alleen als terugbetaling voor de velerlei uitgaven, die wij voor de koloniën, als zoodanig doen, maar ook uit hoofde van het gemeenschappelijk belang en van de politieke een heid. De financiële administratie is wel geschei den, maar de schatkist is één, en even als wij geroepen zijn geworden of zouden kunnen worden om Indië financieel bij te staan, even zoo mag Nederland van zijne overzeesche bezittingen ooU directe geldelijke voordeelen genieten. Echter on der deze voorwaarde, dat vooraf in de redelijke behoeften van Indië zelf met onbekrompen hand worde voorzien. De liberale partij, wel verre van de directe of indirecte voordeelen uit Indië te ver smaden, wil deze alleen niet, gelijk vroeger, ten koste der inlandsche bevolking, wier tijd en arbeid, óf geheel onvergolden, óf tegen inhouding van een deel van zijn regtmatig loon werd gevergd, terwijl alle middelen, om de materiële welvaart en het vertier van Indië te bevorderen, jaren achtereen afstuitten op de orders van hier uit gaande om toch maar een zoo groot mogelijk batig slot te fourneren. Van daar dan ook de beduidende stijging der uitgaven in Indië, waar aan zelfs conservatieve ministers geen weerstand meer konden bieden nadat eenmaal met het stel sel gebroken was, om alles opteofferen, alles ondergeschikt te maken aan het koloniaal batig slot waaruit onze amortisatiën, onze spoor- en waterwegen, onze afschaffing van belastingen moes ten gevonden worden. Geheel in verband met die zienswijze staat dan ook de stelregel dat Nederland niet te veel moet blijven rekenen op de O.-I. baten. Dat stelsel heeft de heer van Bosse altoos voorgestaan en werd daarin zelfs in 1858 door zijn toenvnaligen ambtgenoot Rochussen getrouw ter zijde gestaan. Gaandeweg moesten de Nederlandsche financiën meer en meer onafhankelijk worden gemaakt van de Indische baten, die wederom (behalve van de toeneming der behoeften in Indië zelf) afhankelijk waren van oogsten en marktprijzen, op hunne beurt weder afhankelijk van Europesche of andere ge beurtenissen en evenementen. En als waarschu wend voorbeeld heeft de heer van Bosse dan ook meermalen gewezen op het jaar 1848 toen hij met de portefeuille van financiën belast, in de grootste ongelegenheid geraakte, vermits de kolo niale producten, waaruit het batig slot moest ko men, schier onverkoopbaar waren. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat het plan der inkom sten-belasting in onafscheidelijk verband stond met de regeling der financiële verhouding en het daarstellen van een vasten grondslag voor 't financieel beheer. Wij moeten er naar streven onze eigen uitgaven in de eerste plaats te dekken uit eigen middelen, met bijberekening van eene ma tige bijdrage uit O.-I. en wij zijn het geheel eens met den heer van Bosse als hij ten vorigen jare bij de behandeling der staatsbegrooting, te genover de batig-slot-aanbidders quand même, als de heeren Saaymans Vader, Zinniclc Bergman, Haff- mans en andere trouwe bondgenooten, die zich daarover ook bij de O.-I. begrooting hadden uit gelaten, tegemoet voerde„dat het eene slechte staatshuishouding zou zijn indien men wilde te- rugkeeren tot den tijd toen Indië ten bate van Nederland werd geëxploiteerd. Men wil dat aan Indië gegeven worde wat Indië toekomt." Er bestaat geen enkele reden om te veronder stellen, dat, hetzij de heer v. Bosse, hetzij eenig ander lid van 't kabinet van deze leidende be ginselen afstand zouden hebben gedaan en wij houden ons overtuigd, dat bij de begrooting voor liet volgende jaar de zaak tot oplossing zal wor den gebragt, tegelijk met de plannen van den heer Blussé op wien de taak rust het werk zijns voor gangers tot verbetering van het Nederlandsch be lastingsstelsel overtenemen en te volmaken. Dat bij eene regeling der financiële verhou ding tusschen het moederland en de koloniën, de herziening der O.-I. comptabiliteits-wet als van zelf ter sprake moet komen, ligt in den aard der zaak. De heer de Waal heeft dit dau ook erkend in de M. v. Toel. tot de Indische be grooting, en dat de heer v. Bosse juist de man is om de door de ervaring bemerkte gebreken dier wet te herstellen, daarvoor pleit vooreerst zijn erkende financiële bekwaamheid en onder vinding op comptabel gebiedmaar bovendien nog het bijzonder aandeel dat hij heeft gehad aan de vaststelling en de verdediging van de hoofd beginselen dier wet tegenover de conservatieven die het zich nog maar niet verbeelden kunnen, dat het beter is, dat de begrooting ook voor Indië worde vastgesteld door de wetgevende magt, na gesteld te zijn in het licht tot beoordeeling noo- dig, en dat de Indische administratie gebonden zij aan behoorlijke regelen van beheer en ver antwoording der geldmiddelen, in stede dat de beschikking over de koloniale financiën en de regeling der uitgaven en inkomsten ginds zij overgelaten aan één minister op het Plein en aan één gezaghebber op Buitenzorg'. En gaarne be sluiten wij deze korte uiteenzetting der zaak met eenige woorden van den heer Fransen v. d. Vutte, die op 5 November des vorigen jaars, vlak na eene christelijk-historische exploitatie-rede van den heer Saaymans Vadero. a. het volgende op merkte vooral tegenover hen die de inmenging der kamer in de O.-I. financiën, en daarom ook de O.-I. comptabiliteits-wet en haar hoofdbepaling: de vastelling der begrooting bij de wet, ten sterkste hadden gelaakt. „Was het ook zoo vroeg de heer v. d. Putte, uit een financieel oogpunteen gewenschte toe stand toen de minister van koloniën zonder conlröle of verantwoording over millioenen kon beschikken? Welk gebruik werd daarvan gemaakt? Dat de minister, die 10 jaren oppermagtig over Indië en deszelfs hulpmiddelen beschikt had, die alle economische en commerciële belangen op zijde had gezet, met het oog op de financiën van het moederland, in 1840 in deze kamer tot de bekentenis moest komen dat meer dan 50 mii- lioen, het kapitaal der Nederlandsche handel maatschappij, door den Nederlandschen staat wa ren verbruikt Was de toestand zoo gewenscht, toen men winsten op koffij en suiker voorspiegelde, die er niet waren, om het stelsel van volharding te kunnen volhouden zonder medewerking der ver tegenwoordiging en tegen den wil en het belang der natie? Was in andere opzigten van die ongecontroleerde uitgaven zulk een goed gebruik gemaakt? De minister van financiën Bochussen het zij te zijner eere gezegd kwam in deze kamer met den staat B." En wij voegen er bijNa die beruchte staat B, kwam de wèlbekende vrijwillige leening van 127 millioen, doch kort daarna ook het groote be ginsel der grondwet van 1848 in art. 59 en 60 vervat: aandeel en controle der wetgevende magt in het bestuur der koloniën; wettelijke regeling van koloniale onderwerpen, hetzij uitdrukkelijk aangewezen, hetzij gevorderd zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan, en daarbijde wet regelt de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen. GOES16 Februarij 1871. Naar het Dagblad van gewoonlijk goed ingelichte zijde verneemt, zou de tweede kamer overeenkomstig het verlangen der regering den 7 Maart bijeenkomen. Het Noorden echter verneemtdat de tweede kamer is opgeroepen tegen 1 Maart. Wij hebben van het departement van financiën ontvangen de staten van de in-uit- en doorge voerde voornaamste handelsartikelengedurende de maand December 1870, welke staten aan ons bureau voor belangstellenden ter inzage liggen. Men berigt uit den Haag: Een treurig gerucht loopt hier. Bij het ver schrikkelijk spoorwegongeluk tusschen Marseille en Toulon zou de oud-minister van koloniën de Waal zwaar verwond zijn. Bij de familie is wel geen tijding ontvangendoch ten gevolge vau andere berigtenzijn reeds zijne beide zwagers naar het tooneel des ongeluks afgereisd. Naar wij vernemen zijn voor de vervulling der vacatures, alhier ontstaan door het overlijden van den hr. II. C. Pilaar, door de respective collegiën aan den gemeente raad aanbevolen Tot secretaris-penningmeester van het algem. armbestuur en weeshuisde heeren M. J. de Jongh en C. Risseeuw. Tot secretaris van het gasthuisde heeren C. de Fouiv en C. Risseeuw.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1